Op doorreis naar Nieuw-Zeeland, besloot ik - om aan het tijdsverschil te wennen en omdat ik nieuwsgierig was naar de stad - anderhalve week in Sydney door te brengen. Het is dat het zo ver weg ligt, anders zou de stad perfect zijn voor een stedentrip. Want het is verrassend dat de stad veel meer te bieden heeft dan het Opera House en de Harbour Bridge. Je kan er met gemak een week doorbrengen, al had ik er voor de zekerheid nog een paar dagen in de Blue Mountains aan vastgeplakt. Maar Sydney heeft eigenlijk alles wat je je bij een grote stad kan wensen: het heeft goede musea, prima openbaar vervoer, een mooie skyline, leuke uitgaansgelegenheden, heel veel winkels, vaak goed weer en de natuur is vlakbij: in een half uurtje zit je op Bondi Beach, in anderhalf uur zit je in de Blue Mountains. Japanners en Chinezen hebben Sydney allang ontdekt als ideale plek voor een lang weekend weg. Ik weet niet of je verliefd kan worden op een stad, maar als het kan, dan ben ik verliefd op Sydney. In New York mag meer gebeuren en als anglofiel ben ik gek op Londen, maar Sydney is fantastisch.

Sommige foto's zijn aanklikbaar. Je wordt dan doorgelinkt naar mijn flickr-account waar je de grote versie van de foto kan vinden.


Port Jackson, de haven waar Sydney aan ligt, is het sfeervolle middelpunt van de stad. Het belangrijkste deel van Sydney ligt aan de zuidkant van de haven, maar bijvoorbeeld Taronga Zoo, Luna Park en Manly Beach liggen aan de noordkant. Het noorden is sowieso het meer sjieke deel van de stad. Je kan er gemakkelijk komen met de bootjes die vanuit Circular Quay vertrekken en een hele route langs de kant afleggen en op allerlei plaatsen aanleggen. Om de tien à vijftien minuten vertrekt er wel een boot. De meest toeristische attracties liggen aan de zuidkant van de haven. De belangrijkste winkels, zoals (designer) kledingzaken of de Japanse mega-boekwinkel Kinokuniya, liggen vlak onder of in het City Business District (CBD). Evenals verschillende winkelcentra die eind negentiende eeuw in Victoriaanse stijl zijn gebouwd.



Vrijwel midden in het centrum, naast het Opera House, liggen de Royal Botanic Gardens (en The Domain, het park eromheen). Opgericht in 1816 vormen deze tuinen een mooi rustpunt van het - toch niet al te - hectische stadsleven van Sydney. In de eerste vijftien jaar fungeerden de tuinen als buffer tussen het huis van de gouverneur en de gevangenen van de strafkolonie, maar sinds 1831 is het een publiekelijk toegankelijk park. In de tuinen zijn diverse inheemse Australische planten te bekijken, maar er zijn ook dieren te vinden; in sommige bomen hangen groepjes fruit bats, ook wel bekend als flying foxes. Overdag slapen ze, al zijn er altijd wel een paar die wakker zijn en een enorme herrie maken. Aan de rand van de Royal Botanic Gardens ligt de Art Gallery Of New South Wales, een museum met een uitstekende collectie. Vooral het werk van Aussie Sidney Nolan en aboriginal schilders is de moeite waard. Ze hebben er ook een mooie museumwinkel, al wacht ik nog steeds op de boeken die ik gekocht heb en die ze me zouden toesturen (dus vraag er even namens mij naar).







Sydney (New South Wales) en Melbourne (Victoria) zijn onderling in een rivaliteit verwikkeld. Sydney heeft echter één groot voordeel: het Sydney Opera House. Dat is zo bekend en is als icoon van Sydney zo herkenbaar dat het een cliché is geworden. Maar zoals met alle clichés zit er wel een kern van waarheid in: het is niet voor niets wereldberoemd en het is een magnifiek gebouw waar je niet anders dan als een blok voor kan vallen. Het ontwerp van de Deense architect Jørn Utzon (1918-2008) is vooral bekend door de 'schelpen,' die eigenlijk de bolle zeilen van schepen voorstellen. Onbekender is de verwijzing naar de Azteekse cultuur. Dat heeft Utzon in het Opera House verwerkt door het bouwwerk op een verhoging, een soort platform te plaatsen. Daardoor krijgt het eenzelfde ereplaats als tempels in het oude Mexico.



Van veraf lijken de 'zeilen' massief te zijn, maar dit is niet het geval. Als dit wel zo zou zijn geweest, dan zouden ze zo gaan glimmen in de zon, dat ze (letterlijk) oogverblindend zouden zijn. Het gebouw is lang niet helemaal geworden zoals Jørn Utzon z'n ontwerp oorspronkelijk bedoeld had. Dat komt doordat de kosten veel te hoog werden. Utzon werd eind jaren zestig zelfs als paria uit Sydney verjaagd, waarna andere architecten zich met de bouw zijn gaan bezighouden. Daardoor heeft het gebouw andere ramen gekregen dan Utzon oorspronkelijk had gewild en het interieur van het gebouw is zelfs compleet anders. Utzon heeft het resultaat (veruit z'n bekendste werk, hij heeft verder nauwelijks een noemenswaardige carrière gekend en veel van z'n ontwerpen werden onmogelijk geacht) nooit kunnen zien. In november 2008 overleed hij. Tegen die tijd had de Australische overheid - dat ondanks de torenhoge kosten nu wel een prachtig gebouw in bezit heeft - de ruzie met Utzon weer bijgelegd.





Het gebouw heet het Sydney Opera House, maar wordt lang niet alleen gebruikt voor muziekvoorstellingen. Er zitten vijf zalen in, twee grote en drie kleinere (Utzon's oorspronkelijke ontwerp bevatte enkel de twee grote zalen) en er wordt ook theater verzorgd. Vooral de kleinere zalen (eentje biedt ruimte aan ongeveer tweehonderd bezoekers) hebben experimentele voorstellingen geprogrammeerd staan. De gids vertelde tijdens de rondleiding dat het vreemdste waar ze ooit van had gehoord een pornovoorstelling met marionettenpoppen was. Ah. Persoonlijk was ik gefascineerd door het (letterlijke) bloedbad dat op het podium van de op één na kleinste zaal werd opgeruimd. Het betrof een adaptatie van Shakespeare's Titus Andronicus, waarvan zojuist de matinee was geweest. Ik vond het dermate interessant dat ik later in de week een voorstelling bij ben gaan wonen (wat vrij goedkoop is; ik was voor 30 Australische dollars (zo'n 16 euro) binnen), al bleek het Engels nog een drempel. Foto's maken in de zalen mag normaal niet, maar omdat in de grote zaal geen decor stond opgesteld, mocht het dit keer wel.











Het bekendste strand van Australië is Bondi Beach en dat terwijl het nog geen kilometer lang is. Maar het is van oudsher het meest stijlvolle strand van Sydney en die status heeft het vandaag de dag nog steeds. Op Bondi Beach geen lawaaiige muziek of vervelende souvenirwinkeltjes, maar een stijlvolle boulevard en een schoon strand. Goed, ik was er buiten het hoogseizoen en 's avonds schijnen er feesten te worden gehouden, maar Bondi was voor mij een aangename verrassing. Het is wel vooral een strand voor surfers, dus zelf was ik snel uitgezwommen; je wilt geen surfplank tegen je hoofd krijgen. Wandel langs de kust naar het zuiden en je komt binnen een paar kilometer nog een paar mooie stranden tegen, maar Bondi is de echte topper.



Bondi is lang niet het enige strand van Sydney. Aan de noordkant van de haven heb je nog het op een landtond gelegen Manly Beach (dat zowel een strand aan zee als aan de haven heeft), maar dat is wel verschrikkelijk toeristisch. Maar wie vanuit Bondi Beach naar het zuiden loopt, komt veel mooie stranden tegen. Eerst is er Tamarama Beach, dat door de lokale gay scene ooit tot Glamarama is gedoopt (al is het volgens sommige reisgidsen alweer zo passé; ik ben geen kenner), daarna is er Bronte Beach, met de Bronte Baths. Dan is er nog het erg kleine Clovelly Beach, dat niet meer is dan een inham in de kust met een minuscuul zandstrand, maar daardoor populair is bij jonge gezinnen. Tot slot is er weer het grotere Coogee Beach, dat bijna net zo commercieel oogt als Manly Beach. Tussendoor zie je nog spectaculaire rotsformaties en is er de begraafplaats Waverley Cemetery (het ligt er zo mooi bij dat ik het speciaal heb uitgelicht). Kijk uit dat je onderweg niet omver wordt gelopen door hardlopers; het pad langs de kust is erg populair bij sporters.










Ik heb iets met begraafplaatsen. Er gaat een bepaalde rust van uit en de ligging ervan is soms erg mooi. Een veel mooiere locatie dan die van Waverley Cemetery, aan de zonnige oostkust van Australië, is eigenlijk niet denkbaar. De reisgids rept niet voor niets over 'a great place to spend eternity.' Jammer genoeg werd de serene rust van de plaats een beetje verstoord door werkzaamheden en was een deel van de begraafplaats daarom ook afgezet. En ook al liggen er niet zoveel beroemdheden als op Oud Eik en Duinen in Den Haag of is het zo sfeervol als Highgate Cemetery in Londen, de plaats is te mooi om zomaar links te laten liggen op een wandeling langs de kust. En voor de liefhebbers: er is nog plek.












Samen met het Opera House is de Harbour Bridge uitgegroeid tot hét icoon van de stad. En dus kan ie beklommen worden (al is klimmen een groot woord; het is meer veredeld traplopen), maar kost het belachelijk veel geld (180 dollar, en dan heb je zelfs een 'goedkoop' kaartje). Maar goed, het uitzicht is geweldig en je bent toch vier uur onder de pannen, al gaat het grootste deel van die tijd op aan het aantrekken van een soort blauwe overall (zodat je niet teveel opvalt) en het vastmaken van allerlei spullen want o wee als er iets van de brug zou vallen. Daarom mag je fototoestel, handig, ook niet mee naar boven. En je wordt als beklimmer aan de brug gezekerd, dus er is geen enkele kans dat je eraf valt, dus spannend is het niet. Maar bij terugkomst in het base camp, in The Rocks, krijg je wel een heus bridge climb diploma. En een groepsfoto. Voor alle andere foto's die onderweg gemaakt worden, moet je nog extra bij betalen.





  Hoog boven het City Business District (CBD) torent de Sydney Tower uit (al wordt het ook wel Centrepoint Tower genoemd). Om er te komen, moet je even zoeken in een winkelstraat; de ingang is op de eerste verdieping van een weinig flatteus winkelcentrum. Het uitzicht is natuurlijk zeer de moeite waard en (voor de liefhebbers): je kan hier ook buiten rondlopen. Er is een rivaliteit met de Sky Tower in Auckland, Nieuw-Zeeland; de toren van de Kiwi's is hoger, maar hun uitzichtplatform hangt lager. Op 325 meter hoogte zijn op heldere dagen de Blue Mountains te zien en die liggen een slordige honderd kilometer ten westen van Sydney. Maar vanuit de Sky Tower is vooral goed te zien hoe mooi de haven (met alle bootjes en landtongen) erbij ligt. En de vele eilandjes in Port Jackson, de haven van Sydney, zoals Goat Island, Clarke Island, Shark Island en Fort Denison, een oude openlucht gevangenis.










Een groot deel van de beroemdheid van Taronga Zoo heeft de dierentuin aan de prachtige ligging te danken. Aan de noordoever van de haven, tegen een heuvel. Om er te komen vaar je met een boot vanuit Circular Quay naar een aanlegplaats en daar word je door een bus boven, op de heuvel, afgezet. Vervolgens loop je rustig langs de dieren naar beneden, intussen genietend van het uitzicht op de haven. En voor iemand die maar een paar dagen down under is, is het misschien wel de enige gelegenheid om koala's, emoes, vogelbekdieren en kangoeroes in levenden lijve te zien. De kangoeroes lagen er niet bijster actief bij; maar dat ligt aan de diersoort. Om niet teveel energie te verbranden in de hitte van de woestijn, springen ze alleen rond als het echt moet. Toen ik er was, was het niet warm, maar de beesten hadden toch niet zoveel zin. Voor de rest veel vogels en lang niet alles zal inheems zijn, ze waren wel fotogeniek.













Ongeveer anderhalf uur met de trein en je zit in de Blue Mountains. En de grootste plaats en belangrijkste uitvalsbasis om die te bezoeken is Katoomba. Het is een vrij toeristisch dorp, met de wel heel steile Katoomba Street als belangrijkste verkeersader. En Katoomba is in het bezit van The Edge Maxvision Cinema, een gigantische bioscoopzaal, voor vertoning van de documentaire The Edge - The Movie. Die gaat over de ontdekking van de Wollemi pine, een prehistorische boom die 'geacht' was al duizenden jaren geleden verdwenen te zijn. De lokatie van de boom wordt geheim gehouden, maar een stek ervan is te zien in de Royal Botanic Gardens. Sydney'ers komen graag voor een (lang) weekend naar Katoomba en dat is te begrijpen. Het is een rustig, charmant stadje met veel bric-a-brac rommelwinkeltjes. Over waarom de Blue Mountains er zo blauw uit zien, verschillen de meningen. Een veelgehoorde verklaring zou de lucht van de eucalyptusbomen zijn, maar dat wordt door anderen weer als een fabeltje afgedaan. Feit is dat de bergen - en vooral die in de verte - blauwig ogen. Ik vermoed dat een foto die standaard bij Windows XP werd meegeleverd, is gemaakt in de Blue Mountains.












Ze heten de Three Sisters en zijn de beroemdste rotsformatie van de Blue Mountains. Zichtbaar vanuit Echo Point in Katoomba is het een belangrijke toeristische trekpleister en ze zullen waarschijnlijk duizenden keren gefotografeerd zijn. De naam komt van een oud aboriginal verhaal. Het Kedumba volk was in een strijd verwikkeld met een rivaliserend volk, de Nepea. Om te voorkomen dat de drie dochters van de leider van de Kedumba in handen van de Nepea zou vallen, veranderde hij de drie vrouwen in rotsen. Het was de bedoeling dat hij ze - in betere tijden - weer terug zou veranderen, maar kwam voortijdig om het leven.





Hoe rustiek Katoomba ook is, de toeristen moeten ook vermaakt worden. En dus is er een bus die toeristen rondbrengt, kunnen er allerlei activiteiten (boswandelingen, tochten met aboriginals, bergbeklimmen) worden gedaan of zijn trips naar bijvoorbeeld de Jenolan Caves mogelijk. Maar vlak bij Katoomba is er ook nog Scenic World. Onder die naam is het mogelijk om over de Jamison Valley heen naar de andere kant gebracht te worden, in een bakje met glazen vloer. Althans, het glas is eerst mat en na een paar minuten boven de vallei, op 270 meter hoogte, wordt het glas doorzichtig. Aan de andere kant van de vallei ga je dan met 'de steilste spoorbaan ter wereld' naar beneden (het ding is inderdaad heel steil, wat ook niet te fotograferen valt; er zijn trouwens heel veel andere treinen die beweren 'de steilste' te zijn) voor een wandeling door de bossen. En kan je uiteindelijk weer met een andere kabelbaan naar boven worden gebracht.











Ik wilde wel een dagje gaan mountainbiken. Het extreme sports bedrijf High n Wild (gezellige naam) in Katoomba biedt onder andere mountainbike tochten aan. Maar niet op de dag dat ik er was. Of ik ook zin had in canyoning? Nee, dank je. Maar de eigenaar wist wel een fietswinkel die mountainbikes verhuurt, of ik daar niet langs wilde gaan? En ja hoor, inderdaad, hij verhuurde mountainbikes. En hij had zelfs ook nog drie fietsroutes voor me. De eerste ging over een traject waar ik de dag ervoor nog was geweest en dat leek me wat dubbelop. De tweede route was 34 kilometer en vooral bedoeld voor 'ervaren bikers.' Goed, ik kan een aardig moppie wegtrappen, maar dit leek me toch iets te gortig. De derde route was goed te doen, maar wel in Blackheath, zo'n vijftien kilometer verderop. En dus ging ik met mountainbike en al naar dit andere dorp in de Blue Mountains, voor een tocht naar de Baltzer Lookout.









Achteraf zijn er mensen die vragen 'is dat nou niet gevaarlijk, zo in je eentje?' Nee hoor. Je moet wel genoeg water en eten meenemen en een mobiele telefoon (met bereik) is ook handig. Want als er iets gebeurt, ben je wel op jezelf aangewezen. Het was toen ik ging mountainbiken zo'n dertig graden en dan zweet je er heel veel vocht uit. Maar het is de moeite; de tocht voert je over zandpaden en rotspaden naar een afgelegen uitkijkpunt in the middle of nowhere. Geen 'last' van andere toeristen, alleen het geluid van de wind en wat fluitende vogels. De laatste paar honderd meter moet je omhoog klauteren over een smal paadje. Wel uitkijken, er staat geen hek aan het einde van het pad.


Terug van een halve dag mountainbiken, besloot ik nog langs te gaan bij Govetts Leap. Het is een bekend uitkijkpunt, voorbij Blackheath. Een lange weg naar beneden, op de mountainbike (wat je naar beneden rijdt, moet je straks ook weer omhoog fietsen en dat viel uiteindelijk heel vies tegen). Govetts Leap is minder bekend dan Echo Point bij Three Sisters en daarom ook veel minder toeristisch. Maar het uitzicht is eveneens geweldig. Het ruige, onbedorven Australische en Nieuw-Zeelandse landschap trok in de 19de eeuw veel Europese schilders, zo is Govetts Leap vereeuwigd door de schilder Eugene von Guerard (1811 - 1901). Hij maakte ook een schilderij van Milford Sound in Nieuw-Zeeland.





Meer foto's op flickr.