Coronagestapo

Skateboarden in tijden van corona.

We worden niet geacht plezier te hebben tijdens de coronacrisis. We moeten binnen blijven en sikkeneurig naar buiten kijken, waar de zon schijnt. We dienen ons aan regels te houden die volstrekt onlogisch zijn, maar wel strikt worden gehandhaafd. Er is geen straatverbod, maar wee de Nederlander die toch naar buiten gaat om te sporten, die wordt door weinig subtiele nudging terecht gewezen dat door zijn of haar toedoen de intensive care vol ligt.

Dat laatste is het gevolg van de overheid die vanaf het begin van de coronacrisis tot doel heeft gesteld mensen zo bang mogelijk te maken. Zo zouden ze alle ingrijpende maatregelen makkelijker accepteren. Met de mededeling dat je ook als jongere op de IC terecht kan komen zou je zelfs die lastige pubers wel in het gareel krijgen. Angst is een slechte raadgever, dat had ik ze vooraf kunnen vertellen. Het enige dat je met deze door angst gedreven communicatie bereikt is dat mensen die al bang zijn nóg banger worden en, nu de scholen weer open zijn, hun kinderen niet meer naar school laten gaan. Intussen snappen jongeren donders goed dat de kans dat ze door een auto worden aangereden groter is dan dat ze overlijden aan corona. Ze durven het risico wel aan.

Om te benadrukken dat we geen plezier meer mogen hebben, heeft de gemeente direct na het afkondigen van de lockdown de skate-obstakels van het Stadhuisplein verwijderd. Ik maak me hier al lang boos over omdat het symbool staat voor het wanbeleid in deze crisis. Het is dat het te veel werk zou zijn, anders had de gemeente ongetwijfeld ook alle glijbanen, klimrekken en wipkippen uit de speeltuinen gesloopt en opgehokt.

Maar sporten in de buitenlucht is toegestaan, en skaters willen skaten dus wat gaan ze doen? Ze gaan naar andere skatespots in Eindhoven. Daarvoor moeten ze de halve stad rondcrossen et voilà: je hebt veel meer verplaatsingen, iets dat je juist níet wilde. Terwijl het Stadhuisplein groot genoeg is om afstand te kunnen houden.

Als opgejaagd wild week ik daarom uit naar het Messiaenpark, het grootste outdoor skatepark van Eindhoven. Maar toen ik daar op een zaterdagochtend kwam, stikte het van de stuntstepjes. Het merendeel klein grut, al dan niet onder begeleiding van een ouder. De regels zijn onduidelijk (mogen die kinderen nou wel of niet samen buitenspelen? Of is dit toegestaan, zolang de ouders anderhalve meter afstand houden?), maar dit leek me niet de bedoeling van de lockdown. Naast het park staan appartementencomplexen en er hoeft maar één NSB’er uit het raam te kijken en de coronagestapo te bellen en er wordt daar de komende weken helemaal niet meer geskatet of gestuntstept. Het fonkelnieuwe skatepark in Nuenen was toen al door overijverige ambtenaren met hekken afgesloten.

Ik droop af naar een kleinere skatepot, in een volksbuurt in Stratum. Die spot heeft een quarter en een rampje, met in het midden een ondefinieerbaar object dat een box wordt genoemd. Ik sprak er af met andere skaters. Dat mag, daar kwam ik later pas achter, niet. Wat wél mag, is dat je elkaar spontaan tegenkomt. Laat ik het erop houden dat ik de afgelopen maanden heel vaak bevriende skaters spontaan ben tegengekomen. Dat is niet gek: de Eindhovense skatescene is niet zo heel groot, je komt al snel een bekende tegen.

Binnen een paar minuten kwam de plaatselijke hangjeugd kijken. Met die vermaledijde stepjes, en fietsjes en inlineskates. Ze deden amper iets, maar keken nieuwsgierig wat wij aan het doen waren. Blijkbaar was een groep skateboarders iets heel bijzonders.

‘Meneer, bent u goed?,’ vroeg een meisje.
Shit, dacht ik, wat zeg je daarop? Ik weet inmiddels dat mensen het al knap vinden als je op een skateboard kunt staan, dus de lat ligt niet zo hoog. Ik zal niet snel van mezelf zeggen dat ik ergens goed in ben, en zeker niet skateboarden.
‘Ik ben het nog aan het leren,’ antwoordde ik naar waarheid.
‘Hoe lang bent u bezig?,’ ging ze verder.
‘Ruim een jaar,’ zei ik.
‘Een jaar?’, riep ze, en ik kon uit de verontwaardigde reactie niet opmaken of ze dat heel lang of juist heel kort vond.

Ik probeerde de priemende ogen te negeren, wat steeds beter lukte. Ik maakte een hoge kickturn in de quarter en hoorde tot mijn verbazing applaus. Ik draaide me om en zag acht paar ogen naar me kijken. Even dacht ik dat ze het niet serieus meenden, maar kinderen van die leeftijd kennen geen cynisme. Ze waren oprecht onder de indruk, en ik bedankte ze voor de support.

Zo ging het de afgelopen weken verder. Eindhoven blijkt verrassend veel skatespotjes te hebben. Ik speurde op Google Maps (en stelde een kaart samen die inmiddels gretig is gedeeld door andere skaters). Ik vond een kleine spot in Gestel, en een iets grotere in Vaartbroek. Ik ging vrijdagochtend in alle vroegte naar het uitgestorven skatepark in het Messiaenpark. Ik vond een mooie halfpipe aan de Bayeuxlaan of fietste naar de halfpipe achter het Pijlstaartpad in Tongelre. Als het echt niet anders kon oefende ik op het asfaltveldje voor m’n huis op manuals en ollies. Soms had ik aanspraak, soms niet. Als ik maar kon skaten. Het switchen tussen skatespotjes maakte me een betere skater, een mooie bijvangst.

Dit weekend kreeg ik een appje: wie gaat maandagavond mee naar het skatepark in Den Bosch? Een meegestuurde foto beloofde een flink skatepark, in beton, twee keer zo groot als het Messiaenpark. Ik twijfelde. De skater die het voorstelde woont twee straten bij me vandaan, dus ik zou wellicht mee kunnen rijden. Dat was geen probleem.

Maar de volgende dag keek hij de coronarichtlijnen er nog op na: ‘De basisafspraak is dat we áltijd 1,5 meter afstand houden als we niet tot 1 huishouden behoren.’ en ‘U kunt een boete krijgen als u met 3 of meer mensen bij elkaar bent en onvoldoende afstand houdt. Dat geldt ook als u met 3 of meer mensen in een auto zit.’ Alleen het betuttelende toontje al maakt me recalcitrant. We. Een intelligente lockdown gaat niet gepaard met intelligente communicatie.

Maar ik had geluk. M’n zus en zwager hebben een nieuwe auto en m’n zwager wilde dolgraag rijden: hij bood me een lift naar Den Bosch aan. M’n zus woont aan de andere kant van de stad en daarheen fietsen was toch heel wat onpraktischer dan in een auto stappen die twee straten van m’n huis stond geparkeerd (dus weer overbodige verplaatsingen, maar je maakt absurde regels of niet). Officieel was ik nu ook in overtreding maar ach, met z’n tweeën was vast geen probleem. Dan waren we collega’s, mocht de coronagestapo ons aanhouden. Ik appte naar de andere skaters dat ik toch zou komen en dat ik hen daar zou ontmoeten. Spontaan.

Bij de Oosterplas trof ik een drukte van jewelste. Vijftig skateboarders, stuntstepjes, inlineskaters, en een enkele bmx’er op een kluitje. Ik schrok en reed heen en weer door de straat naast het park. Ik wachtte tot de andere skaters zouden komen. Safety in numbers.

Ik had een heerlijke avond. Iedereen had plezier en gaf elkaar de ruimte, ondanks de drukte. Niemand maakte zich druk over anderhalve meter, laat staan corona. Er was muziek en op het veldje achter het skatepark werd gevoetbald en gefrisbeed, de ondergaande zon zorgde voor een lomezomeravondsfeer. Ik was in een oase beland, ver weg van de coronahysterie. Dat ik door de drukte niet eens veel kon skaten gaf niet. Ik keek net zo lief van een verhoging toe. Af en toe liep een skater op me af en hield een onsamenhangend verhaal over een trucje dat hem niet en z’n maat wél lukte (‘Die wacko blijft maar kickflips maken’), of complimenteerde me met m’n deck (‘Heej, Anti-Hero!’). Ik wist niet wat te zeggen en knikte een paar keer. Ook dat was goed. Alles was goed.

Na een paar uur vloog een politiehelikopter over.
‘Die zijn aan het controleren. Over een half uur komt de politie,’ zei een skater. Hij haalde z’n schouders op.

Opdat we niet vergeten: we mogen geen plezier hebben. We moeten binnenblijven en sikkeneurig naar buiten kijken.

This entry was posted in Eindhoven, Skateboarden and tagged , , . Bookmark the permalink.