Ybeltje

Bij alle ophef rond het boek van Ybeltje Berckmoes over de VVD moet ik hardop lachen. Iedereen die ook maar een dag in de Tweede Kamer heeft rondgelopen (lees: ik) weet hoe het er daar aan toe gaat en kan haar verhaal beamen. Ja, het is de afdeling voorlichting die de dienst uitmaakt in de Tweede Kamer.

Ik moest denken aan m’n stage bij Radio 1, eind 2004. Het programma waar ik stage liep, 1 op de Middag, had een vaste rubriek rond 14.50 en 15.50 uur. Dit was een luchtig item, live gebracht door een redacteur op locatie. Zo was het onderwerp een keer carbidschieten (ik weet me dit item alleen nog te herinneren omdat we de halve redactievergadering hebben besteed aan de vraag hoe je carbid uitspreekt: als karbit of karbiet).

Vanwege de Algemene Beschouwingen was besloten dit keer het karretje, zoals de rubriek op de redactie werd genoemd, vanuit de Tweede Kamer te laten komen. Aan mij de taak om een leuk onderwerp voor de redacteur te produceren.

De vraag was alleen: waar ga je het over houden? Alle politieke onderwerpen waren uitgekauwd, bovendien moest het luchtig zijn. Ik speurde de dag voor uitzending de site van de Tweede Kamer af en stuitte op het begrip anciënniteit: het aantal dagen dat iemand in het parlement zit. Doordat er nogal wat verloop is onder Tweede Kamerleden kan het gebeuren dat halverwege een regeerperiode er ineens wat nieuwe gezichten aan het front verschijnen die de Algemene Beschouwingen voor de eerste keer meemaken. Die zouden zeker een frisse blik kunnen werpen op dit Haagse ritueel.

Dat klopte en ik vond al snel de namen van drie politieke groentjes: Corien Jonker (CDA), Jelleke Veenendaal (VVD) en Fatma Koser Kaya (D66). Leuk detail: de toen nog onbekende Veenendaal zou zich niet lang daarna bij de partijleiding van de VVD onmogelijk maken door in de lijsttrekkersverkiezing van de VVD de strijd aan te binden met Mark Rutte, wat niet de bedoeling was geweest.

Die donderdag vertrok ik naar Den Haag. Ik had de dag ervoor al wat fracties gebeld, deze morgen zou ik de rest van de contacten leggen. Bij de persafdeling haalde ik m’n dagpas op, die ik duidelijk zichtbaar moest dragen. Praktisch probleem: het ding was zo gemaakt om aan de borstzak van een overhemd of een jasje te dragen. Ik was (en ben) Mr. T-shirt, dus ik liep wat onbeholpen met die badge in m’n hand. Ach, dacht ik, er kraait geen haan naar dat ik niet overduidelijk zichtbaar met die badge door de wandelgangen loop.

Ik was nog geen kwartier binnen toen het me opviel dat een strak in het pak geklede man achter me aan liep. Wat niet hielp, was dat ik opzichtig aan het zoeken was naar de fractiekamer van het CDA. Als politieke junk voelde ik me als een vis in het water, maar als het om de weg vinden in de wandelgangen ging was ik een groentje.
‘Meneer, mag ik uw perspas zien?,’ vroeg de beveiliger.
Ik liet de pas zien en legde omslachtig uit dat ik de weg zocht en dat ik hoopte dat m’n gestuntel niet voor al te veel commotie bij de beveiliging had gezorgd. Trouwens, nu ik hem toch zag, kon hij mij de weg wijzen naar de fractiekamer van het CDA?

Ik legde mijn voorstel bij het CDA voor. Die vonden het prima, al wilde de voorlichter wel zeker weten dat er geen politieke vragen werden gesteld. Nee hoor, verzekerde ik hem, het is puur een luchtig item als afsluiting van het uur.
‘Dan zie ik u rond kwart voor vier bij de patatbalie,’ zei de voorlichter.
Ik liep opgetogen weg, op zoek naar de andere fractiekamers. Wacht eens even, dacht ik, wat is de patatbalie? Ik liep terug en vroeg besmuikt wat de man precies bedoelde.
‘De patatbalie? Kent u dat niet? De balie buiten de plenaire vergaderzaal. Waar de bodes zitten,’ zei hij.
‘O ja,’ zei ik. ‘Natuurlijk.’

Deze gang van zaken herhaalde zich bij de fracties van de VVD en D66 (al viel het woord patatbalie niet meer). Ook zij vonden een interview geen probleem, mits er niks politiek-inhoudelijks aan de nieuwelingen werd gevraagd.

En dus stond ik rond 15.40 uur met de verslaggeefster te wachten. Bij de patatbalie. En één voor één kwamen de Tweede Kamerleden tevoorschijn. Allemaal hadden ze iemand bij zich: hun eigen voorlichter. Terwijl m’n collega een luchtig gesprek hield met de nog verse volksvertegenwoordigers, hielden de voorlichters met de handen over elkaar strak in de gaten of de journalist én het Tweede Kamerlid zich wel gedroegen. Ik vond het absurd, maar omdat het interview live op de radio was, kon ik er moeilijk iets van zeggen.

Vijf minuten vlogen voorbij en m’n dag werk in de Tweede Kamer zat erop. Ik belde met m’n stagebegeleider om te vragen hoe hij het vond klinken. Hij vond het een leuk item. Ik vertelde over het bizarre interview en dat alle geïnterviewde politici onder curatele stonden bij voorlichters.

‘Dat had je op de radio moeten zeggen,’ zei mijn stagebegeleider lachend.
Ja, dacht ik, eigenlijk wel.

This entry was posted in Media, Politiek and tagged , , , , , , . Bookmark the permalink.