Uitzicht vanuit Nieuwvliet. Breed strand, veel ruimte.
‘Als ik dat had geweten, had ik jullie niet mee laten reizen.’ Aldus de conducteur die de zes fietsen die de weg blokkeren op het balkon met lichte weerzin aanschouwt. De twee fietsen die ‘m het meest een doorn in het hoog zijn zijn niet van mij maar van een ouder stel, maar ze kunnen niet anders; elk ander balkon is al volgeplempt met fietsen. De nurkse opmerking van de conducteur lijkt daarom vooral ingegeven door een karaktereigenschap waar zoveel NS-medewerkers mee zijn behept: niet klantvriendelijk en onbeschoft. Als het een probleem is dat er zo veel fietsen in de trein staan, waarom zet de NS zo vroeg op de zaterdagmorgen dan niet een extra treinstel in?
Ik ben op weg naar de kust. Niet naar Scheveningen, Zandvoort of Hoek van Holland, daar kan je op dit moment over de koppen lopen. Wel naar Zeeuws-Vlaanderen omdat dat wat mij betreft het prettigste stukje Nederlandse kust is. Hoewel, Néderland, het ligt dermate dicht tegen België aan en de sfeer in de regio is zó anders dan de rest van Zeeland, laat staan Nederland, dat ik het plagerig surrogaat-België, een variant op cacaofantasie, noem. Die eigen sfeer komt ongetwijfeld door de geïsoleerde ligging; tot de opening van de Westerscheldetunnel in 2003 was de enige mogelijkheid om in Zeeuws-Vlaanderen te komen via België óf via een veerpont. Dat had zo z’n charme, al zal het voor de welvaart in het gebied niet al te handig zijn geweest. Die verbinding per veerpont is al jaren geleden afgebroken, maar het voetveer tussen Vlissingen en Breskens floreert als altijd; dagelijks worden duizenden mensen – al dan niet met fiets – overgezet.
Een wat vreemde tic van mij: als ik zo’n mooie, diepblauwe lucht zie, móet ik er een foto van maken. Op de onderste foto de Westerschelde.
Eerst ben ik op weg naar Sluis, omdat het Meisje van de Slijterij een jaar geleden vanuit Breskens naar die stad is vertrokken om op een nieuwe locatie haar geluk te beproeven. Over de financiering van de verhuizing, een unieke vorm van crowdfunding, is indertijd tot in de landelijke dagbladen aandacht besteed, ik wil de nieuwe locatie graag bewonderen en natuurlijk even bijpraten over de verhuizing en over de politieke aspiraties; Petra staat tweede op de lijst van de Liberaal Democraten. Als ik na ongeveer drie kwartier fietsen Sluis binnen rijd en net op een pleintje naast het belfort – het enige van Nederland (quizvraag alert!) – sta te bedenken waar het zou zijn, blijk ik pal voor de ingang te staan. Inderdaad, een prachtige locatie en heel wat beter dan de vorige stek, dat door Petra’s man Bram wordt omschreven als ‘niet eens een Z-locatie.’ Nee, tegenwoordig huist De Vuurtoren op een A-locatie of, misschien toepasselijker, een AA-locatie.
Sluis zelf is een bijzonder mooi stadje waar ik al meerdere keren ben geweest. Van de eerste keer herinner ik me de gigantische hoeveelheid seksshops, maar die zijn grotendeels verdwenen. Het enige wat nog aan die tijd lijkt te herinneren is een filiaal van Beate Uhse. Sluis heeft wel een bizar groot aantal drogisterijen die massaal Belgische klandizie trekken: medicijnen en met name pijnstillers zijn in Nederland vergeleken met België spotgoedkoop. En er is dus dat belfort. In België en het noorden van Frankrijk zijn dit soort Middeleeuwse torens wijdverspreid, maar Nederland kent er maar één. Ja, Bergen op Zoom had er eentje, maar die is al lang geleden verloren gegaan. Dit belfort ziet er voorbeeldig uit én het heeft bijzondere bewoners: twee hevig klepperende ooievaars.
Belfort, met gargouilles. Én met luidruchtige bewoners.
De beroemdste inwoner van Sluis moet Sergio Herman zijn die met zijn restaurant Oud-Sluis drie sterren van de Michelingids heeft. Bezoekers komen van heinde en verre om er te eten. Reserveren moet je minimaal een jaar van tevoren en sommige eters hebben er een jaar lang sparen voor over om te kunnen zeggen dat ze hier hebben gegeten. Het restaurant ligt afgeschermd door een haag buxus van de weg, alleen ‘s avonds is het goed te herkennen omdat voor de ingang een mannetje druk rondloopt om de gasten te verwelkomen. Omdat elders binnen de gemeente ook nog restaurants zijn met één en twee sterren heeft Sluis het grootste aantal Michelinsterren per hoofd van de bevolking van Nederland, zo meldt Petra trots. Inderdaad iets om trots op te zijn, maar je vraagt je af waarom de gemeente dat unieke wapenfeit niet wat meer uitvent.
Het grootste deel van de stad Sint Anna ter Muiden.
Eerder die week hoorde ik nog een nieuwsbericht dat de Belgen tegenwoordig vaak Nederlandse stranden opzoeken. Dat blijkt te kloppen, maar de Zeeuws-Vlaamse stranden slaan ze over; liever gaan ze naar de noordkant van de Westerschelde. Het zou goed kunnen dat Zeeuws-Vlaanderen ze nog iets teveel aan thuis denken. De hele streek doet nogal Vlaams aan, maar dan zonder de onhebbelijkheden waar ik me in België nogal aan erger: een overdaad aan rolluiken en een gebrek aan ruimtelijke ordening. Wat heet, de stad Sint Anna ter Muiden, het heeft vijftig inwoners maar wel stadsrechten waarmee het één van de kleinste steden van Nederland is, is zelfs een beschermd stadsgezicht. Er mag niets aan de aanblik worden, inclusief de kasseienstroken; een ramp zijn voor iedere fietser. Sint Anna ter Muiden kan trouwens nog bogen op een andere titel: die van het meest westelijke puntje van Nederland. Niet slecht voor zo’n piepklein stadje.
Vanwege de ligging van Sint Anna ter Muiden beland je nadat je het dorp bent uitgehobbeld vrijwel meteen in België. Aan de westkant van het fietspad ligt België, er staat zelfs een grenspaal, aan de oostkant kan je in de verte de skyline van Sluis – met belfort – zien liggen. Al fietsend richting Retranchement (vierhonderd inwoners en één van de mooiste plaatsnamen van Nederland) kom je in een soort niemandsland: dan weer zit je in België, dan zigzag je over het fietspad weer naar Nederland en uiteindelijk, als je Retranchement in rijdt, weet je zeker dat je weer in Nederland bent. Het dorpje is vandaag nogal druk vanwege een braderie dus ik laat het links liggen en fiets via de vroeg zeventiende-eeuwse omwalling verder naar de kust. Cadzand-Bad is me iets te vol, maar op aanraden van Petra en Bram probeer ik Nieuwvliet en daar blijkt voldoende ruimte. Het strand is mooi breed en veruit de meeste mensen zitten vrijwel direct aan de waterlijn. Aan de voet van de duinen heb je zo een rustig stekje gevonden en het water is heerlijk verkoelend.
Tussen Retranchement en Cadzand-Bad.
De terugweg door de duinen is heerlijk; met de wind in de rug ben ik in korte tijd weer in Breskens en ik haal, ondanks een volstrekt belachelijke en onlogische omleiding, nog net op tijd het veer naar Vlissingen. Na een tussenstop in Middelburg, om bij één van de lekkerste Italiaanse restaurants van Nederland te eten, is het tot Roosendaal nog prettig reizen in een Sprinter met airconditioning, maar de twee intercity-treinen die ik daarna heb zijn allebei mudvol en snikheet; ik was nog zo fijn afgekoeld. Het balkon is wederom volgebouwd; niet alleen met fietsen, maar ook met kinderwagens en een Duitse man en zijn zoon die een steekkarretje met een gigantische kartonnen doos met zich meeslepen.
De volgende morgen hoor ik op de radio de 3FM DJ aan de filelezer vragen: ‘kan je niet beter de stranden opnoemen waar geen file naar toe staat?’ Ze moet even nadenken en stelt dan de Wadden voor, daar is het nooit zo druk. Ik lig nog in bed uit te slapen en denk ‘ze moet es Zeeuws-Vlaanderen proberen.’