Dit jaar verscheen Simon Reynolds’ boek Retromania, over de obsessie van muzikanten, muziekcritici en andere ‘experts’ uit de bizniz met het eigen verleden en het recyclen en uitmelken van eerdere successen. Iets soortgelijks is in de filmwereld al jaren aan de gang: Pirates of the Caribbean: On Stranger Tides, Kung Fu Panda 2, New Kids Nitro, Cars 2, Scream 4, The Hangover Part II, Paranormal Activity 3, Fast Five, Transformers: Dark of the Moon, Final Destination 5, et cetera. Natuurlijk, sequels zijn al jaren de levensader van de filmindustrie (in de Top 10 van films die in 2011 wereldwijd het meeste geld hebben opgebracht staan zeven sequels), je weet als geldschieter immers dat er sowieso publiek naar toe gaat, maar het wordt inmiddels wel wat veel, zeker als je de ‘waargebeurde verhalen’, boekverfilmingen, spin-offs en remakes (Tinker Tailor Soldier Spy, True Grit, 127 Hours, Puss In Boots) er bij optelt.
Juist bij die remakes zaten dit jaar overigens wel mooie exemplaren. Tinker Tailor Soldier Spy was uiterst stijlvol én sfeervol en een mooi voorbeeld van een spannende film waarin niet elk verhaallijntje nadrukkelijk wordt uitgelegd. Het is wel prettig om als kijker eens niet als infantiel te worden behandeld. Een andere remake, die een onverwachte blockbuster bleek te zijn, was de gebroeders Coens adaptatie van True Grit. Een film die me aanvankelijk wat tegenviel omdat ze niet bol stond van de typische droogkomische humor waar de broers patent op lijken te hebben, maar een tweede draaibeurt op dvd beviel wel degelijk, al was het maar vanwege de meegeleverde ‘making of’. Daaruit bleken enkele medewerkers van de crew dagenlang bezig te zijn geweest om blaadjes handmatig van de bomen te verwijderen om het stadje in de film een winterse aanblik te geven. Tot slot had Woody Allen een onverwachte hit met Midnight In Paris, al was de film typisch Allen: enkel wordt het jonge, miskende genie vol zelfbeklag en met allerlei relationele problemen niet langer door Allen zelf gespeeld, maar Owen Wilson kan er prima mee door. Toch had ik het idee dat de regisseur niet alles uit het script heeft gehaald; terwijl ik in de bioscoopzaal zat, kon ik zo nog wel een paar leuke grappen bedenken.
Tussen alle remakes, sequels en boekverfilmingen zaten zowaar nog enkele persoonlijke favorieten. Hieronder mijn top-5 van filmjaar 2011.
5. 127 Hours (Danny Boyle)
Slumdog Millionaire was een kleurrijke en spetterende onderneming, een feest voor oog en oor van bijna twee uur die ook nog eens legio prijzen in de wacht wist te slepen. Dat succes overtreffen is schier onmogelijk, zo moet regisseur Danny Boyle hebben gedacht, en dus is 127 Hours een stuk bescheidener. Zo lijkt het tenminste, omdat het verhaal van een man die met z’n hand klem komt te zitten onder een rotsblok midden in een canyon en om te overleven uiteindelijk is gedwongen z’n hand af te zagen niet klinkt als een feestje. Feestelijk is 127 Hours niet, wel heeft Boyle alle registers open getrokken met geweldige natuurshots, pompende muziek, (toegegeven, iets te zoetsappige) flashbacks en splitscreens. En dan heeft de regisseur ook nog eens besloten om de climax te ondersteunen door muziek van Sigur Rós. De film, die net meer dan anderhalf uur duurt, raast voorbij in een moordend tempo. De medewerker van Plaza Futura had het ook al beloofd toen hij de film aankondigde. ‘U gaat zo kijken naar de film 127 Hours. Hij duurt wat korter, de film is rond 23.25 uur afgelopen.’
4. The Artist (Michel Hazanavicius)
Vooraf is het een weinig aanlokkelijke premisse: een stomme zwart-wit film van bijna honderd minuten. Ooit zag ik Nosferatu, een klassieker uit 1922 van F.W. Murnau en hoe sfeervol en bewonderenswaardig de film ook moge zijn, het was ook een lange zit. Gelukkig is The Artist een typische feel good movie met veel humor die slim genoeg is gemaakt om vrijwel de volledige honderd minuten te boeien. Het verhaaltje is simpel: George Valentin, een acteur uit stomme films, wil niet meewerken aan de nieuwste hype van de ‘talkies’ en raakt aan lager wal. De tussentitels, zo bekend uit de tijd van de stomme film, komen slechts sporadisch in beeld; Hazanavicius heeft haarfijn aangevoeld wanneer deze iets toevoegen, vaker zijn de gezichtsuitdrukkingen van hoofdrolspelers Jean Dujardin en Bérénice Bejo meer dan genoeg. Misschien is wel de mooiste rol weggelegd voor het hondje van Valentin, een olijk ogende Jack Russell terriër die boven alles hondstrouw is aan z’n baasje. In het echt heet hij Uggie en op het filmfestival van Cannes won The Artist dankzij zijn optreden de ludieke Palm Dog Award. Inmiddels is er een campagne opgezet om Uggie een Oscarnominatie te bezorgen: Consider Uggie.
3. Somewhere (Sofia Coppola)
Ik geloof dat Somewhere bij het IFFR van vorig jaar buiten de top-100 van publieksfavorieten is geëindigd. Onbegrijpelijk, want ik vind Somewhere één van de meest ontroerende films die ik dit jaar zag. Hoofdpersoon Johnny Marco is een verveelde acteur die zich van feest naar feest sleept, vrouwen, pillen en drank verslindt en ineens een tijdje op z’n dochtertje moet passen. Dat klinkt als een obligaat verhaal maar niemand kan oppervlakkigheid, leegheid, decadentie en narcisme zo mooi verbeelden als Coppola. Ze doet dit met extreem lange shots, zoals in de opening, als een auto minutenlang het beeld in en uit rijdt, en weinig dialoog: er wordt pas na dertien minuten voor het eerst gesproken. Maar áls er iets wordt gezegd, is het wel meteen raak: ‘wil je iets drinken?’ “Ik hoef niets te drinken.” ‘Koffie of water?’ Misschien is het probleem dat Coppola nog meer dan in voorganger Marie Antoinette een verzameling tableaus heeft gecreëerd waarin het verhaal van ondergeschikt belang is. Dat vergt aandacht en inlevingsvermogen van de kijker en Marco is niet de meest sympathieke figuur. Maar juist daarom heb ik een zwak voor ‘m.
2. Black Swan (Darren Aronofsky)
Het is mijn overtuiging dat films waarvan je vooraf het minste verwacht, je soms het meest kunnen verrassen. Eind maart was ik in Londen en ik wilde naar de bioscoop. Het liefste was ik naar de horrorfilm Wake Wood gegaan, de comeback van de Britse filmmakers van Hammer Horror, maar die draaide op een onmogelijk tijdstip. Over Black Swan had ik veel gehoord en het verhaal trok me niet. De film leek me pretentieus (ik heb Aronofsky’s Requiem For A Dream ondanks meerdere pogingen nog niet uit kunnen zitten) en ballet houdt me niet bepaald bezig. Natuurlijk had ik het fout. Black Swan is een ronduit akelige film over de balletdanseres Nina Sayers die ten koste van alles de ultieme balletrol van zwarte zwaan wil krijgen. Een film waarbij ik geregeld op het puntje van m’n stoel zat en het van schrik uitriep; het overige publiek in de vrij lege zaal moet af en toe opgekeken hebben. Een film als een akelige droom of, misschien toepasselijker, een psychose. Ik heb Wake Wood nog niet gezien, maar de film kan nooit zo eng zijn als Black Swan.
1. Drive (Nicolas Winding Refn)
Drive is de coolste film van 2011. Een film die genres als actie, drama en film noir overstijgt door alles ogenschijnlijk klakkeloos door elkaar te mixen, iets dat wonderwel werkt. Met de beste openingsscène: een minutenlange, bloedstollende achtervolging door de nachtelijke straten van Los Angeles én met de beste soundtrack: ultrahippe electro die meer eighties klinkt dan de muziek die in dat decennium is gemaakt. Daarmee is Drive uiterst sfeervol maar de film is ook extreem gewelddadig. Het is die tegenstelling tussen de rustgevende synthesizerklanken die je hoort als de naamloze hoofdpersoon achter het stuur zit en de absoluut niet fijnzinnige geweldsexplosies die je als een mokerslag in het gezicht slaan die beangstigt. Het verhaal van een stuntman en automonteur die ‘s nachts bijbeunt door bij overvallen de vluchtauto te besturen en (al dan niet tegen z’n wil) in allerlei maffiose praktijken terecht komt is van ondergeschikt belang. Nee, het meest enge is de door Ryan Gosling gespeelde en weinig spraakzame hoofdpersoon. Je weet dat ie deugt en het hart op de juiste plaats heeft, maar hoe kan ie dan het ene moment zo liefdevol naar z’n buurvrouw en haar zoontje staren en het andere moment iemand volledig verrot schoppen?