Belém

Het uitzicht vanuit de Basílica da Estrela, kijkende op de ingang van de Jardim da Estrela.

Op het eerste gezicht lijkt het openbaar vervoer in Lissabon uitstekend geregeld. Het hele arsenaal is in elk geval aanwezig. Over de trams en de funiculars schreef ik al, maar de stad heeft ook bussen, een metrostelsel en enkele ferries die dagelijks duizenden forenzen van en naar de zuidoever van de Taag brengen. Toch is het in de praktijk behelpen, omdat de metro maar een paar plaatsen in het centrum aandoet (en dan nog niet eens de toeristische trekpleisters) en de busverbindingen net zo matig zijn als in mijn eigen hometown Eindhoven. Ik kwam daar zondagmorgen achter toen ik na een wandeling langs het huis van fado-zangeres Amália Rodrigues en een bezoek bracht aan het Cemitério Inglês. De Engelse begraafplaats werd in 1654 door Dom João IV aan Oliver Cromwell beloofd. De Britse leider vond dat Lissabon behoefte had aan een protestants kerkhof. De Portugezen hadden er niet echt veel haast bij om hun belofte in te lossen; pas zeven decennia later werden de eerste werkzaamheden gestart en in 1729 vond de eerste begrafenis plaats. Tegen die tijd was Cromwell allang overleden en de Britse monarchie hersteld. Tegenwoordig is het Cemitério Inglês een sfeervolle begraafplaats, met Henry Fielding als beroemdste bewoner. De Britse schrijver Henry Fielding is de beroemdste bewoner. Hij vertrok in 1754 naar Lissabon in de hoop zijn broze gezondheid – hij leed onder andere aan jicht en astma – te verbeteren en overleed twee maanden na aankomst.

Het Cemitério Inglês, aangelegd op verzoek van Oliver Cromwell. Op de onderste foto de bescheiden graftombe van schrijver Henry Fielding.

Nadat ik een kijkje had genomen in het nabijgelegen parkje Jardim da Estrela en de Basílica da Estrela wilde ik met de bus naar Belém. Dat bleek een vrij hopeloze onderneming. Eerst bleek bij de bushalte waar ik stond geen bus te komen, toen ik de juiste halte had gevonden moest ik een half uur wachten en de bus beëindigde zijn route een halte te vroeg, waardoor ik niet meer wist waar ik moest overstappen op de volgende bus. Gelukkig kan je Belém vervolgens niet missen, al was het maar dankzij de gigantische rij die er staat voor de Antiga Confeitaria de Belém, een soort gebakszaak die wereldberoemde taartjes maakt. Ze zijn dermate beroemd dat er dagelijks meer dan tienduizend exemplaren worden gebakken, op heel drukke dagen zelfs meer dan het dubbele. De ‘pastéis de Belém’ worden gemaakt volgens een geheim recept en gaan bij sommige klanten met tientallen over de toonbank. Ik was nog bescheiden toen ik uit nieuwsgierigheid twee exemplaren bestelde en ja, ze zijn erg lekker; mierzoet en plakkerig, met een onderkant van bladerdeeg die al bij één hap uit elkaar valt. Ja, ik snap dat het taartje al jaren zeer succesvol is.

Het klooster van het Mosteiro dos Jerónimos, met op de onderste foto het plafond van de kerk.

Ik was naar Belém gekomen voor een bezoek aan het Mosteiro dos Jerónimos. Het klooster werd in 1501 gebouwd in opdracht van Manuel I met de opbrengsten van de Portugese handel met India. Het is een prachtig bouwwerk, bestaande uit een gigantisch klooster met eindeloze wandelgangen plus een kerk waar de graftombe van de grote Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama te bezichtigen is. Ze zijn gebouwd in een typische Portugese bouwstijl, het Manuelisme, een soort mengeling van de laatgotiek en de renaissance. Wel balen dat de toegang op zondagmorgen gratis is. Ik had sowieso gratis toegang dankzij mijn Lisbon Card, maar nu werd het klooster overspoeld door wel heel veel toeristen. Leuk voor hen, maar als je rustig foto’s wilt maken van de prachtig gedecoreerde plafonds, de gangen die letterlijk worden overschaduwd dankzij de laagstaande zon in deze tijd van het jaar, de gargoyles of de mooie binnenplaats, zit je verkeerd. Zeker als je geen mensen op je foto’s wil – zoals ik. Een enkele collega fotograaf snapt dat en blijft even wachten als ie je die ene mooie foto ziet maken, maar menig toerist loopt zonder op of om te kijken zo door het beeld; kan je weer een paar minuten wachten voordat de gang die je wilde fotograferen leeg is. Pas aan het begin van de middag begon het een beetje stiller te worden en kon ik in alle rust wat foto’s te maken. In de kerk bleef het echter druk, want daar is altijd gratis toegang. Die is wel een stuk minder spectaculair dan het klooster, al is het plafond indrukwekkend.

Torre de Belém.

Als je nog een stuk westelijker langs de oever van de Taag doorloopt, kom je na een kwartiertje lopen bij de Torre de Belém aan. Samen met het Mosteiro dos Jerónimos zijn deze twee bouwwerken de schoolvoorbeelden van het Manuelisme. Toch zie je in dit bouwwerk ook de invloeden van de Moorse bouwkunst duidelijker terugkomen, een invloed voortgekomen uit de eeuwenlange overheersing van Portugal door de Moren aan de andere kant van de Middellandse Zee. Maar waar het klooster vredelievende doeleinden had, is de Torre de Belém een oude wachttoren, gebouwd tussen 1514 en 1520 met als doel de haven van Lissabon te beschermen. De ligging is prachtig, vlak aan de oever en je kan de toren alleen bereiken over een houten loopbrug. Vanuit de oever zie je enkel de toren, maar aan de achterkant van de toren bevindt zich een binnenplaats met aan de randen kleine bastions – uitkijktorentjes van waaruit de Taag goed in de gaten kon worden gehouden. Tegenwoordig hangt er een landerige sfeer. Op de Taag voeren allesbehalve koopvaardijschepen of slagschepen voorbij, enkel kleine zeilbootjes. De landerige sfeer wordt bijna zweverig, al komt dat vooral door de panfluitmuziek die door enkele verkopers aan de oever op hard volume wordt gespeeld; ik hoor onder andere My Heart Will Go On en Wonderful Life voorbij komen. Ik dacht dat de Peruviaanse panfluitmaffia enkel Eindhoven terroriseerde, maar ze hebben inmiddels ook Lissabon veroverd.

This entry was posted in Foto's, Reizen and tagged , , , . Bookmark the permalink.