Een van m’n voornemens van 2020 is meer te durven. In gedachten haal ik steevast de mooiste skatetrucjes uit, maar als puntje bij paaltje komt stel ik, thrillseeker tegen wil en dank, dat ene nieuwe trucje toch maar uit. Frustrerend, want ik had al zoveel verder kunnen zijn met skateboarden als ik niet zo’n enorme schijterd ben.
De skatehal gaat vanaf maart zeven maanden dicht voor een grote verbouwing. Ik weet niet of dat de aanleiding was, maar deze zondag was een groot springkussen in de hal geplaatst. Voor één euro mocht je van een stellage van zo’n vijf à zes meter hoogte in het kussen springen. Je mocht ook zes keer springen voor vijf euro. Koopje, en de kans om revanche op mezelf te nemen. Meer durven Guido. Nou moet je wel. Daarbij, je hebt het meest spijt van dingen die je niet hebt gedaan.
Toch, door schade en schande wijs geworden zeg ik niet vooraf ‘dat ik wel even die sprong ga maken.’ Ik ken mezelf.
‘Ga jij?,’ vroeg ik aan mede-skateboarder Sjors.
‘Ik denk het wel,’ zei hij schouderophalend. Hij leek niet onder de indruk.
‘Oké,’ stelde ik voor, ‘jij springt, zegt dan na afloop dat het heel erg meevalt en dan ga ik ook.’
‘Ik kan nu ook wel zeggen dat het heel erg meevalt,’ lachte hij.
Sjors sprong en, zo kon hij bevestigen, het stelde niks voor. Maar net toen hij dat aan me vertelde, maakte een jochie van een jaar of tien een lelijke val. Hij kwam slecht op z’n onderbeen terecht en lag met een van pijn vertrokken gezicht midden op het springkussen. Daar werd hij met moeite vanaf gehaald, waarna hij nog lang op een mat naast het kussen lag te creperen. Vaders kwam snel ter plaatse en een ambulance werd gebeld. Die consternatie duurde zo’n drie kwartier en ik vroeg me af of het gebeuren niet afgelast zou worden. Om 14.30 uur zou een wedstrijd beginnen en om 14.45 uur lag het evenement nog steeds stil. Tegen die tijd zaten we aan de bar.
‘Heej, ze springen weer,’ stootte Sjors me aan en hij wees naar de stellage.
Shit, dacht ik, nu moet ik wel.
‘Tot wanneer kan ik nog springen?,’ informeerde ik bij de jongen achter de bar.
‘Tot 15.00 uur,’ antwoordde hij.
Oké, dan ga ik, dacht ik, en ik vulde een aansprakelijkheidsverklaring in.
‘Chris,’ riep ik tegen een meisje achter de bar, ‘wens me even succes.’
‘Succes,’ zei ze, ‘je kunt het.’
Daarna liep ik naar de trap onder aan de stellage. Ik bekeek de instructie die op de muur was geplakt: niet op je hoofd of voeten landen, niet deelnemen bij hartproblemen of zwangerschap. Dat leek me logisch. Onder aan de trap stond een medewerker. Hij liep telkens met de springers naar boven en gaf instructies. Ik zag voor mij menig skater van amper twee turven hoog mooie sprongen maken. Dan kan je denken ‘o, dan kan ik het zeker,’ maar ik weet inmiddels dat dit niks zegt. Dit zijn dezelfde gasten die zonder enige schroom van drie meter of hoger indroppen. Ik stond hier met zweet in m’n handen.
‘Is dit de eerste keer?,’ informeerde de medewerker.
‘Yup,’ knikte ik.
‘Weet u hoe u moet springen?’ vroeg hij.
Ik voel me altijd zo oud als ze u tegen me zeggen. Daar helpt zelfs een beanie niet tegen.
‘Yep,’ zei ik en wees op het plakkaat aan de muur achter me.
‘Niet, en dit is heel belangrijk, niet op uw benen of hoofd landen,’ benadrukte hij.
‘Hoe voorkom ik dat ik op m’n benen land?,’ vroeg ik.
‘De benen naar voren gooien,’ antwoordde hij, ‘of maak een bommetje.’
Terwijl ik de trap op liep, prentte ik mezelf in dat ik m’n benen naar voren zou gooien. Of een bommetje maken, dat kon niet al te moeilijk zijn. Al wist ik niet of ik daar aan zou denken als ik op de rand stond om de sprong te maken.
‘Wacht even als je boven bent,’ riep de medewerker, ‘niet meteen springen.’
‘Daar hoef je niet bang voor te zijn hoor,’ lachte ik zenuwachtig.
Boven op de stellage tuurde ik over de rand. Mijn God, wat is dit hoog, schoot het door m’n hoofd. Ik heb geen hoogtevrees, maar om nou te zeggen dat ik hier graag stond: nou nee. Ik dacht aan alle mensen die vanaf het balkon naar me keken. Oké, redeneerde ik, ik kan maar beter niet te lang blijven staan. Hoe langer ik wacht, hoe enger het wordt. Zonder verder na te denken sprong ik. Niet met m’n benen naar voren, maar gewoon, zoals ik vroeger, toen ik nog geregeld zwom, wel eens van de hoge duikplank was gesprongen. Ik landde min of meer op m’n voeten en benen. Het zag er niet zo charmant uit, maar ik was vooral blij dat het was gelukt. En dat springkussen lag heerlijk.
Ik klom van het springkussen af.
‘Euh… probeer de volgende keer minder op uw benen te landen,’ zei een medewerker die naast het kussen stond vertwijfeld.
‘Volgende keer,’ antwoordde ik opgelucht, ‘van mij heb je geen last meer hoor.’
Een beetje beschaamd omdat de sprong niet heel mooi was, maar vooral trots dat ik het toch had gedurfd, liep ik terug naar het balkon.
‘Ha,’ zei ik even later tegen Sjors, ‘ik ben wel mooi de oudste deelnemer.’
Ook dat besef vervulde me met trots, maar voelde tegelijkertijd ongemakkelijk.
Jij doet nu de dingen die je als 18-jarige niet deed omdat je ze niet durfde. 😊 Op je bijna-veertigste is alles enger. Dus petje af! Geniet van je tweede jeugd! 😄