Tien keer Parijs

Morgen vertrek ik voor een (kort) weekje naar Parijs. Er was een tijd dat ik regelmatig met school of op vakantie in Parijs kwam, maar het is inmiddels vijftien jaar geleden dat ik er voor de laatste keer op bezoek was. Ter lering ende vermaak daarom tien plaatjes over Parijs uit de mottenballen gehaald. Ik wil niet beweren dat de Franse hoofdstad net zo vaak is bezongen als New York, maar het komt in de buurt. Er is in elk geval een karrenvracht aan (film)musicals over de stad gemaakt: An American In Paris, Moulin Rouge!, Sunday in the Park with George en Paris, om er een paar te noemen. En dan zijn er nog de honderden chansons. Waar zowat elke Nederlandse volkszanger Amsterdam heeft geëerd, heeft iedere chansonnier of chansonnière minimaal één ode aan de Franse lichtstad opgenomen. Daarom heb ik streng moeten zijn; de regel is net als bij Tien keer Londen dat er een plaatsaanduiding in de titel moet zitten. Verder heb ik niet alleen gekozen voor chansons, maar ook voor de blik van de toerist. Want wie zegt dat George Gershwin ook niet iets aardigs over Parijs kan melden?

10. The Moody Blues – Boulevard De La Madeleine (1966)

Het is een vullertje in de meest letterlijke zin van het woord: The Moody Blues had na de release van het debuutalbum The Magnificent Moodies de handen vol aan de opnames van een opvolger. Dat niet alleen, de band was een duiventil geworden: een komen en gaan van bandleden. Om de tijd te overbruggen totdat de nieuwe lp af was werd uit arren moede een oude opname van de plank geplukt: Boulevard De La Madeleine. Een hit werd het nergens, al groeide het wel uit tot een klassieker. Pas later voegden John Lodge en Justin Hayward zich bij de groep en werd het roer muzikaal omgegooid.

De eerste versie van The Moody Blues was zeer succesvol in Frankrijk: het debuutalbum verkocht er goed, evenals de single Bye Bye Bird en in 1965 trad de groep er op. Of Mike Pinder of Denny Laine, de schrijvers van het liedje, tijdens dat verblijf ook op de Boulevard De La Madeleine hebben vertoefd is de vraag. Voor het liedje doet het er niet toe; het had zich net zo goed aan een andere straat af kunnen spelen. Het is een simpele song over een jongen die tevergeefs op z’n date wacht. De verplichte accordeon zorgt voor een Frans sfeertje maar is ook niet bevorderlijk voor de gemoedstoestand van de hoofdpersoon.

9. Joe Dassin – Les Champs-Élysées (1969)

Niemendalletje uit de nadagen van het chanson, in 1969 naar de elfde plaats van de Nederlandse top-40 gezongen door Joe Dassin. Daarmee overtreft het succes van Dassins versie het Britse origineel Waterloo Road van Lionel Morton en de Nederlandse versie Oh Waterlooplein, vertaald door Johnny Austerlitz (pseudoniem van Herman Pieter de Boer) en gezongen door Johnny & Rijk.

De Franse tekst is van de hand van Pierre Delanoë, vermaard componist die verantwoordelijk is voor Radio Tour de France klassiekers als Les Lacs Du Connemara, Une Belle Histoire en La Ballade Des Gens Heureux. De belangrijkste verandering is dat Waterloo Road – de naam ligt toch gevoelig in Frankrijk – is veranderd in de Champs-Élysées. Tekstueel heeft het niet veel om het lijf: jongeman loopt over la plus belle avenue du monde, komt jongedame tegen, samen dansen ze en maken ze een nacht lang muziek en voor ze het weten is het alweer licht. De hoofdpersoon heeft er niet eens over gedacht om z’n nieuwe liefde te zoenen. Keurig hoofse liefde dus, dit in tegenstelling tot die andere grote Franse hit van 1969 van Serge Gainsbourg en Jane Birkin.

Joe Dassin was de zoon van Jules Dassin, de filmregisseur- en acteur die Parijs op het witte doek vereeuwigde in de klassieker Rififi Chez Les Hommes. Joe overleed op 41-jarige leeftijd aan een hartaanval in Tahiti.

8. White Soxx – Versailles (1981)

Relikwie uit de Top 2000. De single Versailles kwam in 1981 nooit verder dan de Tipparade en is tot 2006 zelfs nooit op cd uitgebracht, maar keert elk jaar braaf terug in de Top 2000. White Soxx is niet eens een one hit wonder, het is een no hit wonder. Doordat de band zo snel in de obscuriteit verdween deden jarenlang de meest vreemde verhalen de ronde. Het hardnekkigste gerucht was dat achter de naam van Frédéric Mercier, één van de schrijvers van Versailles, daadwerkelijk Queen-zanger Freddie Mercury schuil zou gaan. Een reportage in een aflevering van de Top 2000 à Go Go uit 2010 bracht duidelijkheid en helaas, Frédéric Mercier is een doodgewone Fransman, die overigens hard kan lachen om alle indianenverhalen die ie de afgelopen dertig jaar heeft gehoord.

De song lijkt gebaseerd te zijn op de belevenissen van Charlotte Anne Moberly en Eleanor Jourdain, twee dames die in 1901 Versailles bezochten, verdwaalden en op mysterieuze wijze aan het hof van Versailles in de tijd van Marie-Antoinette terecht zouden zijn gekomen. In de single van White Soxx gaat de tijdreis nog een eeuw verder terug en eindigen de twee hoofdpersonen aan het hof van Lodewijk XIV. Het mooiste is de acht minuten durende versie. Het staat op de b-kant van de onvindbare single en heeft een renaissance-achtig intro. De componisten die in deze versie genoemd worden (‘Couperin! Lully! Delalande! Charpentier!’) gelden als de voornaamste Franse componisten van de zeventiende eeuw en vormen een grote inspiratiebron voor Mercier bij het schrijven van de song.

7. Fréhel – Sous Le Pont Noir (1933)

Sous le pont noir, c’est merveilleux
Y’a des p’tit’s filles, pour vieux messieurs
Elles leur font psssssss!, j’ai quatorze ans
Arrêtez vous, profitez-en

Je hoeft geen eindexamen Frans te hebben gedaan om te weten wat zich onder deze brug aan de weg naar Saint-Cloud, zo’n tien kilometer van het centrum van Parijs, afspeelt. (Veel te) jonge meisjes bieden zich aan aan oude meneren. De dames van lichte zeden bewegen zich in een tippelzone avant la lettre: ‘dans les Renault et les Citron’. Aan de zwierige accordeon in Sous Le Pont Noir is de ellende niet af te horen, aan Fréhels flamboyante voordracht van het chanson evenmin.

Fréhel is de voornaamste vertolkster van het chanson réaliste. Niemand kan beter zingen over het leven aan de onderkant van de samenleving dan Fréhel. Haar leven leest dan ook als een Hollywoodfilm, al is het wel een tearjerker. Geboren onder de naam Marguerite Boulc’h trad ze als vijfjarige al op in cafés, in haar tienerjaren stond ze, onder de artiestennaam Pervenche, op het punt uit te groeien tot de grootste vedette van haar tijd, tot ze haar grote liefde Maurice Chevalier in de armen van haar rivale Mistinguett, aantrof. Fréhel deed een zelfmoordpoging, vertrok naar Rusland, Roemenië en Constantinopel en keerde pas tien jaar later terug. Ze was dik geworden en had geen stem meer over maar begon toch weer te zingen, dit keer onder de naam Fréhel, naar de kaap in Bretagne waar haar ouders van afkomstig waren. In de Olympia maakte ze haar glorieuze comeback.

6. Serge Gainsbourg – Le Poinçonneur Des Lilas (1958)

Serge Gainsbourg is het enfant terrible van het Franse chanson. Dat begint al met de openingstrack van debuutalbum Du Chant à La Une! Om te beweren dat heel Frankrijk in rep en roer is van Le Poinçonneur Des Lilas is overdreven, maar de deprimerende litanie van een man die dag-in dag-uit kaartjes knipt in de Franse metro en dat eentonige bestaan als dermate geestdodend ervaart dat ie uiteindelijk nog één laatste gaatje maakt – met een pistool, in z’n hoofd – is voldoende om de leiding van de Parijse metro op de kast te krijgen. Gainsbourg pareert de kritiek door de staf erop te wijzen dat de tekst is geïnspireerd door een conversatie die de songschrijver had met een conducteur van metrostation Les Lilas. ‘Waar droom je heel de dag van als je dit werk doet?’ had Gainsbourg gevraagd, waarop de medewerker had geantwoord ‘van het kijken naar de lucht.’

Le Poinçonneur Des Lilas werd geen hit, wel werd het in een jaar tijd driemaal gecoverd. Dat de platenmaatschappij wel degelijk hitpotentie in het chanson zag blijkt wel uit het feit dat er een Scopitone filmpje, een soort videoclip die werd gebruikt voor jukeboxen, in het metrostation Porte Des Lilas voor werd opgenomen.

In 2010 werd Gainsbourg geëerd met een eigen park, vlak naast de Porte Des Lilas, één van de oude, negentiende-eeuwse toegangspoorten van Parijs. En in filmhuishit Amélie figureert een voormalig kaartjesknipper die op z’n oude dag gaatjes in de laurierplant knipt, al geeft hij de voorkeur aan seringen, les lilas. Gainsbourg, altijd dol geweest op doubles ententes, zou de knipoog zeker gewaardeerd hebben.

5. Édith Piaf – Sous Le Ciel De Paris (1954)

Het tragische levensverhaal van Édith Piaf mag als bekend worden verondersteld. De ellendige jeugd, de drank, de morfine, de foute mannen: iedereen kent het. Natuurlijk overleed Piaf veel te jong, op 47-jarige leeftijd, in het Provençaalse dorpje Plascassier. Het verhaal gaat dat haar echtgenoot de nacht na het overlijden van Piaf het lichaam in allerijl naar de Franse hoofdstad vervoerde om de grote schare fans te doen geloven dat ze was overleden in de stad die haar zo dierbaar was. Het zou zomaar waar kunnen zijn; Piaf had haar hart aan Parijs verpand: Les Amants Des Paris, Paris, Le Chevalier De Paris, Notre-Dame De Paris, Paris-Méditerranée, Le Métro De Paris; ze werden allemaal gezongen door la môme Piaf (‘het meisje mus’). De begrafenis van Piaf op Père Lachaise zorgde voor een verkeersopstopping die Parijs sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog niet meer had gekend. De aartsbisschop mag vanwege Piafs ruige leven haar dan een officiële uitvaartmis hebben onthouden, het weerhield de veertigduizend nieuwsgierigen er niet van naar de uitvaart te komen.

Sous Le Ciel De Paris is waarschijnlijk de bekendste van alle ‘Parijse’ chansons van Piaf. Dat komt deels door de vele versies die er van bestaan. Het origineel stamt uit 1951 en werd ingezongen door Jean Bretonnière voor de film met dezelfde titel, maar het aantal coverversies loopt in de tientallen; onder andere Juliette Gréco, John Coltrane, Yves Montand en zelfs André Rieu hebben een eigen versie opgenomen.

De film van regisseur Jean Duvivier wordt tot de nouvelle vague gerekend en bevat een trits van personages die met elkaar verbonden zijn door de stad. De tekst van het chanson bezingt de hemel over Parijs, die al twintig eeuwen lang verliefd is op het eiland Saint-Louis: depuis vingt siècles il est épris de notre ile Saint Louis. Sous Le Ciel De Paris is één lange ode aan Parijs. Om dat te begrijpen hoef je de film niet eens gezien te hebben. Geen wonder dat het zo vaak is gecoverd.

4. Charles Aznavour – Paris Au Mois D’Août (1966)

Charles Aznavour, Frankrijks beroemdste chansonnier, mag niet ontbreken in deze top-10. Ik wil geen ruzie met Matthijs van Nieuwkerk; hij adoreert de in 1924 in Parijs geboren Shahnour Varinag Aznavourian. Inderdaad: Armeense ouders. Ontdekt door Edith Piaf, die de jonge Aznavour in 1946 mee op tournee neemt in Frankrijk en de Verenigde Staten. Het blijkt het begin van een carrière die enkel in superlatieven kan worden omschreven: Aznavour heeft meer dan achthonderd chansons geschreven, er meer dan duizend opgenomen, meer dan honderd miljoen platen verkocht en in tientallen films gespeeld. In 1998 wordt hij door CNN uitgeroepen tot ‘entertainer van de eeuw’, daarmee onder andere Elvis Presley en Bob Dylan achter zich latend, en treedt nog steeds op.

Paris Au Mois d’Août stamt uit 1966 en is geschreven voor de film met dezelfde titel, de film is op zijn beurt weer gebaseerd op de roman van René Fallet die twee jaar eerder verscheen. Aznavour zingt niet alleen de titelsong, maar speelt ook de hoofdrol. De film handelt over een getrouwde, veertigjarige man met vijf kinderen die het hoofd op hol wordt gebracht door een Engels model die voor een photoshoot in Parijs verblijft. Hij is alleen, z’n eega en kroost vertoeven buiten Parijs, het warme zomerweer doet de rest; de rest van de plot laat zich raden.

Het chanson begint met vlammende strijkers en Aznavour zingt vol dramatiek over z’n laatste liefde, voor eeuwig verbonden met Parijs, én voor eeuwig verbonden met de maand augustus. De chansonnier schreef het samen met Georges Garvarentz. Ook van Armeense afkomst, bovendien z’n zwager; Garvarentz was een jaar voor het verschijnen van de film met Aznavours zus in het huwelijk getreden.

3. George Gershwin – An American in Paris (1928)

Het Parijs van begin twintigste eeuw is een culturele metropool; Ernest Hemingway, Gertrude Stein, Zelda Fitzgerald, Pablo Picasso, Man Ray en Luis Buñuel: iedereen die ook maar iets voorstelt in de wereld van cultuur bivakkeert in de Franse hoofdstad. De status van Parijs als culturele wereldhoofdstad straalt af op de hele wereld; op Broadway zijn ze dol op all things French: Parijs is het centrale thema van diverse revueshows. Een jonge George Gershwin wil er heen. Eigenlijk wil hij in de leer bij Maurice Ravel, maar nadat die ‘m heeft verzekerd ‘dat het beter is een eersteklas Gershwin dan een tweedeklas Ravel te zijn’ gaat hij op advies van de meester naar Parijs om in de leer te gaan bij Nadia Boulanger. Hij speelt tien minuten voor Boulanger, waarna ze Gershwin meedeelt dat ze hem niets kan leren. Gershwin ziet het als een compliment.

De ontmoeting met Boulanger mag dan geen succes hebben opgeleverd, het bezoek aan Parijs inspireert Gershwin tot het componeren van een tone poem, een zeventien minuten durende compositie waarin een Amerikaan door de straten van Parijs struint, geluiden van de stad absorbeert en de sfeer opsnuift. Het is niet een puur romantisch beeld van de stad, in het bluesy tweede deel van An American in Paris krijgt de hoofdpersoon heimwee naar z’n thuisland, maar het muziekstuk eindigt triomfantelijk. Gershwin was niet over één nacht ijs gegaan; om de authentieke Franse sfeer te benadrukken liet hij zelfs Franse claxons importeren om het straatlawaai te kunnen imiteren.

2. Jacques Brel – Orly (1977)

Jacques Brel heeft regelmatig over Parijs gezongen, maar zelden klonk hij droeviger als in Orly. Het is, geïnspireerd door het lied Dimanche à Orly van Gilbert Bécaud, het relaas van een man die op het Franse vliegveld van een afstand toekijkt hoe een man en een vrouw afscheid van elkaar nemen. Hij ziet hoe ze zeggen dat ze van elkaar houden, hij ziet ze in huilen uitbarsten. Als iets pijnlijk duidelijk wordt is het wel dat de vrouw nooit zoveel van de toeschouwer zal houden als van de man die ze bij dit afscheid omhelst. Niets is eenzamer dan Orly op een zondagmiddag; met of zonder Bécaud.

Dat Orly zo’n navrante indruk maakt komt mede doordat het afkomstig is van Brels laatste album. Hij nam het lied in september 1977 op voor de lp B.R.E.L., wat z’n comeback moest worden. Amper een jaar later overleed hij aan kanker. Het overlijden van de zanger kan niet als een verrassing zijn gekomen; al vanaf 1974, toen een deel van z’n linkerlong vanwege een kankergezwel moest worden verwijderd, leefde hij in geleende tijd. B.R.E.L. werd in 2003 opnieuw uitgebracht, maar toen onder de titel Les Marquises. Een betere titel, omdat Brel zeer op de Frans-Polynesische archipel gesteld was geraakt. Op de Marquesaseilanden heeft de tijd stilgestaan, zo zingt Brel. Hij werd er begraven, op een begraafplaats op Hiva Oa, vlakbij schilder Paul Gauguin.

1. Jacques Dutronc – Il Est Cinq Heures, Paris S’éveille (1968)

Jacques Dutronc is het stoerste jongetje van de Franse rock ‘n roll: de yé-yé. Eigenlijk is dit typisch Franse genre – een mix van lieve liefdesliedjes en covers van Amerikaanse en Britse rocksongs – het domein van onschuldig uit hun ogen kijkende zuchtmeisjes als Françoise Hardy, France ‘Les Sucettes’ Gall en Jacqueline Taïeb, maar posterboys als Claude François, Michel Polnareff en Dutronc spelen ook een aardig deuntje mee.

Het meesterwerk in Dutroncs oeuvre is Il Est Cinq Heures, Paris S’éveille, een prachtige beschrijving van de Franse hoofdstad om vijf uur ‘s morgens. Het tijdstip is het ultieme niemandsland; de meeste feestvierders hebben hun bed opgezocht en alleen de vroegste vogels zijn al uit de veren. De hoofdpersoon waant zich alleen in Parijs en het voelt alsof hij bezit heeft genomen van de stad, zo blijkt uit de eerste, briljante regel: je suis le dauphin de la Place Dauphine. Wat volgt is een aaneenschakeling van poëtische beelden van Parijs: de vrachtwagens zijn volgeladen met melk, de Eiffeltoren heeft koude voeten en de travestieten gaan zich scheren. De hoofdpersoon sluit af met de mededeling dat ie geen slaap heeft.

Il Est Cinq Heures, Paris Séveille wordt beschouwd als een originele compositie. Hulde daarom voor Arnold Rypens die in zijn standaardwerk The Originals weet te melden dat Jacques Lanzmann en Anne Ségalen, de componisten van de Dutronc-song, meer dan ‘wat elementen’ van het lied hebben overgenomen van de compositie Tableau De Paris à Cinq Heures Du Matin van de vrijwel vergeten vaudeville-artiest Marc-Antoine Désangiers. Hij componeerde het stuk in 1802, maar het Parijs van begin negentiende eeuw, nog napuffend van de Franse revolutie en dat van de mei-opstand van 1968 blijken best wat overeenkomsten te hebben.

Ik overweeg om tijdens mijn verblijf in de Franse lichtstad één keer om vijf uur op te staan om Parijs wakker te zien worden.

This entry was posted in Lijstjes, Muziek and tagged , , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.