Lockdown

Toen een paar weken terug de scholen dichtgingen, was het asfaltveldje voor m’n huis de favoriete hangplek voor zo’n beetje elke jongere uit de buurt. Zo’n twintig jongeren voetbalden daar de eerste dagen van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat. Niet de lockdown die ik voor ogen had, maar ze hadden de grootste lol, en het overgrote deel was minderjarig en toch niet te besmetten, dus wat zou het. Het zou een belediging voor het zonnige weer zijn er niet van te genieten.

Na een paar dagen werd het stil. Er hingen geen kinderen meer rond, hooguit kwam een ouder een kwartiertje met zoon of dochter voetballen. Dat bood perspectief. Omdat de skate-objecten op het Stadhuisplein zijn weggehaald, een misdaad tegen de menselijkheid van de burgemeester die z’n weerga niet kent, skate ik noodgedwongen op het veldje voor m’n huis.

Alleen een jochie van een jaar of tien hing nog elke dag op het veldje rond. Hij deed dat als hij samen met z’n moeder m’n huis voorbijliep. Hij had niks om mee te spelen, dus veel had ie niet te doen. Het deerde ‘m niet. Vrijheid is al genoeg vermaak.

Ze leken me Eritrees, Somalisch of Ethiopisch. Ik vroeg me af of de moeder besefte in welke situatie Nederland zich op dit moment bevindt. Zou ze elke dag dat kind naar school brengen, waar de docenten het jochie mee zouden nemen in de les, ook al had de moeder misschien geen vitaal beroep? Of zou ze onverrichter zake naar huis terugkeren? Zou ze goed genoeg Nederlands spreken voor thuisonderwijs?

Afgelopen week was ik voor het huis op m’n ollies en manuals aan het oefenen. Die worden niet beter, maar meer dan m’n best kan ik niet doen. De moeder en haar zoontje liepen het veldje voorbij. Zij ging op een bankje zitten, het jochie hing rond bij het veldje. Hij keek nieuwsgierig wat ik aan het doen was. Eerst probeerde ik het te negeren, die ollies zijn al moeilijk zat, maar al snel hing hij binnen een straal van anderhalve meter bij me rond.

‘Kan jij skateboarden?,’ vroeg ik.
Hij knikte bevestigend.
‘Ja?,’ antwoordde ik blij verrast. ‘Laat maar zien dan.’
Ik duwde het skateboard naar hem toe en zette een paar stappen achteruit. Aarzelend zette hij een voet op het deck, daarna volgde voorzichtig de andere voet. Het board reed schokkend een meter vooruit. Toen hij z’n evenwicht dreigde te verliezen sprong hij er snel af.
‘Het is moeilijk,’ zei hij.
‘Dat is zo. Daarom oefen ik veel,’ zei ik lachend.
‘Het is groot,’ ging hij verder.
‘Dat klopt. Het is voor mij gemaakt. En ik ben iets groter,’ legde ik uit.
Hij knikte. Daarna liep hij terug naar z’n moeder. Het gesprekje stelde me een beetje gerust. Het ventje leek me schrander genoeg om een paar weken school te kunnen missen.

Een dag later liep ik naar de Albert Heijn toen ik in het speeltuintje verderop in de straat de moeder en haar zoontje zag zitten. Hij zwaaide, ik zwaaide terug. Dat ritueel herhaalde zich toen ik tien minuten later terugkwam van de supermarkt en opnieuw de speeltuin passeerde.

Ik heb er een vriend bij. Mogen de basisscholen weer open?

This entry was posted in Eindhoven, Skateboarden and tagged , , . Bookmark the permalink.