Het kan niet anders of de NS heeft een bloedhekel aan passagiers die hun fiets in de trein meenemen. Zoals ik. Ik weet het, op zowat ieder groot station staan tegenwoordig honderden OV-fietsen (als ze niet in de fietsenkelder van de Belastingdienst staan, that is), maar m’n oude vertrouwde hybride (en daarmee bedoel ik niet zo’n ouwelullenfiets met trapondersteuning, door Claudia de Breij ooit treffend omschreven als anitawitziersolex) rijdt toch het beste. Fijn lichtgewicht carbongevalletje dat ik ooit kocht van het prijzengeld van Met het Mes op Tafel, makkelijk mee te nemen in de trein. Ding rijdt nog altijd prima, ook al is alleen het frame nog origineel.
Dat de NS het niet zo heeft op treinfietsers, of fietstreiners, daar kwam ik afgelopen week weer achter. Ik had, om m’n vakantie een beetje gezellig door te komen, wat goedkope treinkaartjes bij het Kruidvat gekocht. Om de hittegolf voor te zijn wilde ik een dagje naar zee: de trein naar Vlissingen nemen en dan door de duinen naar Domburg fietsen voor een frisse duik. De fiets mee in de trein mag pas na 9.00 uur, met als gevolg dat iedereen die z’n fiets mee in de trein wil nemen wacht tot na 9.00 uur en dan massaal de trein pakt.
Er was een tijd dat je in de zomermaanden heel de dag door de fiets mee in de trein mocht nemen, net zoals er een tijd was (nu voel ik me echt opa) dat de NS zelfs een speciale wagon voor fietsen had. Het zijn lang vervlogen tijden. Tegenwoordig mag je van geluk spreken als een trein twee balkons heeft waar je je brik kwijt kan. Is er geen plek? Pech gehad, volgende trein beter.
De fiets mee in de trein ging goed tot Tilburg, waar ik moest overstappen. Op het balkon van de trein naar Roosendaal stonden al twee fietsen, die van mij erbij maakte drie. Dat paste net. Maar toen kwamen er nog twee fietsen bij: van die zware gevallen ‘met trapondersteuning’ (en fietstassen, daar kom ik later nog op). De dames in kwestie, al van een zekere leeftijd, zetten die fietsen er gewoon bij.
‘Dat gaan ze nooit goed vinden,’ mompelde ik.
‘Nouja, dat zal wel goed komen,’ zei eentje joviaal.
Ik wilde net antwoorden dat ik daar anders over dacht toen twee conducteurs instapten. In niet mis te verstane woorden werden de dames van het balkon gebonjourd: ‘Ownee, dat dacht ik toch niet. Eruit jullie. Zet jullie fietsen maar verderop in de trein.’
Uiteindelijk gingen één van oudere dames én een wielrenster die al in de trein zat naar het andere balkon van de trein. De trein vertrok met lichte vertraging, wat me zorgen baarde. De overstaptijd in Roosendaal voor de trein naar Vlissingen is drie minuten.
De trein arriveerde op tijd in Roosendaal. Terwijl de trein naar Vlissingen aan het andere kant van het perron staat, moet je nog ettelijke honderden meters teruglopen. Met zo weinig overstaptijd is dat altijd haasten. Dat is het al jaren, maar om de een of andere reden is het de NS nog niet gelukt daar enkele minuten overstaptijd aan toe te voegen.
Om de trein te halen, fietste ik een klein stukje over het perron. Dag mag niet, en dat weet ik, maar nood breekt wet.
‘Wilt u de volgende keer wel lopen,’ riep de conducteur van de trein naar me.
‘Als jullie voortaan wat meer overstaptijd uittrekken wel,’ mompelde ik knarsetandend.
Op het balkon van de trein trof ik een oudere man met een fiets.
‘Waar gaat u heen?,’ vroeg ik.
‘Bergen op Zoom,’ antwoordde hij.
‘Dan zet ik m’n fiets achter die van u, want ik moet tot Vlissingen,’ zei ik.
Ik had de fiets net geplaatst toen de twee oudere dames er ook bij kwamen. Ik had al opgevangen dat zij er in Middelburg uit moesten, dus ik raadde ze, nadat ik ze de trein in had geholpen, aan ook hun fietsen achter die van de man te zetten. Daardoor was het balkon weer overvol.
‘Dat staat wel goed,’ zei een van de dames.
‘Dat denk ik niet,’ antwoordde ik.
‘Ze kunnen toch niet omvallen?,’ zei ze.
‘Nee, dat niet, maar er staan er te veel naast elkaar,’ zei ik.
‘Daar kan nog best iemand langs hoor,’ vond de dame.
Ik voelde de bui al hangen.
De trein reed verder, en ik stond op het balkon met de man te praten over z’n plannen in Bergen op Zoom. Ik vertelde over m’n fietstochtje op Walcheren. De dames zaten op de stoelen rustig met elkaar te keuvelen, waarbij ik ernstig de indruk kreeg dat één van de twee met me zat te flirten. Dat was me een paar weken terug ook al overkomen, toen ik op een terugreis in de trein van Den Bosch op een groep oudere dames stuitte die naar Toppers in Concert waren geweest. Eentje zat me verlekkerd aan te kijken. Ik snap dat ik woest aantrekkelijk ben, toch vraag ik me op zo’n moment af waar ik het aan heb verdiend.
De conducteurs kwamen langs.
‘Dit kan niet,’ zei eentje resoluut, ‘van wie zijn die fietsen met fietstassen?’
‘Van ons,’ zei één van de dames nietsvermoedend.
‘Die moeten eraf,’ zei de conducteur.
‘Hoezo moeten die eraf?,’ zei de vrouw verbaasd.
Ik keek naar de richtlijnen die op een wand van het balkon stonden. Daar stond, voor zover ik het al niet wist, inderdaad dat reizigers hun fietstassen van de fietsen moeten halen.
‘Dat staat in de regels mevrouw,’ zei de conducteur.
‘Maar ik weet niet hoe die eraf moeten,’ antwoordde de vrouw.
Ik keek naar de fietstassen. Die waren er makkelijk af te halen, maar ik ging dat niet aanbieden. Voor ik het wist kon ik ze er in Middelburg ook weer opzetten.
‘Toch moeten ze eraf,’ hield de conducteur vol.
‘Maar. Hoe. Dan,’ herhaalde de vrouw, nu lichtelijk geïrriteerd.
De conducteur verzuchtte nog eens dat het niet volgens de regels was en wees op de voorschriften op de wand. ‘Voor nu zie ik het door de vingers, maar als er in Bergen op Zoom nog een fiets bij komt dan kom ik terug,’ zei hij omineus.
De man die in Bergen op Zoom zou uitstappen sloeg het tafereel gade. ‘Daar stapt niemand in,’ zei hij rustig.
Waar die man de wijsheid vandaan haalde weet ik niet, maar er stapte inderdaad niemand met een fiets in Bergen op Zoom in. Wel een jonge vrouw met een kinderwagen. Ik zocht, veiligheidshalve, een plek elders in de treinwagon. In Middelburg hielp ik de dames met het uitstappen met hun fietsen. Zo’n anitawitziersolex is loeizwaar. In Vlissingen hielp ik de vrouw met de kinderwagen en stapte ik zelf uit.
Over de terugreis zal ik het niet hebben. Dat was een aaneenschakeling van uitgevallen treinen en een passagier die aan de noodrem trok nadat haar zoontje per ongeluk op het perron stond terwijl ze zelf nog moest uitstappen. Later in de week had ik, op andere reizen, te maken met een stroomstoring en een station dat ontruimd moest worden.
Ik heb nog twee treinkaartjes van het Kruidvat over en heb reisjes naar Rotterdam en Groningen gepland staan. Ik neem m’n fiets voorlopig niet mee in de trein, wel m’n skateboard.
Hopelijk heeft de NS daar minder moeite mee.
Volgens mij ligt het niet aan de NS alléén, maar ook aan de Erg Nederlandse Gewoonte om voorschriften e.d. als vage, nar eigen inzicht te volgen, suggesties te beschouwen (en aan de dito gewoonte van personen die er wat aan kunnen doen, zoals conducteurs, er niks aan te doen). Zoals ik al jarenlang verkondig: iedere regel, ieder voorschrift, staat of valt met handhaving. Dus – meestal vallen!
Absoluut, met name de dames in kwestie deden wat zij goeddunkten. Toch kan de klantvriendelijkheid wel wat beter. En iets meer faciliteiten voor fietsers.
En daar ben ik het natuurlijk roerend mee eens!