Kersthit

Vijftien jaar geleden rondde ik omstreeks Kerst m’n stage bij Radio 1 af. Een enorm leuke en leerzame tijd, die moest worden bekroond met een eigen reportage. Of nouja, dat was het enige dat ik nog niet had gedaan en dat ik, behept met een aangeboren schuchterheid, zo lang mogelijk voor me had uitgeschoven. Dit overigens tot geruststelling van een collega die verzuchtte het een verademing te vinden eens een stagiair te hebben die níet op dag 1 met een MD-recorder klaar stond om op reportage te gaan.

Vlak voor het einde van m’n stage moest ik er dus aan geloven. Ook ik moest een reportage maken. Het ding hoefde maar een minuut of zes te duren, maar m’n maag keerde al om bij het idee dat ik mensen een microfoon onder hun neus moest duwen. Nee, Journalistiek, en dan ook nog de specialisatie Radio, was niet de beste studiekeuze.

Wat je in zo’n situatie het beste kunt doen, is een onderwerp zoeken dat dicht bij je staat. In dit geval: muziek. Had ik even mazzel. Een groep muzikanten uit Amsterdam rond het label Transformed Dreams had de anti-kerstsingle They Don’t Give a Damn it’s Christmas uitgebracht. Dit in een reactie of Band Aid 20, die dat jaar een derde versie van Do They Know It’s Christmas hadden opgenomen. Ik besloot twee leden van de St.Alones, zoals de gelegenheidsformatie heette, te interviewen en Gerard ‘Mr. Christmas’ Ekdom, toen nog presentator van Arbeidsvitaminen, de single te laten horen. Hij zou het finale oordeel geven of de single van de Amsterdammers mee zou kunnen met de kerst evergreens (spoiler alert: nee, dat kon ie niet).

Ik ontmoette de bandleden in een achterafzaaltje van balletschool De Toverfluit in Amsterdam (ik kon door het plafond de danspassen van de ballerina’s horen). Ik stelde de muzikanten wat vragen, al maakten ze een verveelde indruk (heej jongens, dit is wel fuckin’ Radio 1 ja?!). Op de terugreis naar Eindhoven gebeurde wat me altijd overkwam tijdens m’n studie Journalistiek. Eerst dacht ik: best een oké interview, vervolgens zakte bij elke kilometer die de trein me dichter bij huis bracht de moed me verder in de schoenen. Eenmaal thuisgekomen wist ik zeker dat dit de slechtste reportage ooit op Radio 1 zou worden.

De ochtend erna mocht ik op audiëntie bij 3FM. De redacteur had me gevraagd vroeg te komen, dus ik stond braaf om 9.30 uur buiten de studio bij 3FM te wachten. Ik had een steen in m’n maag toen ik de MD-recorder in elkaar zette. Een medewerker van het programma Arbeidsvitaminen groette me vriendelijk en vertelde me dat ik gewoon binnen kon komen als ik klaar was. Ik stuntelde me door het interview heen, terwijl Gerard Ekdom geroutineerd m’n vragen over They Don’t Give A Damn It’s Christmas én de nieuwste versie van Do They Know It’s Christmas beantwoordde. Just another day at the office. Toen ik klaar was, bedacht ik me nog dat ik een vraag was vergeten te stellen (wat ik, gezien de omstandigheden, best scherp van mezelf vond) en stelde nog snel die ene vraag, daarna reed ik terug naar het AKN-Gebouw. Opnieuw sloeg de grootst mogelijke twijfel toe. Ik had mezelf natuurlijk volstrekt belachelijk gemaakt.

De reportage zou de maandag na het weekend worden uitgezonden, en dus zat ik de rest van de dag in de montageruimte met m’n materiaal te klooien. Dat ging niet geweldig. Net die avond had ik drie kerstborrels- en feesten gepland staan, dus ik besloot het op een zuipen te zetten. De eerste borrel was bij de hoofdredacteur thuis in Hilversum, waar de voltallige redactie in het zonnetje werd gezet. Ook ik werd geprezen, ik was een heel goede stagiair geweest (er spookte een stemmetje door m’n hoofd dat zei: ‘Wacht maar tot je m’n reportage hebt gehoord’). Daarna had ik, terug in Eindhoven, een borrel bij PopEye, een lokaal muziekblad waarvoor ik indertijd schreef. De avond werd afgesloten in een studentenhuis waar ik, inmiddels nogal dronken, een halve spacecake verorberde, waardoor ik de rest van het weekend deels in coma heb doorgebracht.

Die maandag sleepte ik me, het zelfvertrouwen inmiddels tot het absolute nulpunt gedaald, naar Hilversum. Gelukkig had ik een geweldige stagebegeleider, Dick Klees, die me hielp bij de montage. Binnen een paar uur hadden we een reportage van vijf à zes minuten die acceptabel was. Ik was er iets geruster op geworden.

‘s Middags, toen m’n reportage werd uitgezonden, sloot ik me op in een geluiddichte ruimte ergens diep in het AKN-Gebouw. Ik wachtte tot ik zeker wist dat de kust veilig was en liep de redactie weer op.
‘Heej, nu heb je de reportage gemist, Guido,’ zei een collega teleurgesteld.
‘Ow nouja, dat was ook de bedoeling,’ zei ik schuchter.
‘Hij was leuk hoor,’ stelde ze me gerust.

Na afloop bespraken we de uitzending.
‘En, hoe vond je je eerste reportage op Radio 1?,’ vroeg een collega.
‘Ik heb niet durven luisteren,’ zei ik, terwijl ik rood aanliep.
Een collega moest lachen: ‘Terwijl dít eigenlijk veel spannender is.’
‘Ja,’ viel iemand anders haar bij, ‘nu gaan we zeggen wat we ervan vinden.’

Er was niks om aan te merken. Het was, gewoon, een goede reportage geweest. Natuurlijk had ik me druk gemaakt om niks.

Het spreekt voor zich dat het niks meer is geworden met m’n carrière bij de landelijke radio. Maar ik kan wel zeggen dat ooit een reportage van mij op Radio 1 is uitgezonden.

This entry was posted in Media, Muziek and tagged , , . Bookmark the permalink.