M’n vaste skateboardmaatje op de zondagmiddag had zich buitengesloten en wist niet of ie nog kon komen. Hij fungeert ook als personal coach, dwingt me soms net iets meer risico te nemen dan ik zelf zou willen, wat me verder helpt. Maar inmiddels ga ik best aardig dus zonder z’n coaching zou ik me ook prima kunnen vermaken.
Toch had hij, in de vorm van een donker jochie van ongeveer acht jaar oud, uitstekende vervanging. Eerst stond hij naast me op een verhoging. Daarna reed hij op een wand af waarvan ik sinds een paar weken weet dat die de ‘quarter’ heet. Hij reed te hard, remde netjes af door een voet aan de grond te zetten en probeerde in de wand een kickturn te maken. Dat lukte niet, maar het scheelde niet veel.
‘Ik kan ‘m wel hoor,’ zei hij terwijl hij terug de verhoging op liep.
‘Dat denk ik ook, want je zat er al dicht bij,’ zei ik.
‘Kunt u ‘m?,’ vroeg hij.
‘Ja, ik kan ‘m,’ antwoordde ik, niet zonder trots, want ik had begin dit jaar weken zitten prutsen voordat ik het trucje onder de knie had. Vorige maand viel het kwartje en sindsdien maakte ik aan de lopende band kickturns, elke keer hoger dan de vorige keer.
En dus reed ik nu van de verhoging af, daarna de wand in en maakte een perfecte draai. Nouja, ik draai nog altijd niet voldoende met m’n schouders (wat eigenlijk wel moet, iets waar ik door andere skateboarders zo af en toe voorzichtig op word gewezen), maar heej, ik land ‘m, dus wat zou ik me druk maken dat ie niet helemaal is zoals het hoort?
Een volgende poging maakte hij een geslaagde kickturn. Een beetje wankel, maar dat geeft niet. Als je ‘m landt, telt ie.
‘Wow, goed hoor,’ complimenteerde ik ‘m. Een jongen van een jaar of vijftien, zestien stampte een paar keer met z’n skateboard op de grond, de meer gangbare manier van juichen onder skateboarders.
‘Ik heb ‘m van m’n vader geleerd,’ glunderde hij, terwijl hij de verhoging weer opliep. Af en toe keek hij naar het balkon waar een vrouw, ik denk z’n moeder, toekeek.
‘Ik kan ook van die hoge helling af,’ zei hij en wees naar een helling elders in de zaal. ‘Heeft u die al eens gedaan?’
‘Nee, die heb ik nog niet gedaan,’ antwoordde ik eerlijk. Niet omdat ik ‘m per se te eng vind, maar omdat het er nog niet van was gekomen. Ik heb nog zoveel andere dingen te leren.
‘Ik kan ‘m u wel leren meneer,’ zei hij.
Even later reed hij naar de rand boven aan de helling.
‘Kijk maar,’ zei hij, om daarna met een noodvaart van de helling af te rijden.
Ik ging verder met m’n eigen oefeningen: die kickturns moesten steeds sneller en hoger, ik wilde van een ander hellinkje af, en een ander rampje, waar een verraderlijk bultje aan voorafging, een bultje dat me al een paar maanden tot wanhoop dreef, maar dat ik de laatste week onder de knie had gekregen. Terwijl ik een rampje op reed, reed hij bij me achterop.
‘O sorry,’ verontschuldigde ik me.
‘Geeft niet,’ zei hij luchtig.
‘Je gaat sneller dan ik,’ zei ik.
‘U moet meer afzetten, dan ga je harder,’ zei hij.
‘Dat weet ik,’ antwoordde ik, ‘maar dat vind ik nog een beetje eng.’
‘Hoe lang bent u bezig?,’ vroeg hij.
Ik dacht na wat de beste tijdsaanduiding zou zijn voor een jochie van acht: een half jaar of zes maanden. Ik besloot tot het laatste, en dacht terug aan m’n eerste bezoek aan de skatehal, toen ik al omviel als ik naar een skateboard keek. Ik zal nooit de nieuwe Tony Hawk worden, maar hoef me niet te schamen voor wat ik inmiddels kan.
Twee BMX’ers kwamen het skategedeelte van de hal op rijden.
You little BMX’ers think you own this place, dacht ik. Area 51 heeft een apart deel voor BMX’ers en stuntstepjes, alleen op maandagen rijdt alles en iedereen door elkaar. Vanaf komende zomer is altijd alles gemengd, dit tot ongenoegen van mij en andere skateboarders; het is levensgevaarlijk.
‘Heej, dat mag niet,’ zei m’n personal coach verontwaardigd.
Voordat ik kon reageren riep hij naar de twee BMX’ers, terwijl ze voorbij kwamen snellen: ‘Meneer, u mag hier niet rijden. Meneer, dat mag niet!’
Een van de twee keek onze kant op. Ik ben wat minder vrijpostig, dus ik gebaarde dat hij naar elders in de hal moest. Hij maakte rechtsomkeert, maar de andere jongen bleef rondfietsen.
‘Meneer, dat mag niet,’ hield m’n personal coach vol. De tweede BMX’er kwam naar ons toe gereden.
‘Ich bin Deutsch, ich verstehe nicht,’ zei hij tegen mij.
‘BMX is on the other side, over there,’ gebaarde ik.
Hij reed weg, m’n personal coach keek tevreden.
‘Zo,’ zei ik tegen hem, ‘dat hebben we mooi opgelost.’
Vervolgens verloor ik m’n personal coach uit het oog. Ik was met m’n gedachten bij VVV – PSV en keek af en toe op m’n telefoon voor de tussenstand. Tot ik ineens iemand vanaf het balkon hoorde roepen.
‘Dag meneer,’ klonk het door de hal en ik zag m’n personal coach enthousiast naar me zwaaien.
Ik zwaaide lachend terug.