Kort en nieuw 11 
donderdag, juli 21, 2011, 08:42 PM
Mooi dossier over Gehoorschade op KindaMuzik deze week. Guidje heeft maar een kleine bijdrage geleverd; hij heeft een stukje geschreven over het hardste nummer dat ie ooit hoorde (zonder twijfel Like Herod van Mogwai) en De Piep die hij al jaren in z'n oortjes heeft. Nu heeft ie die letterlijk al járen, al voordat ie goed en wel popconcerten begon te bezoeken (eerste concert: Roxette, september 1994 in Ahoy, daarna ging Guidje pas sinds 1999 weer regelmatig naar concerten). Hoe zou het dan gekomen zijn? Geen idee. Zijn walkman had ie nooit overdreven hard staan (daar had en heeft ie een hekel aan) en het volume van de muziek op zijn slaapkamertje was ook altijd zeer beperkt. Dus dan moeten het toch z'n ouders zijn die het vroeger bere interessant vonden om de Brandenburgse Concerten van J.S. Bach, het Stabat Mater van Giovanni Battista Pergolesi, het Requiem van W.A. Mozart of de Carmina Burana van Carl Orff op een niet onbescheiden volume door de kamer te laten schallen. Geintje. Een andere verklaring kan het concertbezoek van smam zijn. Zij zat, zwanger van Guidje, op de eerste rij bij een concert van Gilbert Bécaud (Guidje heeft er een levenslange voorliefde voor het Franse chanson aan overgehouden) en jaren later wist ze nog dat het zó hard had geklonken dat het pijn aan d'r oren deed. Aangezien het gehoor het eerste zintuig is dat zich bij een baby ontwikkelt, móet Guidje het indertijd gehoord hebben.



British Sea Power – Valhalla Dancehall

Bijzonder bandje, dit British Sea Power. En dan heeft Guidje het niet eens over de rare fratsen van sommige leden, zoals die ene keer dat een bandlid een tak van een boom wilde afzagen, maar even over het hoofd zag dat ie op de tak zat die ie afzaagde. Wat British Sea Power zo bijzonder maakt, is dat de groep al bijna tien jaar vrijwel geruisloos aan een prachtig oeuvre werkt, dat wars van hypes of andere idioterie doet en bloedmooie songs heeft gemaakt als Waving Flags, It Ended On An Oily Stage, Victorian Ice of Lights Out For Darker Skies. Op 3FM zal je British Sea Power niet horen, al heeft de groep met Please Stand Up nog een dappere poging gedaan; de single flopte. Sindsdien doet de groep waar ze zelf zin in heeft en brengt elke paar jaar een hoogst merkwaardig album uit waarop altijd wel een poppy single is terug te vinden, maar voor de rest is het 'file under: Vreemd.' Ook Valhalla Dancehall is weer een merkwaardig allegaartje geworden. Tegenover het epische, naar postrock neigende en het zich een dikke tien minuten voortslepende Once More Now staat het punky en ultrakorte Thin Black Sail. Dan heb je verder nog poppy tracks als Heavy Water, Who's In Control en Observe The Skies en als klap op de vuurpijl Tracks met Vreemde Titels: Mongk II, Luna en Stunde Null. Ja, een bijzonder bandje, Guidje schreef het al. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat het album al maanden geleden uitkwam, dat ie de tracks vervolgens in kleine, hapklare brokjes tot zich nam en er nu nog steeds niet uit is of ie Valhalla Dancehall ook een goede cd vindt. Maar meetal is het hebben van dat soort twijfels een goed teken.



Villagers – Live at the Workman's Club, Dublin

Ook Guidje is niet onfeilbaar. De eerste keer dat ie Villagers zag optreden, vorig jaar op London Calling, vond ie het maar niks. Saaie liedjes met te weinig pakkende melodieën die moeilijk konden boeien en dan ook nog een zanger met een stem die wel erg op die van Conor Oberst van Bright Eyes lijkt (en dan heet ie ook nog bijna hetzelfde: Conor O'Brien). Maar een mens kan zich dus vergissen, want de afgelopen maanden hoorde ie geregeld Becoming a Jackal voorbij komen op 3FM en dat bleek ie toch meer en meer een intrigerend liedje te vinden en dus waagde hij de gok en kocht Live at the Wokrman's Club, Dublin, een lp die speciaal ter gelegenheid van Record Store Day uit werd gebracht. En die is prachtig. Allereerst omdat vrijwel alle liedjes enkel O'Brien met zijn gitaar laten horen (en de wat overdadige productie van het debuut dus ontbreekt), ten tweede omdat het publiek muisstil is (maar tussen de liedjes door af en toe nog irritant hard staat te joelen) en ten derde omdat de zanger wat minder geëxalteerd lijkt te zijn gaan zingen (al heeft ie nog steeds een wat al te theatrale dictie). En toegegeven, O'Brien kan wel liedjes schrijven. Becoming a Jackal is nog steeds de 'single,' het meest makkelijk in het gehoor liggende liedje van de lp, maar ook The Pact (I'll be your Fever) zou best een radiohitje kunnen worden. En verder is er veel ander moois, zoals het oude On a Sunlit Stage, compleet met hoge uithalen en het nieuwe In a Newfound Land You Are Free. Het album is enkel op lp verschenen, maar ze zijn bij Domino Records niet op hun achterhoofd gevallen. Wie de lp koopt, krijgt er een speciale code bij waarmee het album ook als mp3 te downloaden is. Prettig, zo heeft Guidje het album ook nog op z'n iPod.



Cloud Control – Bliss Release

Een paar maanden terug deed Guidje een interview met Ben Kamsma, programmeur bij Paradiso en organisator van London Calling. Toen de vraag kwam welke band hij een grote kans op een plaatsje in de Alpha tent op Lowlands toedichtte, antwoordde hij Cloud Control, vanwege het liedje There's Nothing In The Water We Can't Fight. Guidje mag Kamsma wel bedanken, want de bijhorende cd Bliss Release (goede titel) die onlangs in Nederland verscheen, is inmiddels een favoriet. Cloud Control komt uit de Blue Mountains (vlak bij Sydney) en Bliss Release is een zonnige gitaarpopplaat, met wat invloeden uit de Afropop. Dat ze vorig jaar de prijs van Beste Australische Debuut wonnen, is veelzeggend omdat ze bij die verkiezingen het psychedelische en gehypede debuut van Tame Impala, Innerspeaker, achter zich lieten. Wat betreft Guidje hadden ze ook best ex aequo mogen eindigen, maar Bliss Release ligt 'm net wat makkelijker in het gehoor dan die (best wel mooie) plaat van de psychedelische rockers uit Perth. Natuurlijk, There's Nothing In The Water We Can't Fight is inderdaad een geweldig liedje (die Kamsma heeft geen stopverf in z'n oren), maar het (ook al prijswinnende) Gold Canary en single Meditation Song #2 (Why, Oh Why) zijn eveneens de moeite waard, net als albumtracks als The Rolling Stones en Just For Now. Het enige jammere is dat Guidje ze eigenlijk afgelopen weekend had willen interviewen, maar dat de platenmaatschappij nogal laks met de interviewaanvraag is omgesprongen: hij heeft er helemaal niks over gehoord. Cloud Control komt in het najaar naar Nederland, dus misschien dat ze het dan nog met Guidje goed kunnen maken.



Cults – Cults

Lievelingetjes van Pitchfork, dit Cults. En als Pitchfork je goed vindt, dan ben je eigenlijk al binnen. Dan wordt elke (al dan niet muzikale) scheet die je laat breed uitgemeten. Zie Best Coast, Toro Y Moi en Washed Out. To name a few. En Cults. In het geval van Cults was dat zelfs voordat er ook maar een noot muziek officieel uit was gebracht, maar ze komen uit Manhattan en waren ook nog eens zo hip om niet aan publiciteit te doen en expres een bandnaam te kiezen waarmee ze moeilijk te googlen waren. En dat is natuurlijk Altijd Lachen. Inmiddels is bekend dat achter de naam Cults Brian Oblivion (goede naam) en Madeline Follin schuil gaan en ze brengen onbezorgde sixties pop à la Phil Spector. Eerste single Go Outside klinkt opvallend luchtig, net als fijne albumtracks als You Know What I Mean, Abducted en Bumper, maar over het algemeen staat er geen slecht nummer op. Omdat sixties pop snel gaat vervelen zijn Oblivion en Follin zo slim geweest om het album amper 33 minuten te laten duren en om halverwege de net even iets andere popliedjes Walk At Night en Oh My God te plaatsen. Wat Cults verder net even wat grappiger of, wellicht toepasselijker, verontrustender maakt, is de soms wat morbide teksten en de toevoeging van allerlei samples van sekteleiders. Jammer genoeg staat in de liner notes niet vermeld wie het zijn, anders kon je misschien nog achterhalen dat het echt Jim Jones of Charles Manson is die je daar onzinnigheden hoort bezigen. Pitchfork gaf het album al een 8,5. Maar dat was te verwachten.



Foster The People – Torches

Fijne singles, deel zoveel. Het is Pumped Up Kicks, een 3FM Megahit van een paar weken terug die heerlijk zorgeloos klinkt, als een mengeling van Phoenix, jaren negentig dance en MGMT. Heerlijk zorgeloos, maar met een tekst over een student die zijn medescholieren neermaait met een geweer. Pumped Up Kicks is één van drie vrij overduidelijke singles (de andere twee zijn Helena Beat en Houdini), maar het is niet zo dat de andere zeven tracks daar ver bij achterblijven. Alleen het van een vrij onzinnige tekst voorziene niemendalletje Don't Stop (Color On The Walls) mag het predikaat 'vullertje' dragen. Samen met Life On The Nickel zijn dat ook de enige tracks waar de jaren negentig dance invloeden wat al te irritant de boventoon voeren. Je weet wel, die pianoriedeltjes die aan het begin van de nineties erg in waren bij typische Eurohouse groepen (of beter 'acts') als Dr. Alban of Snap. Jammer; op die revival zit toch echt niemand te wachten. Daar staat tegenover dat Foster The People het mooiste liedje helemaal aan het einde van het album heeft weggestopt; het met een overbodig lang intro beginnende Warrant. Het heeft een gouden melodie en zal vanwege de lengte (ruim vijfeneenhalve minuut) nooit een single worden, maar verdient wel die status. Tien liedjes dus, met een paar uitschieters naar boven en één uitschieter naar beneden. Daarmee kan Foster The People aardig mee in de slipstream van gelijksoortige groepen als The Naked And Famous of Empire Of The Sun.

Briefje 
zaterdag, juli 16, 2011, 05:36 PM
Nu verbaast Guidje zich met het lokale sufferdje nergens meer over: slecht geschreven artikelen, zeven fouten in een foto-onderschrift van vijftien regels, geen hoor en wederhoor toepassen, persberichten plaatsen zonder alle promotiepraat eruit te filteren, etc. Maar de brieven die ie de afgelopen jaren zo af en toe instuurde inzake de situatie bij de bieb werden vrijwel altijd netjes geplaatst en als er iets uit werd geknipt, bleef de strekking ervan wel overeind. Tot vandaag dan. Vorige week stuurde Guidje weer een brief naar het Eindhovens Dagblad, over het aanstaande vertrek van directeur Thijs Torreman, die de bibliotheek nu achterlaat als een nasmeulende ruïne. De berichtgeving in de krant was weer belachelijk geweest (ze hadden het smoesje dat Torreman weg zou gaan omdat hij een andere visie heeft dan de gemeente klakkeloos overgenomen en niet even vermeld dat de relatie met de gemeente simpelweg verziekt is), maar Studio 040, Guidje's eigen omroepje, had zich van z'n beste kant laten zien: ze lieten in een nieuwsitem pijnlijk de voicemail van de niet bereikbare Torreman horen en een lid van de Raad van Toezicht werd het vuur na aan de schenen gelegd toen hij zei 'te kunnen bevestigen noch ontkennen dat Torreman een ontslagvergoeding zou meekrijgen.' Juist die Raad van Toezicht heeft de afgelopen vier jaar opzichtig gefaald. En net dát gedeelte heeft het Eindhovens Dagblad nu uit de brief geknipt. Redigeren is ook een vak.

Hieronder de volledige versie van Guidje's brief.

Met een ronkend persbericht dat er nog het meeste uitziet als een reclamecampagne heeft Thijs Torreman laten weten na vier jaar op te stappen als directeur van de Bibliotheek Eindhoven. Wat hij achter laat is een verruïneerde organisatie; tientallen werknemers die al dan niet vrijwillig zijn opgestapt, oneens met het desastreuze beleid dat is gevoerd, een theater dat gezien de bezuinigingen weer afgebroken kan worden en een gat in de vloer naar De Krabbedans dat straks weer dichtgemaakt mag worden, omdat die instantie waarschijnlijk gaat verhuizen. Je hoeft geen rekenmeester te zijn om te weten dat al die veranderingen van de afgelopen jaren, met zoveel bombarie aangekondigd, jereinste geldverspilling zijn geweest. Windowdressing van het zuiverste soort. Heeft het duizenden nieuwe leden opgeleverd? Nee. Is er een goede verstandhouding met de gemeente, de grootste subsidieverstrekker? Nee. En tot slot, is het personeel beter af? Integendeel, er komen nieuwe ontslagen aan. Het meest stuitende aan dit alles is dat Torreman er als eindverantwoordelijke hoogstwaarschijnlijk met een flinke ontslagvergoeding vandoor gaat. Althans, Pieter Hendrikse van de Raad van Toezicht heeft elders in de media laten weten dat hij dit 'wil bevestigen noch ontkennen.' Daaruit kan ik mijn conclusies trekken; als er geen ontslagvergoeding zou worden verstrekt, was er ook geen enkel probleem geweest dit feit openbaar te maken. Het toont eens te meer aan dat de Raad van Toezicht in dezen opzichtig heeft gefaald. Die is niet in staat gebleken zich van de meest eenvoudige taak te kwijten die ze toebedeeld heeft gekregen: toezicht houden. De bibliotheek is dan ook het beste af als naast Torreman ook de voltallige Raad van Toezicht opstapt.

Woordspeling 2 
donderdag, juli 14, 2011, 10:38 AM


"What were they thinking?" Dat was wat Guidje dacht toen ie gisteren met Frances en Stefan uit de film (Harry Potter and the Deathly Hallows, Part 2: ja, deze is veel beter dan deel 1 van Harry Potter and the Deathly Hallows, vooral Alan Rickman blies de collega-acteurs van het scherm (maar die heeft dan ook de leukste rol)) en dit billboard (met dank aan Frances voor de foto) zag staan. Toegegeven, het was al behelpen geweest in de Pathé; een reclame voor De Smurfen in New York (met een totaal misplaatste (want met grote zonnebril opgepimpte) Grote Smurf in de gelederen) als zeer ernstig dieptepunt. Maar dit sloeg toch alles. Je hebt een film en dan noem je die The Beaver? Het is 2011, Guidje is niet zo’n onschuldig jongetje meer als in de tijd dat ie voor de eerste keer Enigma hoorde, maar dit is toch vrij fout. Sinds in The Naked Gun Leslie Nielsen bij een dame op een ladder onder het rokje kijkt en zegt 'nice beaver you've got there' en zij antwoordt 'thank you, I just had it stuffed' (toch één van de klassieke scènes uit die filmserie) en de dame in kwestie (Priscilla Presley) een opgezette bever van de kast pakt en aan Nielsen overhandigt, kan er toch maar één genre zijn waar je met zo’n titel weg komt: het genre van de pornofilm. Maar gezien de serieuze pose van Mel Gibson (die toch ook niet uitblinkt in fijngevoeligheid) en het feit dat de ook altijd zo verantwoorde Jodie 'Nell' Foster in de film meespeelt, zal het toch een soort van melodrama zijn. De subtitel 'He's here to save Walters life' belooft weinig goeds. Hij gaat Walters leven saven. Ook dat nog. En hoe gaat ie dat dan doen? Met een bever?

Woordspeling 
woensdag, juli 13, 2011, 12:36 PM


Paulien Cornelisse (of Aaf Brandt Corstius, het was in elk geval een Leuke Vrouw) heeft er eens over geschreven. Dat je er soms ineens achter kan komen dat een woord dat je al jaren kent, eigenlijk een acroniem is. Zij had dit moment van verlichting gehad bij het woord horeca, dat (duh) voor hotel-restaurant-café staat. Guidje had iets soortgelijks toen ie afgelopen week Sadeness (Part I) van Enigma op z'n iPod zette. Hij had het liedje op vakantie in Ierland ineens in z'n hoofd gehad en (heel irritant) het stond niet tussen de tienduizend tracks op z'n iPod. Ooit was Enigma, achter die euh… enigmatische naam gaat een Duitse Roemeen (of een Roemeense Duitser) met de naam Michael 'Curly M.C.' Cretu schuil (z'n vrouw Sandra had in de jaren tachtig een grote hit met (I'll Never Be) Maria Magdalena)), best hip geweest. De eerste twee, vooruit drie albums zijn best aardig, vooral The Cross of Changes heeft een paar goede songs met originele samples, zoals The Eyes of Truth, dat onder andere samples van Songs from the Victorious City van Anne Dudley en Jaz Coleman, Mongoolse folkmuziek en (door Vangelis gesamplede) radiosignalen van de NASA bevat. Het ging pas mis bij het vierde album, toen Enigma op The Screen behind the Mirror Carl Orffs Carmina Burana ging samplen; met zulk clichématig werk kom je toch echt niet weg. Enfin, Guidje zette eenmaal thuis dus Sadeness (Part I) op z'n iPod en waar hij altijd had gedacht dat Cretu gewoon slecht in Engels was en een spelfout in de titel had gemaakt, realiseerde ie zich nu ineens 'ooooooow, het is een wóórdspeling.' Ja, noem hem naïef maar toen dit eind 1990 een vette nr. 1 hit was, begon Guidje net de popmuziek te ontdekken en was hij een erg onschuldig jongetje. Wist hij veel wie Marquis de Sade was?

Vriendenboekje 
zondag, juli 10, 2011, 03:23 PM
Guidje's oudste nichtje Esmee is vorige week vijf geworden en zoals wel vaker bij meisjes van die leeftijd heeft ze een vriendenboekje. Dat was niet onopgemerkt aan Guidje voorbij gaan, omdat ze het vorig jaar kreeg met Sinterklaas en hij nog nooit zo'n blije kleuter heeft gezien. Ze stuiterde van blijdschap door de huiskamer en verzuchtte: "een vriendenboekje, dat had ik zo graag willen hebben!" Sinds die tijd had Guidje zich wel eens afgevraagd of hij, als Oom zijnde, er niet ook eens in diende te schrijven maar ja, hij is Oom. Niet per definitie een vriendje. Zelf vragen of ie er in mag schrijven is uit den boze; een vriend van 'm heeft een zoontje en die had 'm nochtans verzekerd dat papa best een keer in het boekje mocht schrijven, maar toen ie er naar vroeg wanneer dat dan zou zijn, had zoonlief gereageerd 'dat ie niet moest denken dat iedereen daar zomaar in mocht schrijven.' Enfin, toen Guidje terug was gekomen uit Ierland had ie meegegeten met z'n zus, zwager en nichtjes en had ie ze wat souvenirtjes cadeau gedaan. Misschien dat het Esmee wat milder had gemaakt, want Guidje mocht er nu – toch ook na enig aandringen van zijn kant en de belofte dat hij het boek twee dagen later, op Esmee's verjaardag, mee terug zou nemen – eindelijk iets in schrijven. Dat doorbladerend bleek z'n andere zus allang in het boekje te hebben geschreven (evenals haar vriend), maar voor de rest stond het vriendenboekje vol met meisjes die fan van K3 zijn en juf of prinses willen worden. Er stond welgeteld één jongetje in (die K3 dan ook stom vindt en politieagent wil worden).

Je kan dit soort zaken maar beter bloedserieus nemen, dus Guidje ging er es goed voor zitten. Hij kwam tot de volgende bijdrage.

Naam: Guido
Ook bekend als: Oom Guido
Verjaardag: 24 april
Lengte: 1 meter en 87 centimeter
Kleur ogen: blauw
Kleur haar: (donker)bruin
Bijzondere kenmerken: ik draag altijd All Stars
Lievelingskleren: T-shirt, skatebroek, All Stars
School: 't Karregat
Favoriete juf/meester: juf Henny
Dit vak vind ik leuk: aardrijkskunde, Nederlands
Hobby's, bezigheden: muziek luisteren, schrijven, aan mijn internetsite knutselen, fietsen, quizzen
Favoriete muziek: popmuziek, folk, rock, punk (ik vind heel veel soorten muziek mooi)
Hier ben ik fan van: Eggheads
Favoriete boek: Het Geheime Dagboek van Adrian Mole (op 13 3/4 leeftijd) van Sue Townsend
Lievelingsdier: olifanten, poezen
Dit vind ik echt enorm cool: quizzen, schrijven
Dit vind ik heel erg stom: auto's
Hier ben ik het liefste: thuis, maar ik vind het ook heel leuk om op vakantie te gaan
Dit wil ik later worden: journalist
Dit wens ik voor de toekomst: dat ik maar een beroemd schrijver of journalist mag worden en dat ik veel van de wereld kan zien.

Uiteindelijk bleek het grootste struikelblok dat er ook nog een foto bij moest waar Guidje leuk op staat (en die is er niet, want hij is niet leuk). Na afloop liet Guidje z'n bijdrage voor de zekerheid aan smam lezen. Haar reactie: "ja, het is duidelijk te herkennen als een bijdrage van Guido."

In Cork 
zaterdag, juli 9, 2011, 11:58 PM








Bovenaan de rij koptelefoons aan de trap in St. Anne's Shandon, daaronder de locatie waar je de Shandon Bells kan luiden, daaronder ruimte waar de klokken hangen (met heel veel vogelpoep) waar je doorheen moet klauteren om bij de trap naar het uitkijkpunt te komen en tot slot het uitzicht.

Greg en Simone hadden hun twijfels gehad over Cork. Althans, Greg vond het een erg leuke stad, Simone vond het helemaal niks. Maar, zo had Guidje geconcludeerd, zij voelde zich toch prettiger tussen de ruïnes van Great Blasket Island. Het was ook niet zozeer de stad Cork die Guidje wilde zien. Het ging 'm om het optreden van Fleet Foxes, tijdens het festival Live at the Marquee dat hij wilde bezoeken en Cork zal, als de qua omvang tweede stad van Ierland, ongetwijfeld voldoende te doen hebben en anders is er nog de omgeving, met de havenstad Cobh, het sjieke landhuis Fota en Blarney Castle. Guidje moest toegeven dat Cork inderdaad weinig allure had. Meer een soort grauwe industriestad met een paar mooie straten in het centrum en, dat was misschien nog wel het grootste voordeel, níet toeristisch. Misschien is de grootste attractie van Cork, naast de English Food Market, een overkapte markt waar je heel erg lekker kunt eten, wel het luiden van de Shandon Bells, oftewel de klokken van St. Anne's Shandon, twee minuten lopen van Guidje's hostel. Tegen betaling uiteraard, maar dan krijg je er ook nog een aardig uitzicht over Cork bij en daar was het Guidje in eerste instantie om te doen. Bij de trap naar boven krijg je wel gehoorbescherming mee, omdat je tijdens de klautertocht naar boven door het gedeelte moet waar de klokken hangen. De ruimte zelf, waar je de klokken kan luiden, is rustig genoeg, met een paar geplastificeerde platen met daarop de melodie van een hoop kerkliederen, maar ook The Final Countdown van Europe. Guidje probeert die uit, maar kan het nauwelijks herkennen. Op z'n verdere tocht naar boven moet hij in de ruimte waar de kerkklokken hangen halsbrekende toeren uithalen om het trappetje naar de top te vinden en de balken en stangen zitten ook nog eens onder de vogelpoep. Én het stinkt er verschrikkelijk. Je moet er wat voor over hebben; voor een goed uitzicht op Cork.

















Upstairs, Downstairs, maar dan in Ierland. Op de bovenste drie foto's het luxueuze gedeelte van Fota House, op de foto's daaronder van boven naar beneden de bellen voor de mannelijke bedienden, de bellen voor de vrouwelijke bedienden en drie foto's van de keuken, met de hekken voor het raam en emmers voor als er brand uitbreekt.

De meeste mensen zullen vanuit Cork een treinritje maken naar Cobh, de havenplaats van waaruit duizenden Ieren in de negentiende eeuw naar Amerika vertrokken en als de treindiensten niet zo onmogelijk waren had Guidje dat ook gedaan, maar met een dienstregeling waarbij slechts elke twee uur een trein gaat, omdat hij ook graag een kijkje ging nemen bij Fota House én omdat hij op tijd terug wilde zijn in Cork voor het concert van Fleet Foxes, liep het allemaal net even ietsjes anders. Fota House is een prachtig landhuis gebouwd in de jaren veertig van de achttiende eeuw. Om 12.00 uur is er een 'guided tour' door het huis, maar op deze zonnige dag is Guidje de enige die geïnteresseerd is. De dame die 'm de privé rondleiding geeft, gaat er dan ook met een flinke vaart doorheen, maar de verhalen zijn interessant. Het hele huis ademt de sfeer van Upstairs Downstairs; het huis is dan nog in restauratie (ze zegt meerdere malen "you really should come back by the end of July, when we're finished"), maar de verschillen tussen het sjieke gedeelte van het 71 kamers tellende huis (waarvan zeventig een open haard hebben) en de ruimtes waar het personeel werkzaam was, zijn goed zichtbaar. Mooi is de gang waar bovenin een rij met bellen hangt met daaronder de namen van de kamers zodat het personeel meteen weet in welke kamer een bediende gewenst is. Ook de keuken is erg fraai, maar ook pijnlijk met de ijzeren hekken voor de ramen die in de negentiende eeuw zijn geplaatst om te voorkomen dat er tijdens de Great Famine ingebroken zou worden en voedsel zou worden gestolen.









Guidje had het al eens gelezen in een reisgids. 'Het klimaat in het zuiden van Ierland is subtropisch, het is er zo warm dat er palmen kunnen groeien.' Is dat even mazzel dat palmbomen Guidje's favoriet zijn. Het vingerhoedskruid, de hekken van de Italiaanse tuin en de kassen mogen er echter ook zijn.

De gids vindt dat Guidje ook nog naar Cobh moet. Zelf zit ze eraan te denken om binnenkort eens een weekend naar Amsterdam te gaan. Ze heeft zo haar twijfels. Is het te doen in een weekend? En is het allemaal wel te belopen? Tussen de regels door denkt Guidje te horen dat ze vooral wil weten of het echt zo'n Sodom en Gomorra is als de reputatie van de stad doet vermoeden, maar er expliciet naar vragen doet ze ook weer niet. Buiten het landhuis neemt Guidje nog snel een kijkje in de tuinen rond het landhuis, waar palmen zouden groeien. Inderdaad, er groeien palmbomen, er zijn kassen en tuinen in Italiaanse en Franse stijl. Op weg terug naar het treinstation van Fota loopt ie natuurlijk even verkeerd, waardoor hij bij het Fota Wildlife Park terecht komt. Dat grenst aan het station, dus heel ver kan het niet lopen zijn. Hoewel. De verkeersregelaar bij het park weet het ook niet hoe Guidje bij het park kan komen. "Through the park" is zijn suggestie. "Yes, but I haven't visited the park," legt hij uit. "Sorry, then I don't know it. It's my first day at work here." Hmm. Na wat puzzelen vindt ie zelf de weg wel terug, maar de trein naar Cobh gaat ie niet meer halen, ook niet als een vriendelijke Ier met z'n auto naast 'm stopt en 'm een lift naar het station aanbiedt. Guidje aarzelt even, maar hij weet dat die weg toch bij het station doodloopt en de man is erg vriendelijk, dus hij durft het wel aan in te stappen. Onderweg komen de standaard vragen van waar Guidje vandaan komt, waar hij heen gaat en wat hij van Ierland vindt weer voorbij. Het is inderdaad een erg vriendelijke man, maar nu kan hij nog wat langer op het station wachten: op de trein terug naar Cork.

In Cork besluit Guidje eerst een kaartje te kopen voor de treinreis terug naar Dublin, de volgende dag. Dat is niet goedkoop; 66 euro. Maar de man van het loket weet een goede oplossing: "ow no sir, you should buy them online, that's much cheaper." Op het station staan een paar terminals waar je tegen betaling kan internetten en treinkaartjes kan kopen. Het is een hels karwei omdat de computermuis zó vies is dat ie nauwelijks reageert en het kost Guidje uiteindelijk tien minuten om één kaartje te kopen, maar wel tegen het veel lagere bedrag van veertig euro. Niet slecht. Terug in Cork lijkt de stad overgenomen te zijn door de rooms-katholieke kerk. Het is zondag en in het centrum wordt een heuse openluchtmis gehouden. Natuurlijk, Guidje wist dat Ierland enórm rooms-katholiek is, deels te danken aan de eeuwenlange onderdrukking van het geloof door de Britse overheersers, maar ook in Ierland is het aantal gelovigen de afgelopen decennia, mede door een gigantisch aantal seksschandalen, flink gedaald. Met een openluchtmis, compleet met processie had ie geen rekening gehouden. Tussen de gelovigen door vindt Guidje nog de weg door het centrum en gelukkig zijn de winkels open. In een skateshop vindt hij een cool T-shirt met als opschrift The People's Republic of Cork, compleet met communistische ster. Typisch Cork; het landsdeel noemt zich niet voor niets Rebel County en voelt zich in alles de concurrent van Grote Broer Dublin. Eerlijk gezegd is Dublin echt veel leuker dan Cork, maar Cork hangt dan weer wel voor met Marxistische pamfletten waarin wordt opgeroepen tot revolutie in deze tijden van economische crisis en dat vindt Guidje dan wel weer sympathiek.

De weg naar het festivalterrein waar Live at the Marquee plaatsvindt is op zich niet ingewikkeld. Het is zaak een lange straat over een industrieterrein ten oosten van het centrum te volgen en maar te blíjven volgen. Het is niet de meest inspirerende omgeving, maar na een half uur lopen kom je zowaar bij een grote tent waar dezer dagen optredens plaatsvinden van grootheden als Christy Moore, Elton John, Bob Dylan, Tom Jones, Paul Simon en euh… Jedward (okee, eerlijk toegeven dat Guidje in Cork voor twee euro de cd-single heeft gekocht van het liedje waarmee Ierlands irritantste tweeling dit jaar aan het Eurovisie Songfestival mee heeft gedaan). En Fleet Foxes dus. Het festival is erg goed georganiseerd; de eerste, half open tent waar de bezoekers komen is een soort hangplek waar het goed toeven is als het buiten regent, in de donkere tent daar achter vinden de optredens plaats en rondom de tenten staan allerlei eetkraampjes waar je vrijwel meteen geholpen wordt. Uitstekend georganiseerd. Fleet Foxes was natuurlijk prachtig, al speelden ze een beetje te hard, een euvel dat Guidje wel vaker tegenkomt (over hoe het concert was, lees je hier meer). Ook opvallend: Guidje is voor Ierse begrippen erg lang (nu snapt ie dat ie de grootste maat hurley nodig had); hij kan over alle andere bezoekers van het concert heen kijken. De weg terug is even puzzelen, maar hij komt al snel in een stroom mensen terecht die terug naar het centrum van Cork loopt. Goed openbaar vervoer is hier blijkbaar zeldzaam en de rij taxi's is even imposant als opportunistisch. Het is toch goed weer, dus lopen is geen probleem.



Ah, dus dáár staat CDA voor. Logisch ook eigenlijk.

De volgende morgen vertrekt Guidje al vroeg uit het hostel, om om 8.30 uur de trein naar Dublin te nemen. Onderweg naar het station komt ie nog een alternatieve afkorting van die geflipte losers partij CDA tegen. Nooit geweten dat het daar voor stond, maar wel zo toepasselijk. In de trein naar Dublin sliep Guidje nog een uurtje aardig bij, maar over zijn tijd in de hoofdstad schreef Guidje hier al eerder.

Dit was Guidje's laatste blogje over Ierland. Ongetwijfeld gaat hij nog een deel van zijn website aan de reis wijden en dan zal ie deze en alle andere verslagen er ook nog op plaatsen en waarschijnlijk nog wat uitbreiden. Voor wie een flink deel van de foto's in de blogs op een grote formaat wil bekijken, check de photo stream op Guidje's flickr-account.

In Dingle 
donderdag, juli 7, 2011, 09:39 PM


Treinstation in Tralee dat vraagtekens oproept.

Het regenachtige Killarney werd ingeruild voor een bewolkt Dingle. Onderweg stapte Guidje over in Tralee, een aardig stadje dat een soort regionale functie vervult voor de Ring Of Dingle. Leukste toeristische attractie zou het kopstation moeten zijn, waarbij je als reiziger achter een gele lijn moet blijven staan terwijl het schier onmogelijk is dat daar ook maar een trein in de buurt zou kunnen komen. Als het goed is. Dingle is een charmant dorp van ongeveer tweeduizend inwoners, met kleurige huisjes, een relaxte sfeer een relatief gigantische muziekscene; zo'n beetje iedereen in het dorp schijnt (ook nog eens niet onverdienstelijk) een muziekinstrument te spelen. Ook toeristisch, maar zoveel leuker dan Killarney. En dan is het weer niet eens veel beter. Maar, om uit Paul Theroux' reisverhalenbundel Sunrise With Seamonsters te citeren: 'only fools blame a bad holiday on the weather.' Natuurlijk heeft Theroux gelijk en hoe slecht het wee rook is, Guidje zal z'n reis er geen moment door laten bederven. Daarvoor zijn die Ieren ook veel te leuk. En heeft ie, zeker in Dingle, een bijzonder luxe onderkomen. Leuk, al die aardige jeugdhostels en het is er zonder uitzondering schoon, gezellig en – belangrijker nog – goedkoop, maar om in Dingle even een sjiek Bed & Breakfast te hebben (met dubbelbed en TV mét de BBC) waarbij het ontbijt is ook inbegrepen is weer heel lekker. Het was dat spap en smam hier een jaartje of vijf geleden overnacht hadden en het Guidje hadden aangeraden, anders was de Dingle Harbour Lodge langs 'm heengegaan. Maar voor veertig euro per nacht is ie nog best goedkoop uit.







Kleurrijke huisjes in Dingle en Fungie. Echt en nep.

Dé toeristische trekpleister van Dingle is Fungie, een bottlenose dolfijn die sinds 1983 in de haven van Dingle woont. Inmiddels hebben duizenden toeristen met een boottochtje een stukje meegevaren met Fungie, die best wel even een paar keer uit het water wil springen voor die fans. Daarmee is het een lucratieve inkomstenbron geworden, wat de reden zal zijn geweest dat een lokale geestelijke Fungie enige jaren geleden heeft gezegd. Dat zal dan misschien weer de reden zijn dat het beestje überhaupt nog leeft, omdat dit soort dolfijnen in het wild normaliter echt niet zo oud wordt. Guidje wilde best wel een tochtje maken waarbij hij Fungie kon bezichtigen; die worden georganiseerd onder het motto 'niet goed, geld terug.' Oftewel: verschijnt Fungie een keertje niet, dan hoef je niet te betalen. Hij verschijnt vrijwel altijd, zó betrouwbaar is ie dus. Om een plekje op de boot te garanderen hoeft Guidje enkel z'n naam door te geven en rond 17.00 uur bij de pier te zijn. Dan neemt de dame van het bedrijfje dat de tocht organiseert de namen door. Als ze bij Guidje's naam komt, ziet ze dat hij even op het lijstje kijkt en neemt ze niet eens de moeite om z'n naam op te noemen. "Yeah right. Well, you know who you are." Ze is niet de eerste Ier die bijzonder veel moeite heeft met z'n naam. Vreemd. Je zou toch denken dat 'Guido' niet echt moeilijk is om uit te spreken. Fungie laat zich overigens maar eventjes zien en 'm op de foto zetten is nog verdomd lastig, maar vooruit, het is gelukt.





St. James's Church. Plus een bijzonder sfeervol kerkhof (nee, dat graf op de onderste foto is leeg).

Naast Fungie heeft Dingle ook nog de traditionele muziek als inkomstenbron. Het dorp heeft een grote en actieve muziekscene die 's zomers driemaal per week een optreden in een verlaten kerkje aan de rand van het dorp verzorgt. Dit St. James's Church biedt tegenwoordig een mooi podium voor toeristen die bijvoorbeeld eens wat meer willen horen van die fameuze uillean pipes die volgens sommigen nog het meest klinkt als een kat die gevild wordt. Het is een mooi concert, met vier muzikanten die allemaal goede traditionele muziek laten horen, maar hoe mooi het kerkje ook is, het beste klinkt deze muziek toch 's avonds in een pub.

Het weer was dan behelpen, op de tweede dag in Dingle zou het zowaar mooi weer worden. Een perfecte dag voor een trip naar Great Blasket Island, een eiland voor de kust dan Dunquin, een gehucht op de westpunt van het schiereiland. Het was tot 1953 bewoond, waarna de overheid besloot de bevolking te evacueren naar het vasteland. Vooral in tijden van slecht weer waren de bewoners soms wekenlang afgesneden van de buitenwereld en bovendien hadden de bewoners geen beschikking meer over een school, winkel, pastoor of huisarts. Veel eilandbewoners kwamen uiteindelijk Springfield, Massachusetts terecht, alwaar ze nog steeds wekelijks The Kerryman, de krant uit Tralee ontvangen. Vanwege de geïsoleerde ligging was het eiland tot 1953 een soort ground zero voor de Gaeltacht: het gebied in Ierland waar Iers de voertaal is en mede daardoor bloeide de literatuur op de eilanden met beroemde boeken als An tOileánach (The Islandman) van Tomás Ó Criomhtain, Fiche Blian ag Fás (Twenty Years A-Growing) van Muiris Ó Súilleabháin en Peig van Peig Sayers (al kan je je altijd afvragen of dit niet een kip en ei verhaal is: is de literatuur zo bijzonder omdat het gebied geïsoleerd ligt, of vinden lezers de boeken juist zo interessant vanwege die geïsoleerde ligging). Het zijn boeken die verhalen over het harde leven op de eilanden, al is vooral het boek van Ó Súilleabháin ook wat luchtiger van toon, een beetje zoals De Witte van Zichem van Ernest Claes. Verplichte kost op Ierse scholen, voor leerlingen die boeken voor hun lijst Iers moeten leren.



























Great Blasket Island, met de ruïnes van huisjes die in 1953 voor het laatst werden bewoond.

Het werd dus Great Blasket Island, waarvan de huisjes van de laatste bewoners inmiddels zijn vervallen tot ruïnes die ook nog zijn overwoekerd. Een prachtige, sfeervolle locatie. Niet dat dat de reden is voor twee Nederlandse meisjes die al giebelend staan te wachten om aan boord te gaan van de boot. Blijkbaar hebben ze via via een korting bedongen en zijn ze daar zeer tevreden mee. Eenmaal op het eiland aangekomen zullen ze enkel op het strand gaan liggen. Niet dat het daar warm genoeg voor is, maar soit. De boot die de toeristen af moet leveren bij het eiland wordt ook gebruikt voor een Eco Tour, waarbij een bioloog de toeristen die níet worden afgeleverd op Great Blasket Island op een tocht langs de andere Blaskets van deskundig commentaar voorziet. Omdat het eiland slechts één kleine, soort van geïmproviseerde aanlegsteiger heeft, moeten de zes bezoekers die hier moeten worden afgeleverd overstappen in een klein rubberbootje. Na het afleveren op het eiland heb je dan zo'n drie uur om het te bekijken. Dat is ruim voldoende voor een bezoek aan de vervallen huisjes in het dorpje (sommigen worden opgeknapt om te worden gebruikt als vakantiehuisje) en een kijkje bij het strand en op het hoogste punt van het eiland te nemen. Voor de rest wordt er hier en daar gekampeerd, grazen er schapen rond (vermoedelijk om het gras er toch een beetje kort te houden) en voor de kust patrouilleert een boot van de marine. Waarom precies is onduidelijk; de ene beweert dat ze duikoefeningen aan het doen zijn, een ander beweert dat het is om eventuele illegale wapenleveringen van de IRA te onderscheppen. Guidje houdt het liever op het laatste; dat klinkt spannender.

Na een paar uur is Guidje op tijd terug bij de aanlegsteiger. Het zou geen ramp zijn als ze 'm zouden vergeten mee te nemen (hij treft er een Brits echtpaar dat op de boot naar Dunquin zit te wachten (Guidje moet terug naar Dingle) en die hebben hun boot gemist, maar dan nemen ze die van een uur later maar), maar toch is liever op tijd. Daar raakt hij aan de praat met Greg, een Amerikaan uit San Francisco die nu voor de derde keer in Ierland is. De eerste keer was in 1980 en hij gaat nu nog steeds op bezoek bij mensen die hij toen voor het eerst heeft ontmoet. "They're the friendliest people I ever met," zegt hij. Simone is een Duitse uit Karlsruhe die lichtelijk geobsedeerd lijkt door de Blaskets. Het is haar vierde bezoek aan de eilanden. Als ze plaatsnemen in het rubberbootje dat ze naar de grotere boot zal brengen, kijkt ze wat mistroostig om. Guidje zegt nog tegen 'r: "say goodbye to them, see you next time," maar Simone lijkt echt gehecht te zijn aan de eilanden (later zou wel blijken waarom; ze is gek op de boeken over de Blaskets, vooral het relaas van Peig Sayers is haar dierbaar en het liefste zou ze op het eiland gaan wonen). Greg wijst de twee Nederlandse meisjes erop dat ze wel in de goede boot moeten stappen, omdat er ook een rubberbootje klaar ligt voor mensen die terug moeten naar Dunquin. De ene vraagt aan de ander: "wat zei ie?" "Ik weet het niet. Dat we naar de overkant wilden zwemmen denk ik," zegt ze giebelend. Het jochie dat de rubberboot bestuurt doet het indrukwekkend goed; hij manoeuvreert alsof het niets is tussen de rotsen en kliffen door, terwijl ie vermoedelijk nog in z'n tienerjaren zit.

In de haven van Dingle maakt Guidje nog een kort praatje met Greg en Simone. Hij wijst ze erop dat Lumiere, de groep die hij in Dublin had zien optreden en uit Dingle afkomstig is, vanavond in een pub optreedt. "I've seen them, they're great." Simone wil weten in welke pub het is, maar dat weet ie niet meer. "I don't know which pub it is, somewhere along the quay. But there's a sign in the window, so you cannot miss it." 's Avonds zit Jon Benny Moriarty's Pub bomvol en zitten Pauline Scanlon en Éilís Kennedy, de twee zangeressen, met een gitarist aan een kant van de kroeg. Guidje is eerst wat huiverig om door de pub te lopen, maar hij vindt Greg en Simone uiteindelijk achter in de pub. Ze zijn al vanaf de eerste noot verknocht aan Lumiere. Simone bedankt Guidje uitvoerig: "it's all thanks to you, otherwise we wouldn't have known it!" Lumiere is ook erg mooi, al is Pauline, de jongste van de twee zangeressen, wat slecht bij stem. De sfeer in ontspannen, wat blijkt uit het soms luchtige repertoire en tussendoor roept vooral Éilís een paar keer iets in het Iers naar de barman. Aangezien ook veel liedjes in het Iers worden gezongen, grapt Guidje tegen Greg dat ze net zo goed over aardappelen zouden kunnen zingen en dat het nog mooi zou zijn. Greg: "well they probably dó sing about potatoes!" Simone deint langzaam mee op haar barkruk. Ze heeft helemaal geen zicht op de muzikanten, maar gaat helemaal op in de muziek. Tussen de liedjes door praat Greg honderduit over muziek. Hij is een grote liefhebber van folkmuziek; hij heeft diverse mixtapes samengesteld. Z'n favoriet is de Wolfe Tones, een Ierse folkgroep, maar hij houdt ook van Joan Baez. En als de dames roepen: "we feel like doing a Joni Mitchell song!" reageert hij enthousiast, maar als ze Carey inzetten, afkomstig van de klassieker Blue, herkent hij het niet eens. Greg heeft Ierse wortels. Althans, dat beweert z'n vrouw. "You're nice but don't try to fool you, you'd get cross!" heeft ze gezegd. Simone is absoluut niet Iers, maar het kan niet anders of ze is dat in een vorig leven geweest.

Als de pub bijna dicht is, het is dan al na elven, komt een van de vaste gasten naar voren, op aandringen van Éilís. Het is een oudere dame die a cappella een traditioneel Iers lied zingt. Niet bepaald toonvast, maar diep ontroerend. Daarna komt nog een man achter de microfoon staan die eveneens a cappella een prachtig Iers lied zingt. "Well, that goes to show, culture always survives," zegt Greg, hevig onder de indruk. Guidje wijst 'm erop dat de Britten dan wel eeuwenlang de Ieren hebben onderdrukt, maar dat de cultuur heeft overleefd en nu zelfs als nooit tevoren floreert. "And probably that's why they are so fanatic about their Catholicism." (Nog een leermoment: je kan een godsdienst nog zo achterlijk noemen of belachelijk maken, de aanhangers van dat geloof worden er alleen maar fanatieker van.) Greg vertelt nog een mooie anekdote. 's Middags was hij, nadat Guidje 'm het concert had aangeraden, alvast een kijkje gaan nemen in de pub. Hem waren de ingelijste foto's aan de muur opgehangen en hij had een schoonmaakster, die stond te mopperen omdat de zon scheen ("I hate the sun, it makes you see all the dust"), gevraagd naar een man op een foto, of dat Michael Collins was. Ze had haar schouders opgehaald, tot grote verbazing van Greg, omdat de Ieren hun nationale geschiedenis bloedserieus nemen. Vervolgens had hij het aan de barman gevraagd en die had Gregs vermoeden bevestigd. En wat betreft de schoonmaakster. "She's Russian. She probably doesn't know who Michael Collins is." Greg was nu nog meer verbaasd geweest; ze had 'm aangesproken met een zwaar Iers accent.

Na afloop wil Guidje een cd kopen én laten signeren. En dan kan ie ook even vertellen dat ie Lumiere al anderhalve week geleden op heeft zien treden, in Dublin. Pauline zit nog samen met de gitarist bij de microfoon en Guidje koopt een cd bij 'r, die ze vervolgens signeert. Intussen vertelt hij: "I saw you in Whelan's in Dublin the other day. Great gig." "Really? Ow, that's great! How did you find out about us?" "Well, I saw the poster and I figured it would be fun." "There you see, the power of posters," zegt Pauline tegen de gitarist, die blijkbaar in een eerder stadium had aangegeven het nut er niet echt van in te zien. Dan zegt ze tegen Guidje: "I must tell Éilís you were in Dublin!" Ze roept haar collega-zangeres erbij, die vervolgens vooral onder de indruk is van Guidje's trui, met de opdruk Obey. "Oh, I love your T-shirt, where did you get that? I want one too." Vervolgens praat ze honderduit. Guidje vraagt wie die ene special guest was bij het optreden in Whelan's. Niet Damien Dempsey, maar die Nieuw-Zeelander, die Guidje verdacht veel op één helft van Flight Of The Conchords vond lijken en zich op het podium ook als een clown had gedragen. "Jerry Paul, but I doubt that's his real name," zegt Éilís lachend. Pauline valt haar bij. "Yeah, I asked one of the guys backstage and he said 'Jerry Paul? Nah, that's not his real name.'" Het mysterie blijft dus in stand. Guidje vertelt Pauline dat ie Dempsey ook erg goed vond. "Oh yes, he's brilliant." "Which album should I buy." "To Hell or Barbados, definitely. It's his best."

De volgende morgen is het aanvankelijk nog droog, maar het dreigt een behoorlijk natte en winderige dag te worden. Guidje wil het schiereiland gaan bekijken en hij kan tegen betaling wel rondgereden worden door een inwoner, maar dan moet er wel voldoende belangstelling zijn. Eerder heeft ie bij het Tourist Office een briefje gehaald met daarop vier telefoonnummers. Op aanraden van hen had Guidje de dag ervoor al het telefoonnummer onderaan het briefje gebeld. Een vriendelijke vrouw had Guidje's nummer genoteerd en beloofd hem terug te bellen. Maar het was inmiddels de volgende dag en het was al 10.00 uur, en Guidje wilde toch weten waar ie nu aan toe was. De eigenaar van Dingle Harbour Lodge belt haar op, maar ze moet Guidje teleurstellen. "Ow hi Guido. I haven't forgotten about you. I've tried to put a group together, but it didn't work." De eigenaar vindt dat Guidje het nummer van ene Dennis Ryan moet proberen en hij weet dat er twee Duitse dames in het hotel overnachten die ook rondgereden willen worden. "He's good, we've worked with him before." Nyall, z'n zoon, belt met Dennis die niet bereikbaar is, maar tien minuten later zelf terug belt. Dan neemt Trish, de serveerster van het hotel de telefoon op. Het blijkt haar buurman te zijn en ze is niet al te gek op 'm. Als ze de telefoon ophangt, zegt ze tegen Guidje "yeah that was Dennis. Who adviced him? He's rubbish, he's my neighbour. Well, he said he would like to drive you around, but he's not going to wait all day. Besides, he says the weather is cracking out west!" Ze grijnst breed bij die laatste mededeling. En met 'cracking' zal in dit verband vermoedelijk niet een onbewolkt zonnig dagje worden bedoeld. "What does he charge anyway? 20 Euros? Well, that's not too bad. Rather cheap. I guess that's a plus for Dennis then." Guidje had het niet al te 'cheap' gevonden, maar hij vermoedde dat Trish niet door had dat dat het bedrag per persoon is, voor een rit van twee uur. De Duitse dames gaan akkoord, maar Dennis vertrekt pas 's middags om 14.00 uur.



Steen met Ogham-schrift. Het schrift is te ingewikkeld om hier uit te gaan leggen, maar het wiki lemma is aan te bevelen.

Was ie nu maar gewoon om 11.00 uur vertrokken. Toen was het nog redelijk weer. Okee, het stormde, maar het was droog. Nu is het weer inderdaad 'cracking.' Als Guidje en de twee Duitse dames, die hij qua leeftijd ergens in de dertig schat en woonachtig zijn nabij de Zugspitze in de auto plaatsnemen, zegt Dennis dan ook meteen. "OK, are you sure you want to do this?" De dames roepen in koor. "Yes, we are sure." Hij vraagt wat ze willen zien. De Duitse dames maakt het niet uit. Guidje heeft gehoord dat er vlak bij Dunquin een steen is met Ogham schrift die hij wel wil zien, maar het allerliefste wil hij Gallarus Oratory zien. Dennis: "yes, there in an Ogham stone in Dunquin, but I'd rather show you the ones in Ventry." Guidje vindt het best. De stenen staan vlak bij Dingle, in het dorp Ventry, op het landgoed van de Lord die daar tientallen jaren heeft gewoond. Het was nogal een excentriek figuur die vijf stenen met Ogham schrift van elders in Ierland naar zijn landgoed heeft verplaatst. Schande natuurlijk, maar wel mooi om nu te gaan bekijken, zeker omdat ze wat beschut staan. Als Dennis de auto naast de stenen heeft geparkeerd, tekent hij in de condens op de voorruit hoe het Ogham schrift werkt. Hij vindt het heel eenvoudig, maar het komt toch redelijk complex op 'm over. Daarna vertelt ie over de exotische bomen op het landgoed waarvan de meeste uit Nieuw-Zeeland komen. Een van de Duitse dames reageert verbaasd. "But Ireland and New-Zealand do have a lot in common. The same climate, lots of sheep." Al wordt al het Ierse wol tegenwoordig naar China geëxporteerd, vertelt Dennis erbij. Guidje reageert verbaasd. Hoe zit het dan met al die authentieke, Ierse 'woollen sweaters' die op Inishmore en in Doolin, Killarney en Dingle worden verkocht? "Well, the wool is from New Zealand, but the designs are Irish and they are made in Ireland." Ah.



"The weather is cracking out west." Dat is het zeker. Maar het levert wel mooie plaatjes op.

Dennis is een amusant verteller. Hij wil weten waar de dames een avond eerder zijn wezen stappen. "In Dick Mack's?" Ze moeten er zelf ook om lachen, omdat het een gereedschapswinkel is die 's avonds wordt gebruikt als pub. Dennis: "I remember once a guy came in there and he ordered one pint of Guinness, a pound of nails and two hundred grams of rat poison. Nobody did look up, until the barman asked 'do you want it together in one glass?'" Guidje vertelt over Lumiere, die hij had zien optreden in Jon Benny Moriarty's. "The husband of one of the girls runs the pub. They were practicing for two years and first worked under the name Dingle White Females, but the record company didn't think it was a good idea so they changed their name to Lumiere."

Dennis vertelt ook over de Gaeltacht en Guidje vraagt waarom Ieren er zo enorm aan hechten om een taal te gaan leren die nergens anders ter wereld wordt gesproken. "Well, firstly of course it's a patriotic thing. When you're in holiday in, let's say Germany, and you would speak to each other in English, then the Germans would ask if you were British and no we're not. We're Irish. Secondly, it's a language that needs to be saved. If we don't pass it on to future generations it's a dead language. Besides that, it's a very positive language." Guidje vraagt of Dennis daar een voorbeeld van weet. "Well, for instance, in English you say 'he has died' while in Irish you would say something like 'he has found dead.' That's more positive, to find something and well, it doesn't make a difference for the dead guy anyway." Guidje wil weten of er worden uit het Iers zijn die op een bepaalde manier in het Engels terecht zijn gekomen. Die zijn er zeker, zoals 'galore' en 'so long.' Dat laatste komt uit westernfilms, waarin cowboys 'so long' tegen elkaar zeggen. Volgens Dennis waren het Ierse cowboys die dat in de wereld hebben geholpen. Ze zeiden echter niet 'so long' maar 'slán', wat Iers is voor 'goodbye.' Een van de Duitse dames vraagt of er nog verschillen in dialect zijn. Die verschillen zijn er wel degelijk. Iers in Kerry is anders dan Iers in Galway of Donegal. "The Donegal dialect in particular is very difficult to understand. But then again, you wouldn't understand them if they speak English either."









Sfeerfoto's van het schiereiland Dingle, met op de onderste twee foto's Gallarus Oratory. Zelfs mooi op een hopeloos regenachtige en winderige dag zoals hier.

Tijdens de rondrit over het schiereiland komen ze bij een omgekeerde brug; het water loopt over de brug en er niet onderdoor en bij Dunquin, wat met een beetje fantasie kan gelden als het Beverly Hills van Ierland. Dennis wijst het huis aan van Dolores O'Riordan en ook een van de Hothouse Flowers heeft er een huis. Daarna wijst hij op een kale heuvel. "The Ogham stone you mentioned is up there. I guess you don't want to go there in this weather?" Met goed weer zal Dunquin best gezellig zijn, maar ook dan is het niet aan te raden hier voor de kust te gaan zwemmen. "The current is very strong in here. If you go swimming here, better bring your passport with you. Because you end up in America." Als ze een beehive hut zien, vertelt Guidje dat ie die een dag eerder ook eentje heeft gezien op Great Blasket Island en dat hij een paar boeken heeft gekocht van schrijvers van de Blaskets. "Which one? The Islandman and Twenty Years A-Growing? Very good. Read The Islandman first. He's an old man, looking back at his life with a bitter end. Twenty Years A-Growing is a far more funny account." Dat was Guidje al opgevallen toen hij het eerste hoofdstuk van Twenty Years A-Growing had gelezen. Eigenlijk blijft iedereen de gehele rit in de auto zitten en af en toe gaat het raampje even open, waarbij de regen vaak naar binnen hoost. Alleen bij Gallarus Oratory, een prachtig oud kerkje dat volgens sommige schattingen uit de zesde eeuw zou stammen en volgens anderen 'slechts' duizend jaar oud zou zijn, omdat het zo enorm goed gebouwd is. Ook Dennis moet toegeven, het is dan wel heel goed gebouwd, op een dag van vandaag zal het er vermoedelijk wel lekken. Als ze met z'n drieën via een beschut pad naar het kerkje rennen (Dennis blijft even in de auto wachten), zien ze dat het er vandaag inderdaad lekt, maar het kerkje blijft hoe dan ook indrukwekkend mooi.

Terug in het hotel droogt Guidje eerst even op van de natte, maar interessante excursie. De BBC staat op met beelden van Wimbledon, dus dat is geen probleem. Daarna loopt hij Dingle in en vindt hij in een sportwinkel het ideale souvenir: een hurley. Ze staan ergens in een hoekje en Guidje was er per toeval tegenaan gelopen. Het zijn lange sticks, vergelijkbaar met hockeysticks, met op de uiteinde een cijfer geschreven. Guidje ziet '32' staan en hij vermoedt dat dit de lengtemaat is van de broek die gehanteerd wordt. Hij pakt een hurley en vraagt aan een jonge verkoper hoe die maten precies werken. Hij doet het voor: je moet rechtop gaan staan en de hurley naast je been houden. Hij bekijkt Guidje. "Er… try a 34." Als die ook te kort blijkt. "Probably a 36." Oeps, die is wel heel lang. Vervolgens doet hij voor hoe het werkt, met een echte sliotar die hij ergens vandaan heeft getoverd. "It's kind of hard. I'm not very good at it." Guidje wil ook de sliotar er wel bij kopen. De verkoper zegt dat ie ook neppe heeft, "these are actually quite good." Nah, nu ie toch bezig is, wil ie wel een échte, officiële sliotar. Bij de kassa vraagt de jongen aan Guidje waar ie vandaan komt. "The Netherlands? I don't know many famous Dutch people. Well I know 'durkoyt' , but that's because my girlfriend is a fan of Liverpool." Guidje kijkt niet begrijpend. "Durkoyt" herhaalt hij. Dan valt het kwartje. "Ah, Dirk Kuyt." "Yeah, that one. And Raymond van Barneveld, the darts player. He's quite well known in Britain." "Probably because he is one of very few non-Brits that's good at the game," lacht Guidje.

's Avonds wordt het een heel gepuzzel om de hurley in z'n tas te krijgen, iets dat niet lukt. Voor de rest van de reis zal die uit z'n toch niet bepaald kleine knalgele The North Face steken. Maar met een plastic zak eromheen ter bescherming ziet het er best wel cool uit; zo'n grote tas op z'n rug waar dan een hurley voor twintig centimeter uitsteekt.

In Killarney 
maandag, juli 4, 2011, 09:59 PM


The Hunt Museum. Het leukste museum van Limerick.

Op weg van Doolin naar Killarney kom je door Limerick, met de agglomeratie meerekenend de derde stad van de republiek. Volgens reisgidsen niet een bijster mooie of interessante stad, maar het heeft wel een mooie kathedraal, een aardig winkelgebied en het belangrijkste: een erg leuk museum: The Hunt Museum. Het bevat de collectie van John en Gertrude Hunt, een echtpaar dat tijdens hun leven enorm veel schatten uit de oudheid verzamelde, maar ook interesse had in kunstwerken uit latere jaren, zoals een grote hoeveelheid crucifixen (komisch genoeg heet die zaal volgens de catalogus Crucifixation) en tekeningen en schilderijen. De locatie van het Hunt Museum is het voormalig Customs House en omdat de ruimte daar niet onbeperkt is, heeft de leiding daar iets op gevonden: veel kunstwerken liggen in lades van dressoirkasten. Het wordt je dan bij de ingang op het hart gedrukt: "please, dó look in the drawers." Dat had Guidje al gelezen in z'n reisgids. De eerste lade die Guidje open doet, bevat een tekening van Paul Gauguin van een dame uit Frans Polynesië, getiteld Te Nave Nave Fenua; toeval bestaat niet. Een paar laden verder stuit Guidje op een prachtige tekening van Pierre Auguste Renoir en in een andere lade een tekening van een nog piepjonge Pablo Picasso. Toegegeven, het merendeel van de laden bevat speerpunten, want het echtpaar Hunt hield zich voornamelijk bezig met het verzamelen van spullen uit de Oudheid, maar het maakt het museumbezoek wel een stuk spannender.

Killarney is de uitvalsbasis voor toeristen die de Ring of Kerry willen bezoeken en daarom nogal toeristisch ingesteld. Wat Guidje betreft vervélend toeristisch; het is er relatief duur, je struikelt er over de winkels die authentieke wollen truien van de Araneilanden verkopen en er zijn idioot veel winkeltjes die cd's met Ierse muziek (van dubieus allooi) en allerhande prullaria aanbieden. Het dieptepunt was de avond dat Guidje langs een winkeltje liep en daar een Ierse interpretatie van 't Kleine Café Aan De Haven uit hoorde komen. Nee, het was maar goed dat ie kort in Killarney was. De Ring Of Kerry zou ie sowieso niet doen (omdat de Ring Of Dingle net zo mooi, maar veel minder toeristisch is), maar hij wilde wel een dagje doorbrengen in het prachtige Killarney National Park. Guidje had het zo mooi gepland: hij zou een fiets huren, door het prachtige Gap of Dunloe fietsen en dan bij Lord Brandon's Cottage z'n fiets op een boot zetten en dan zou hij afgezet worden bij Muckross Abbey, waar een prachtig bos te bezoeken zou zijn. Guidje had de dag van aankomst bij het Tourist Office hemel en aarde moeten bewegen om dat voor elkaar te krijgen; de medewerkster had met de operator gebeld met de vraag of Guidje echt dan – in plaats van de gebruikelijke manier waarbij je met fiets en al terug in Killarney wordt afgeleverd, daarbij genietend van het uitzicht op de drie meren die het park bevat – halverwege afgezet kon worden. Dat kon.













Je ziet het steeds bewolkter en bewolkter worden.

En dus huurde Guidje die morgen een fiets en omdat de weersverwachtingen vrij belabberd waren, leek het 'm het beste om maar op tijd te vertrekken; om 9.00 uur was er nog flink wat blauw in de lucht en leek het 'm raadzaam om er flink de sokken in te zetten. Het bootje dat 'm bij Muckross Abbey zou afleveren, zou pas om 14.00 uur vertrekken, maar dat was geen probleem. Dan wachtte ie wel wat langer bij dat huisje. De route door het Gap of Dunloe is prachtig. Het is er muisstil en de weg is er goed te berijden; geen slecht wegdek of steile heuvels, alleen tegen het einde toe wordt het wat pittiger om te klimmen. Onderweg maakte Guidje foto's, waarbij hij een keer aan de rechterkant van de weg stil stond. "Sir, you are on the wrong side of the road," vond een passerende automobilist nodig om te melden. Tja, wat dacht ie dan? Guidje stopt alleen maar even voor een fotomoment. Echter, toen ie dichterbij het eindpunt van de route kwam, werd het bewolkter en bewolkter en na een tijdje viel er een mals buitje, maar kon ie even schuilen onder een paar bomen. Tegen de tijd dat het eindpunt echt in zicht was, begon het harder te regenen en vloekte en tierde Guidje op een paard met wagen (zo'n leuke toeristische attractie in het National Park, speciaal voor luie mensen) dat op een slakkengangetje voor 'm reed en de weg blokkeerde. Toen het pas echt losbarstte, was hij droog en wel in Lord Brandon's Cottage. Toen was het 12.00 uur.







De kathedraal van Killarney. Ook wel aardig. Maar het belangrijkste: droog.

Eerst had Guidje nog goede hoop. Dat het vanzelf wel droger zou worden. Dat bleek echter tegen te vallen, want het ging hoe langer hoe harder regenen. En toen tegen 14.00 uur alle wandelaars in het huisje waren die teruggebracht zouden worden naar Killarney goot het nog steeds pijpestelen. Guidje zocht de man van de touroperator die hij nog moest betalen voor de overtocht. Het was vast geen enkel probleem als ook hij mee terug ging naar Killarney? Nee hoor, dat was geen probleem. En dus viel de mooie route die hij een dag ervoor met veel moeite met een medewerkster van het Tourist Office had samengesteld in duigen. Samen met een kok die in Lord Brandon's Cottage een barbecue had verzorgd stelden de reizigers met behulp van vuilniszakken geïmproviseerde regenkleding samen en de kapitein van de boot stelde nog voor om een dekzeil over onze schoten te leggen. De reis duurde een uur en in die tijd ging het van miezerregen tot wolkbreuk en weer terug. Guidje kan niet zeggen dat ie zeiknat is geregend, maar om nu te zeggen dat ie kurkdroog terug in het hostel was: nee, niet bepaald. De rest van de middag hield Guidje zich maar bezig met een bezoek aan de kathedraal van Killarney, een negentiende eeuws, neoclassicistisch geval dat er nog best aardig uit zag en vond ie zowaar een echt, authentiek Iers rugby shirt in een sportwinkel. Voor op de komende editie van Folkwoods. En Killarney National Park? Dat bewaart ie maar voor een volgend bezoek aan Ierland, met hopelijk beter weer.

In Doolin 
zondag, juli 3, 2011, 12:31 PM
"It's a twenty minute walk from the harbour. Through the village and then turn left after you've seen a field with a donkey." Dat had Karl, de vriendelijke eigenaar van het hostel in Doolin gezegd. Maar met die zware tassen hadden die twintig minuten wel een eeuwigheid geleken en toen hij Doolin (het telt één straat en heeft de bekendheid vooral te danken aan een lokale boer, ene Micho Russell, die er in de jaren zestig op z'n fluit (ja, een echte) ging spelen en dat schijnbaar zo authentiek deed dat alle folkliefhebbers naar het gehucht trokken en ziedaar: een nieuwe, lokale folkscene was geboren. Tegenwoordig stelt die scene niet veel meer voor en wordt er in de pubs vooral slappe meuk gespeeld dus voor de muziek hoef je er echt niet heen. Het is echter wel een prettige uitvalsbasis voor een bezoek aan The Burren) uit was en hij na een paar minuten nog steeds geen ezel in zicht had, had ie toch voor de zekerheid nog maar een keer gebeld (je weet nooit of de ezel net die dag níet in het grasveldje naast het hostel staat). Hij was er bijna; nog een paar honderd meter lopen.

In het hostel deelde Guidje een slaapzaal met Ben en Danielle, een stel uit Vancouver dat na hun studie nu een paar maanden door Europa wilde trekken. Ze waren pas net onderweg en wilden eindigen in Denemarken, waar familie van Danielle woont. Wel zo handig, voor als het geld op is. Ze wilden nog tips van Guidje, waar ze heen moesten in Nederland. Eerlijk gezegd had ie het liefst gezegd dat ze dat xenofobe kutlandje het beste (extreem-)rechts konden laten liggen maar soit, hij wilde wel nog even meegeven dat naast Amsterdam Utrecht ook de moeite waard was. Maar ze wilden naar de minder toeristische gebieden. Guidje moest denken aan de Australische backpacker die ie ooit had getroffen in de trein van Vlissingen naar Roosendaal. De jongen had gezegd dat ie absoluut níet naar de toeristische gebieden wilde en had een plaatsje op de kaart aangewezen waar de trein zou stoppen: Arnemuiden. Of dat iets was? Guidje had 'm verzekerd dat ie dan absoluut 'off the beaten track' was, maar dat er ook geen zak te beleven zou zijn. Op Guidje's aanraden was de backpacker dan maar in Middelburg uitgestapt. Ook Ben en Danielle raadde ie dus Zeeland aan, vanwege de stormvloedkering en de mooie stranden. "Wow, that's awesome," hadden ze geroepen. Guidje vermoedde dat ze al snel tevreden waren; ze waren eerder in Edinburgh geweest en hadden zich verbaasd over al die enorm oude gebouwen. Duh, had Guidje gedacht, als je uit Vancouver komt, is alles oud.





Op de bovenste foto het volledige dorp Doolin, op de onderste foto dé ezel.

Maar ze waren wel erg vriendelijk, net als de andere kamergenoten: Gail een Australische die uit een stadje in Western Australia komt en na een verblijf in Noorwegen nu een paar maanden door Groot Brittannië en Ierland trok, en twee Amerikaanse meisjes,ene Jenny (of iets dergelijks) en haar vriendin, met een al even onuitspreekbare naam. Erg enthousiast zijn ze, vooral Janea, die samen met haar vriendin een jaar lang Engels heeft gedoceerd in Duitsland, als onderdeel van een uitwisselingsproject. "I would have preferred Australia or the Netherlands, so when they said Germany I was like 'er… OK.'" Maar het was haar meegevallen. Omdat het een leuk clubje is, gingen ze 's avonds naar één van de pubs in Doolin, McGann's. Binnen de kortste keren heeft de knappe Danielle een Ier aan haar broek hangen die haar naar een hurlingwedstrijd in Ennis wil krijgen. Danielle legt uit dat ze kaarten heeft voor een wedstrijd in Limerick, maar nee, ze moet echt naar Ennis komen. Het zorgt de rest van de avond voor verwarring, maar uiteindelijk wordt duidelijk dat Ennis Road in Limerick ligt. De vriendin van Jenny heeft ook een Ier aan de haak geslagen en heeft geen idee hoe ze er nu weer vanaf moet komen. Jenny heeft lol: "oh my God, she has a boyfriend. I have to take a picture!" Ze staat achter in de pub, dus het moet op een onopvallende wijze. Guidje stelt voor dat ze eerst probeert een foto te maken van Ben en Gail, die aan de andere kant van de tafel zitten, zij moeten vlak voordat ze de foto maakt wegduiken zodat op de achtergrond de vriendin met de onbekende Ier in beeld komen. Het foefje mislukt de eerste keer, maar de tweede keer is het raak. "Ha," lacht ze, "blackmail!"





Op de bovenste foto Leamaneh Castle, op de onderste foto de sheila-na-gig in Kilnaboy.

"You want to cycle in The Burren? Right. What do you want to see?" Karl, de eigenaar van het hostel pakt een kaart en tekent een route voor me uit. Guidje zegt dat ie in elk geval de Poulnabrone Dolmen wil zien én de sheela na gig van Kilnaboy. "Ah, the sheela na gig, the little pagan thing." Hij kijkt er wat bedenkelijk bij. Of dat is omdat ie het maar niets vindt, zo'n wel al te wulpse beeltenis of dat het 'm niet bevalt omdat het nogal uit de route ligt, wordt niet echt duidelijk, maar omdat Guidje aangeeft niet meer dan vijftig kilometer te willen fietsen met dit enorm stormachtige weer en in een nogal kaal en heuvelachtig landschap, heeft ie moeite een route uit te zetten waar ook nog een stukje lekker rauw en kaal The Burren landschap in zit. Z'n uiteindelijke route is wel prima te doen. Althans, de eerste tien à vijftien kilometers vliegen voorbij; door het dorpje Kilfenora, langs de ruïne van Leamaneh Castle over de weg naar Corofin naar Kilnaboy vliegen voorbij. Maar dan heeft Guidje ook nog de wind in de rug. In Kilnaboy is het echter speuren naar de sheela na gig. Hij bespeurt de ruïne van de kerk, maar kan 'm aanvankelijk niet vinden. Guidje fietst nog een stukje door Kilnaboy, op zoek naar een andere kerk, maar besluit dat het dorp der mate klein is dat er toch echt niet nóg een ruïne kan staan. Dan schiet 'm ineens te binnen dat Karl 'm had gezegd dat het beeldje boven de toegangsdeur was terug te vinden. Hebbes. Het is geen echt mooi exemplaar, maar dat zal de reden zijn dat het ding er überhaupt nog zit. De meer herkenbare exemplaren zijn in de reformatie van kerken afgebikt wegens te obsceen. Als ze er in de reformatie niet al af waren gehaald, dan zou dat alsnog wel zijn gebeurd in de tijd van de preutse Victorianen. Waar de sheela na gig is ontstaan en wat de functie is, is onduidelijk, maar ook in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Spanje komen ze voor. Vermoedelijk was het een vruchtbaarheidssymbool. Dat klinkt plausibel. (Overigens heeft PJ Harvey ooit een song geschreven met de titel Sheela-Na-Gig en een nogal expliciete tekst ('he said sheela-na-gig, you exhibitionist'). Het staat op Dry en op The Peel Sessions 1991-2004.)









Op de bovenste twee foto's een gaaf exemplaar van dolmen in een wat meer afgelegen deel van The Burren. Daaronder weer een ruïne en een impressie van het kale landschap.

Na Kilnaboy wordt de route een stuk zwaarder. Guidje heeft wind tegen, het wegdek is allerbelabberdst, de fiets die hij in Doolin heeft gehuurd is van een bedenkelijk allooi (hoe ironisch is de merknaam: Dürkopp) en dan moet ie ook nog een bijzonder steile heuvel op. Hij besluit dit stuk maar met de fiets aan de hand te lopen. Bovenop de heuvel vindt hij in een weiland een dolmen, een gaaf exemplaar dat vermoedelijk vrij onbekend is, omdat het aan zo'n onbeduidend landweggetje ligt. Als hij verder rijdt, lijkt het alsof hij in de verte twee mensen ziet staan. Het lijkt 'm vreemd, hij is hier in een absoluut niemandsland, hij is minimaal een uur lopen van Kilnaboy: wie loopt hier nu toch rond? Als Guidje dichterbij komt, blijken er inderdaad twee mensen te staan, een nogal verwaaid ogend ouder echtpaar. Ze houden Guidje staande. Ze zijn een eindje gaan wandelen, hebben ergens een verkeerde afslag genomen en hebben nu totaal geen idee meer waar ze zijn. De man wijst in de richting van de weg waar Guidje vandaan is gekomen: "where does that road lead to?" "To a dolmen. And Kilnaboy." De man kijkt vragend bij de naam Kilnaboy. "But I do have map," zegt Guidje, terwijl hij de kaart uit z'n rugzak pakt. De vrouw haalt opgelucht adem en verzucht: "ow, you are too kind." Op de kaart kijkend wordt al snel duidelijk dat ze terug moeten naar Kilnaboy en dat ze dan snel genoeg terug bij hun auto zullen zijn.







De Poulnabrone Dolmen in het karstlandschap van The Burren.

Na een stevige lunch gaat het weer bergop en weer is dat met veel tegenwind. Als hij aan de andere kant van deze heuvel bergafwaarts gaat, komt hij in een bui terecht: tijd om te gaan schuilen in het bezoekerscentrum van het ringfort van Caherconnell. Na de bui komt hij een andere fietser tegen. Hij raadt Guidje aan om de weg naar de Poulnabrone Dolmen, waar ie nu op zit, nog een kilometer verder door te fietsen, daar vindt ie nog een andere dolmen, in een weiland langs de kant van de weg. Het is een klein exemplaar: "it's easy to miss." Guidje bedankt voor de tip, maar hij moet nog kijken of ie de weg veel verder dan voorbij de Poulnabrone Dolmen af gaat fietsen. Met dit belabberde weer en nog een heel lang stuk terug te fietsen, houdt ie het liever wat kort. De Poulabrone Dolmen zijn echter bijzonder mooi; de beroemdste van de zeventig graven uit het Neolithicum dat The Burren telt. Het landschap is hier in de buurt nog een stuk kaler en grauwer dan in het gebied waar Guidje eerder doorheen was gefietst. Geen wonder dat de Ieren dit gebied 's avonds en 's nachts liever mijden, het zou er dan spoken. Of, zoals een teleurgestelde Edmund Ludlow schreef, in 1651 en 1652 op strafexpeditie door de streek: "it is a country where there is not enough water to drown a man, wood enough to hang one, nor earth enough to bury him."



U zoekt een vrouw? Of man? Dan moet u in september naar Lisdoonvarna in The Burren.

Op de terugweg naar Doolin komt Guidje nog een enkele kleine dolmen tegen, maar het is met de tegenwind en de heuvels op de route toch vooral zaak om flink door te trappen. Een wegwijsbordje 'Lisdoonvarna 12' is weinig hoopgevend; hij had toch gehoopt al verder te zijn. Lisdoonvarna blijkt, daar eenmaal aanbeland, een dorp dat vooral bekend is vanwege het jaarlijks terugkerende matchmaking festival dat heel de maand september duurt. 'Het grootste ter wereld,' zoals op een bord te lezen valt als je het dorp binnen rijdt. Omdat je van koppelen alleen niet een jaar lang rond kan komen, fungeert Lisdoonvarna het gehele jaar door als degelijk (en nogal suffig) spadorp. Voor het avondeten haalt Guidje een pizza in een zaakje in het dorp. Terug in het hostel zit, terwijl hij de pizza eet, een Nederlands stel met een zoontje van een jaar of vijf naast 'm. Guidje heeft ze 's morgens al horen praten, toen het jongetje aangaf kort haar te willen. "Net zoals die meneer." Hij had naar Guidje gewezen. De moeder had het geen goed idee gevonden. "Dan moet je eerst wat ouder zijn. Als je 10 bent." Het jongetje had gevraagd: "is die meneer al 10?" "Ja, die meneer is al 10." Wisten zij veel dat Guidje Nederlands is. Nu zit het jongetje verlekkerd naar z'n pizza te kijken. "O jee," zegt ze, "en dan ook nog met olijven, waar je zo gek op bent." Guidje zegt tegen 'r: "als ie trek heeft, mag ie wel een stukje hoor." Oeps. Geschrokken reactie; die had zich duidelijk niet gerealiseerd dat hij 'r kon verstaan.







De Cliffs of Moher. Ze zijn best duur.

De volgende morgen wil Guidje naar de Cliffs of Moher. Karl heeft vooraf gewaarschuwd: iedereen die daar komt, of het nu per fiets, per motor of per auto is, er wordt toegang gerekend. Omdat hij dagelijks armlastige backpackers over de vloer heeft, weet ie een route per voet. Die route tekent ie geregeld uit voor gasten en Guidje heeft het 'm zien doen, voorzien van ietwat vage aanwijzingen als "there you have to climb over a fence, walk through that field and then there's a tiny sign. Well, there you turn left and then after a couple of minutes you come near a waterfall." Door drie Amerikaanse vrienden uit New Jersey die inmiddels zijn nieuwe kamergenoten zijn geworden is de routebeschrijving omschreven als 'a little cartoon.' Dat is het ook, maar hoewel ze er moeite mee hadden gehad, waren ze toch op de plaats van bestemming gekomen. Guidje neemt liever niet het risico en huurt dus een fiets in Doolin om naar de kliffen toe te fietsen. "You should've kept it," zegt het meisje van de winkel waar Guidje de dag ervoor ook een fiets had gehuurd. "I don't think you would've liked that," zegt ie. Hij was gewaarschuwd, dus toen Guidje richting de kliffen in een fuik naar een parkeerterrein wordt gedwongen, is hij niet verbaasd dat hij langs een dame in een hokje bij een slagboom moet. Vier euro moet ie betalen. "Where can I put my bike then?" Die mag Guidje bij de motorfietsen zetten. Maar als hij z'n fiets daar neerzet, komt een medewerker van de parkeerplaats in motorouitfit gepikeerd naar 'm toelopen. "What? Did you charge you for that? That's ridiculous. I can get you a refund." Guidje zegt dat ie zich er niet druk over maakt (dat bezoekerscentrum dat dertig miljoen heeft gekost moet toch terugverdiend worden), ook al zijn de kliffen een 'tourist trap' van jewelste; kijk alleen al naar de vele touring cars op de parkeerplaats.



De grootste (vrijhangende) stalactiet van Europa. En dat in, nouja, vlakbij het piepkleine Doolin.

De andere toeristische trekpleister van Doolin is de grot met de grootste stalactiet van Europa. De route ernaartoe is echter wat merkwaardig. Als Guidje voorbij het hostel fietst, staat er een bord 'Doolin Cave 800 meters.' Als hij achthonderd meter verder fietst, komt hij bij een Italiaans restaurantje waar hij, volgens zijn reisgids althans, kaartjes kan kopen en waar hij met een busje naar de ingang van de grot wordt gereden. De medewerkster verzekert hem echter dat hij nog drie kilometer verder de weg moet blijven volgen, omdat ze er nu een eigen bezoekerscentrum hebben (goed Iers gebruik: elke attractie, hoe idioot klein ook, heeft een bezoekerscentrum). Dat klopt ook, want vlak bij het restaurant staat een bord met het opschrift 'Doolin Cave 3 kilometers.' Het maakt het bordje dat ie eerder zag staan wat vervreemdend; het was dus niet 800 meter tot de grot, maar 800 meter tot dit volgende bordje. Guidje neemt zich nu voor om de komende wegwijzers volstrekt niet meer serieus te nemen. Terecht, zo blijkt. Na een kilometer komt hij een bordje tegen met de tekst 'Doolin Cave 500 meters' en als hij honderd meter van de uiteindelijke locatie is verwijderd, staat er een bord 'Doolin Cave 2 kilometers.' Ah. Gelukkig maar dat het hypermoderne bezoekerscentrum duidelijk herkenbaar is; er staan schapen op het dak te grazen. Het meisje dat 'm het toegangskaartje verkoopt is schijnbaar in een flirterige bui. Ze vraagt aan Guidje of ie student is. Op weg naar de stalactiet door allerlei smalle, centimeter voor centimeter uitgehouwen gangen, blijkt eens te meer dat Ieren kleine mensen zijn. Hij moet constant bukken en de helm die iedereen dient te dragen blijkt geen overbodige luxe; Guidje stoot tot zeven keer toe z'n hoofd. Al kan dat ook door die grote helm komen.

De volgende morgen vertrekt de bus al vroeg, op weg naar Limerick en later die dag Killarney.

Op Inishmore 
zaterdag, juli 2, 2011, 05:46 PM
"Ik heb altijd goed weer als ik naar de Araneilanden ga," had M. een dag eerder gezegd. "Kan je dan niet meegaan?" was Guidje's reactie geweest. M. was een beetje jaloers op 'm. Guidje ging namelijk niet voor een dagtochtje naar Inishmore (Árainn), maar bleef er ook overnachten in een alleraardigste klein jeugdhostel in Kilronan, het dorpje dat als hoofdplaats fungeert van het grootste van de Araneilanden (Inishmaan (Inis Meáin) en Inisheer (Inis Óirr) zijn allebei een flink stuk kleiner (maar ook veel authentieker)). De eilanden zijn beroemd vanwege de uit 1934 stammende film Man Of Aran van John Flaherty maar ook van de vele schrijvers die er gebivakkeerd hebben. Er is een mooie verhalenbundel verkrijgbaar met de titel An Aran Reader waar een aantal verhalen in gebundeld zijn. Guidje had het zien liggen in diverse winkels in Galway, had het ook aan M. aangeraden tijdens een etentje in een pub aldaar, maar had zelf besloten het boek te komen in Kilronan. Waar het vervolgens niet verkrijgbaar bleek (en ook de rest van z'n reis heeft Guidje het niet meer gevonden). De Araneilanden zijn rauw en kaal en ze bestaan voor een groot deel uit kale rotsgrond (zoals die ook in The Burren te vinden is) waarbij tussen de spleten wat planten groeien. Ironisch genoeg zijn de eilanden één van de weinige plekken in Ierland die niet geleden heeft onder de Great Famine (1845-1852), omdat ze op de eilanden al gewend waren niet teveel op enkel de teelt van aardappelen te teren.



Verlaten weggetje langs de noordkust van Inishmore. Tip voor als je naar het eiland gaat: fiets naar de westpunt over deze kustweg, dan heb je op terugweg, over de meer heuvelachtige weg door het midden van het eiland de wind (die hier veelal vanuit de Atlantische Oceaan waait) in de rug.

Op de boot vanuit Rossaveel had het nog geregend, maar zoals zo vaak bij eilanden werd het droog en later zelfs zonnig toen er aangemeerd werd in Kilronan. De kamer in het hostel was nog niet klaar. Niet erg. Officieel had Guidje een dorm geboekt met zes bedden, dus in theorie had ie vijf kamergenoten, maar het bleek er geen één te zijn. Wel zo rustig, maar ook wat ongezellig. In Galway had ie een kamer gedeeld met allerlei andere toeristen. Eerst een professor van een universiteit in Kentucky alwaar hij les gaf in internationale ontwikkelingssamenwerking. Of het een grote universiteit was? Zo'n vijftigduizend studenten en er was nog een andere universiteit in Kentucky met nog eens veertigduizend studenten. Ah. Later had ie de kamer gedeeld met een Ier die vanuit Donegal was gekomen. Hij lag op bed toen Guidje terugkwam van z'n wandeldag in Connemara, uit aan het rusten van een eind fietsen en hij zou later naar de Galway Sessions in de stad gaan, een festival voor folkmuziek. Hij kwam echter al vroeg terug, waarop Guidje had gevraagd hoe dat kwam. "They had fiddles. I don't like fiddles," was het merkwaardige antwoord geweest. Je gaat naar een folkfestival en dan hou je niet van fiddles? De laatste kamergenoot die Guidje in Galway had getroffen, kwam uit Donegal. Hij was volstrekt onverstaanbaar, maar hij begreep dat ie van fietsen hield, waarop Guidje zei dat ie ook erg gek op fietsen is. Dat had ie beter niet kunnen doen, omdat hij vervolgens overladen werd door vragen in een onverstaanbaar Iers dialect. "What type of bike? What sort of frame? How big is the bike?" Het hield maar niet meer op. Sympathiek, maar Guidje kwam er geen wijs uit.













Van boven naar beneden: de ruïne van Teampall Chiaráin, een ruïne van een huis (waarvan Guidje vooral de schaduwwerking mooi vond), een belangrijk kenmerk van de Araneilanden: muurtjes, op de twee foto's daaronder Na Seacht dTeampaill, het uitzicht bij het westelijkste puntje van Inishmore en onderaan de kust bij Dun Aengus, waar je goed kan zien hoe kaal en grauw de rotsen op dit eiland zijn.

Als je in Kilronan van de boot af komt, word je meteen aangesproken door mensen die je per bus rond willen rijden over het eiland, of per paard en wagen. Guidje wilde natuurlijk per fiets gaan en die worden er ook heel wat aangeboden. Hij zag in de fietswinkel een ATB staan en wees die aan. "But we've got better ones." Neuh, dat hoefde niet, die leek 'm wel stoer. In het Tourist Office zag Guidje een enorm stoere landkaart in zwart/wit van de eilanden hangen. "We've run out of them," was het teleurstellende antwoord toen ie zei een exemplaar te willen kopen. Hij was nog geen vijf minuten onderweg (met een moderne(re) kaart) toen een vrouw passerend in de auto 'm aansprak. "The seal colony is a couple of kilometres down the road." Guidje had er niet om gevraagd en de zeehondjes waren niet de belangrijkste redden geweest om naar Inishmore te reizen, maar het is wel sympathiek. Hij heeft de zeehonden trouwens ook niet gevonden, maar was eerst op zoek gegaan naar Teampall Chiaráin, een van de kerkruïnes die het eiland telt. Het stamt uit de achtste of negende eeuw. De locatie telt slechts één ruïne, wat dat betreft is er bij Na Seacht dTeampaill (wat Iers is voor Zeven Kerken) meer te zien. Ze liggen een stuk verderop op het eiland, naar de westpunt toe. De naam schijnt niet helemaal correct te zijn, omdat het hier slechts vijf kerken (en twee woningen) betreft. De oudste kerk stamt uit de achtste, een nieuwer exemplaar uit de vijftiende eeuw. Daarna fietste Guidje door naar het westelijkste puntje van Inishmore, voor een mooi uitzicht over de Atlantische Oceaan.













Dun Aengus, één van de best bewaarde van de zestig duizend ringforten van Ierland. Op de op één na onderste foto een veilige methode om over de rand van de klif te kijken. Guidje hield toch liever wat afstand.

Het hoogtepunt van Inishmore Dun Aengus (Dún Aonghasa) een spectaculair ringfort dat aan de zuidkant van het eiland, op een negentig meter hoge klif ligt. Het bestaat uit drie metershoge muren, waarbij de inwoners de ruimtes tussen de binnenste muren bewoonden. De ruimte tussen de buitenste twee muren werd gebruikt om vee te laten graven. De plaats zou al vanaf 1500 voor Christus zijn bewoond en fungeerde vanaf die tijd voor duizenden jaren als hoofdstad van de Araneilanden. Vanwege de indrukwekkende ligging zouden vijanden al meteen afgeschrikt worden. Je kan bij dit ringfort gewoon naar de rand lopen, wat veel bezoekers dan ook doen. Het veiligste is om vlak voor de rand languit op je buik te gaan liggen en dan heel voorzichtig over het randje te koekeloeren. Er zijn ook leukerds die op de rand gaan staan en dan een meter omhoog springen voor een leuke fotoshot. Stom, want met die vlagerige wind lig je zo in de Atlantische Oceaan. Overigens telt Ierland zestig duizend ringforten en de belangrijkste reden waarom al die forten nog bestaan, is het bijgeloof dat het ongeluk zou brengen als je een ringfort dat op je land ligt daar weg te halen. Na het bezoek aan het ringfort fietst Guidje nog een stuk over het eiland, onder andere naar het hoogste punt, maar hij lijkt de weg wat kwijt te zijn. Hij wil nog een kijkje nemen bij andere ruïnes, maar de weg daarnaartoe staat slecht aangegeven; vermoedelijk had de eigenaar van het stuk land niet langer zin in al die toeristen.





De ruïne van Teampall Bheanáin.

Eenmaal terug in het dorp besluit hij 's avonds nog naar Teampall Bheanáin te lopen, dat hoog op een heuvel is gesitueerd en vooral bij zonsondergang er prachtig bij ligt. Het is een paar kilometer lopen vanuit Kilronan, omdat het boven het dorp Killeany uittorent. Het is even puzzelen om er te komen (het pad wordt erg slecht aangegeven), maar de ruïne ziet er inderdaad prachtig uit bij zonsondergang. Het zou, slechts vijf meter lang, de kleinste kerk van Europa zijn en stamt uit de vijfde eeuw. Ooit maakte het deel uit van het klooster van St. Enda, maar van dat bouwwerk is – met dank aan Oliver Cromwell – niets meer over. Later die avond gaat Guidje nog een kijkje nemen in Joe Watty's, dat elke avond live muziek brengt. Nu stelt dat niet iedere avond ook daadwerkelijk iets voor; zo is het vanavond een man met gitaar die onder begeleiding van een ritmeboxje nogal obligate covers speelt. (Take Me Home) Country Roads is nog acceptabel, maar Nights In White Satin is en blijft natuurlijk een verschrikkelijke draak van een plaat. Niet dat een bejaarde man die stomdronken (en nauwelijks in staat is om op z'n benen te blijven staan) zich daar ook maar iets van aantrekt; die danst vrolijk door. De nacht is vrij onstuimig en de boot die Guidje de volgende dag naar Doolin in The Burren moet brengen is nogal vertraagd. Terwijl hij op de belangrijkste pier van Kilronan staat te wachten, ziet hij aan een andere pier een schip aanmeren met de naam The Happy Hooker. Dat wist Guidje niet; dat Xaviera Hollander hier een eigen jacht heeft.

Als het veerpontje eindelijk aanmeert, is er vanwege het lage getij nog even sprake van dat er voor een uurtje of drie wordt aangemeerd op Inisheer, maar helaas wordt er op tijd een vervangende boot gevonden die iets minder diep in het water ligt.



Het jacht van Xaviera Hollander?


Vorige Volgende