Muziekbibliothecaris

Het beste baantje dat ik ooit heb gehad was dat van muziekbibliothecaris, van 2002 tot 2008 op de muziekafdeling van de bibliotheek in de Witte Dame. En hoewel ik het prima naar m’n zin heb in m’n huidige baan wordt het nooit meer beter dan toen: heel de dag met klanten over muziek lullen, iets waar ik ook nog vorstelijk voor betaald kreeg, én ik mocht gratis onbeperkt cd’s lenen. Daar kwam nog bij dat ik de leukst denkbare collega’s had die eenzelfde passie voor muziek deelden.

Wel heb ik me er over verbaasd dat ze me indertijd hebben aangenomen. Ik was begin twintig en liep erbij als een overjarige puber. M’n standaard outfit bestond uit een vaalgewassen t-shirt, een oversized spijkerbroek en afgetrapte All Stars. M’n haar stond stijf van de gel. Letterlijk. Ik kan niet echt een bibliothecaire indruk hebben gemaakt toen ik op sollicitatiegesprek kwam. Dat moet een heel keurige collega van een andere afdeling ook hebben gevonden, zo hoorde ik later. Hij had me op één van m’n eerste werkdagen op de muziekafdeling zien zitten en vroeg geschokt aan een collega van de aangrenzende jeugdafdeling: ‘Wie is die jongen?!’

Waarschijnlijk was het feit dat ik niet het standaard biebtype was juist de reden dat ze me hebben aangenomen. Het gaf de muziekafdeling een jong, tikkeltje rebels imago. Al was de leeftijdgenoot waarmee ik de weekenddiensten draaide (we werkten afwisselend op zaterdag en zondag) het compleet tegenovergestelde van mij: keurig gekleed volgde ze een opleiding tot klassiek pianiste, een studie die ze uiteraard afrondde binnen de tijd die daar voor stond. Ze zat altijd fris en fruitig achter de balie, wat mij na een nacht doorhalen iets meer moeite kostte. Niet dat ik met hoofdpijn werkte (katers heb ik nooit gehad), maar op sommige zondagen was m’n lontje net iets te kort; dat klanten zelfs dan vriendelijk bleven heeft mijn vertrouwen in de mensheid aanzienlijk doen vergroten.

De muziekafdeling was het walhalla. Goed, cd’s opruimen was niet m’n favoriete klusje, en dat klanten tientallen keren per dag om de sleutel van het toilet kwamen vragen werkte ook danig op m’n zenuwen, zeker omdat het ding om de haverklap kwijt was. En dan was er nog een pianokamer die per uur gereserveerd kon worden maar waarvan sommige gebruikers het begrip quatre mains iets te letterlijk namen.

Daar stond een kleurrijk palet aan klanten tegenover, ieder met een eigen verhaal. Zo was daar een verstokte roker die zo naar nicotine stonk dat ik m’n adem inhield als hij de afdeling op kwam lopen. Hij liet vaak cd’s uit de Centrale Discotheek Rotterdam overkomen, dus ik moest ‘m wel persoonlijk aan de balie helpen. Die cd’s moest ik uit de kast achter de balie pakken, dus ik draaide me dan snel om, haalde nogmaals diep adem en pakte de cd’s. Het was een bijzonder aimabele man die ook nog graag een praatje maakte, iets dat ik wellicht iets te gelaten onderging.

Er was een stotteraar, nouja, er waren er meerdere. Omdat ik heb geleerd dat je bij een stotteraar nooit de zin moet afmaken wachtte ik rustig af, al is geduld niet m’n sterkste kant. Een enkele keer zocht ik al in het systeem naar de cd van de klant (in gedachten had ik z’n zin allang afgemaakt), maar de computer was erg traag. De man zat nog midden in een stotter toen ik gefrustreerd naar het scherm riep: ‘Schiet nou es op man!’
De man schrok, stamelde ‘owja natuurlijk,’ en maakte probleemloos z’n zin af.
‘Ik bedoelde niet u,’ verzuchtte ik.

De bekendste of beter, beruchtste, klant was een kale oudere man die meerdere keren per week in de bibliotheek bivakkeerde. Hij kwam dan druk pratend en gebarend de afdeling op lopen, daarbij eventuele andere klanten die ik aan het helpen was negerend en toeterde, al dan niet met z’n kunstgebit in, een zin die standaard begon met ‘hedde gullie’ over de afdeling, waarna geregeld iets wanstaltig Nederlands- of Duitstaligs volgde. Een keer liep hij, zonder kunstgebit, op me af en riep: ‘Hedde gullie Jussify My Luv?’ Een surreële ervaring.

M’n favoriete klant was een man die een jaar of vijf à zes ouder was dan ik. We deelden een liefde voor alternatieve gitaarbandjes. Hij kwam elke zaterdag naar de bibliotheek. Als bijbaantje werkte hij, naast z’n reguliere baan, één dag in de week in de Free Record Shop in Den Bosch. Als hij in de bieb kwam haalde hij een schriftje uit z’n tas waarin hij zorgvuldig de nieuwste releases van de afgelopen tijd bijhield en informeerde of we de cd’s hadden besteld. Ik was te cool om het toe te geven, maar ik keek elke zaterdag uit naar z’n bezoek en baalde als ik een zondagdienst moest draaien, waardoor ik ‘m mis zou lopen. Onze gesprekken gingen nooit verder dan muziek, dus dat hij vader zou worden hoorde ik via een collega.

Het leukste vond ik het om m’n muziekkennis te etaleren. De klant die zich wilde verdiepen in Depeche Mode en aan me vroeg wat een goede instapplaat was (Violator), of een andere klant die een soortgelijke vraag stelde, maar dan over Prince (Sign Of The Times). En er was een jongen die een keertje aan m’n balie kwam. Hij had een liedje gehoord, maar wist niet hoe het heette en begon, loepzuiver, te zingen: ‘I saw you standing there.’ Ik herkende het meteen: Just Friends van Gavin DeGraw (achteraf denk ik dat hij donders goed wist wat hij zong en met me aan het flirten was).

Een andere keer was een klant cd’s aan het luisteren aan onze balie toen hij vertelde al jaren op zoek te zijn naar een liedje uit de jaren tachtig.
‘Het gaat over mensen die op ruimtereis zijn en daar proberen ze contact mee te leggen, maar na een tijdje verbreekt het contact. Het is best een zielig liedje,’ zo vertelde hij.
‘Dat ken ik,’ zei ik, ‘Clouds Across The Moon van The Rah Band.’
De klant was sceptisch want de titel zei ‘m niks. Hij kon zich ook moeilijk voorstellen dat een jong broekie als ik het kende, dus ik pakte een verzamel-cd uit de bakken waar ik wist dat het op stond. Hij stopte lacherig de cd in de speler en zette de koptelefoon op om helemaal verbaasd het liedje te horen dat hij al die jaren had gezocht.

Ooit had ik vlak voor een invaldienst doordeweeks meegespeeld met het Popduel op 3FM. Ik had daarbij de connectie moeten raden tussen drie hiphopplaten, maar had geen idee.
‘Ik weet niet, alle drie doodgeschoten?,’ had ik, gangstarap indachtig, gegrapt.
Ik vertelde dat net aan m’n leidinggevende terwijl een klant naar de balie kwam lopen.
‘Dat heb ik gehoord. Ik had dat ook gezegd,’ bekende hij.

M’n werkzaamheden hielden niet op bij strikt muzikale zaken. Zo mocht ik geregeld helpen bij computerproblemen. We hebben het hier over de jaren nul, dus mensen die naar de bibliotheek komen om te internetten zijn, laat ik het diplomatiek zeggen, geen early adopters. Een keer kwam een man (‘ik ben bang voor computers’) naar de balie omdat hij tot z’n frustratie alleen de bovenste twee resultaten in de zoekmachine zag. Hoe kon hij de andere zoekresultaten zien? Ik nam de muis van ‘m over, bewoog de cursor naar de balk aan de zijkant van het scherm, klikte op de linkermuisknop en bewoog de balk naar beneden.
Hij keek me met grote ogen aan en sprak vol bewondering: ‘Jij weet ook álles he?’

Een andere klant wilde graag chatten. Ik legde uit hoe hij een account aan kon maken voor MSN, maar daarmee had hij nog geen contactpersonen om mee te chatten.
‘Weet u misschien iemand waar u mee kunt chatten?,’ vroeg ik.
Dat bleek het geval en hij voegde een persoon toe. Die persoon was offline.
‘U kunt nu niet met deze persoon chatten, hij is niet online. Is er nog iemand anders waar u mee wilt chatten?,’ vroeg ik.
Nee, dit was de enige persoon die hij kende. Hij wilde wachten.
‘Maar het kan nog uren duren voordat hij online komt,’ probeerde ik nog.
Dat deerde hem niet.

Toen ik later die dag met pauze ging zag ik ‘m nog steeds doelloos naar het scherm staren.

We zijn inmiddels tien jaar verder, maar alle opvallende klanten staan nog op m’n netvlies: de oudere dame met wie ik meeliep om de weg naar het toilet te wijzen en die me als dank een doosje rozijntjes gaf. De Franse student van de Design Academy die zo onduidelijk Engels sprak dat ik ‘m écht niet verstond toen ie om de nieuwste cd van Jamiroquai vroeg. De Amerikaanse muzikant die, na de bladmuziek voor een obscuur muziekstuk bij me ingeleverd te hebben wegliep én terugkwam, omdat het ‘m niet zinde dat ik niet had geïnformeerd hoe het concert was verlopen; ik ben niet zo van de oppervlakkige beleefdheden. Het meisje dat een cd zocht met een lied uit een operette omdat ze het wilde draaien op de uitvaart van haar oma. Ze zat huilend bij me aan de balie.

Alles wat mooi is moet kapot. In 2008 kreeg de bibliotheek een nieuwe directeur en hij maakte binnen een paar maanden een complete puinzooi van de instelling. Hij versjteerde de relatie met de grootste subsidieverstrekker (de gemeente), joeg tientallen medewerkers weg en doekte uiteindelijk de muziekafdeling op. Tegen die tijd had ik zowaar m’n studie Journalistiek afgerond dus ik kon met opgeheven hoofd vertrekken. Omdat de directeur me met een fooi af had willen poeieren (ik had een vast contract, wat ‘m niet beviel) en uit woede over al het goede dat hij had verziekt heb ik ‘m een ongenadige trap na gegeven op die plekken waar het het meest pijn deed: in de lokale media, bij de gemeente en in het vakblad van het bibliotheekwezen. Hij moet me vervloekt hebben en daar ben ik nog steeds trots op.

De muziekafdeling mag niet meer bestaan, als oud-collega’s hebben we altijd contact gehouden. Iedereen is goed terechtgekomen en elk jaar komen we bij elkaar. Dan halen we herinneringen op aan onze kleurrijke klantenkring. Dit weekend staat een reünie op de planning.

Ook sommige klanten kom ik nog tegen. De verstokte roker zie ik nog af en toe in een platenzaak. Hij is gestopt met roken en gezonder dan ooit. De kale, oudere man die Justify My Love wilde lenen zag ik, zonder kunstgebit, een paar weken terug bij de Albert Heijn. Er was een vage blik van herkenning toen hij me zag; we worden allemaal ouder.

M’n favoriete klant heb ik nog één keer gezien. Dat was in de Free Record Shop in Den Bosch. Hij was druk met klanten helpen en maakte een vermoeide druk. Hij leek me niet te herkennen. Dat zal door het vaderschap komen.

This entry was posted in Eindhoven, Muziek, Overig and tagged , , , . Bookmark the permalink.

One Response to Muziekbibliothecaris

  1. Annyed says:

    Geweldig geschreven Guido,ik geniet van jouw verhalen.

Comments are closed.