Fans

Meerhoven tijdens zonsondergang.

Ik was in het skateparkje in Meerhoven. Marc was er ook. Hij had z’n skatesurf (of surfskate) meegenomen. Dat is een skateboard waarbij je de voorste trucks, dus dat metalen geval waar je wieltjes aan hangen, kunt draaien. Het is scary shit waar ik één keer op heb gereden en toen snel weer vanaf ben gestapt. Ik was veel te bang dat ik pardoes niet meer zou weten hoe ik op m’n skateboard moet staan. Marc durft alles. Hij gaat belachelijk vaak onderuit, maar dat deert ‘m niet. Ik zou willen dat ik die mentaliteit had. Hij reed op z’n skatesurf van een ramp af en met enkel inleunen raakte hij de coping, de bovenste rand, van de quarter.
Nice,’ knikte ik, terwijl ik oefende op m’n manuals en m’n ollies.

Op de verhoging keek vanuit een hoekje een jochie van een jaar of tien nieuwsgierig toe. Een expatkind, zo vermoedde ik, want Meerhoven barst van de expats en de voertaal in het parkje is geregeld Engels, Turks, iets Slavisch of een Indiase taal waarvan ik de naam niet eens weet. Ik meende ‘m eerder Engels te hebben horen praten. Hij oefende op een trucje waarbij je je board op de zijkant zet. Eerst ga je met het voorste deel van je voeten op de wieltjes staan en dan geef je het board een wip terwijl je springt. Het board valt op z’n wieltjes en jij landt op de bovenkant van het deck. Ik heb het geleerd toen ik een paar maanden bezig was, maar heb het sindsdien niet meer gedaan. Het is een vrij nutteloos trucje en ook nog es doodeng.

Marc riep iets naar ‘m en ik zei tegen Marc dat het jochie Engels is.
‘Ik spreek Nederlands,’ zei het jongetje, een beetje verontwaardigd.
‘O sorry,’ zei ik, en ik gaf ‘m tips voor het trucje. Ik heb het zelf dan niet meer geoefend, ik weet wel hóe het moet. Hij ging een paar keer hard onderuit en toen ik daarvan schrok, zei hij schouderophalend: ‘Geeft niet, ik val heel vaak.’
Een prima houding.

Marc ging naar huis en ik reed nog wat rond. Het is fijn om tot zonsondergang door te gaan. Het is lekker rustig, met weinig stepjes die in de weg rijden. Trucjes boeien me niet. Veel liever rij ik rond, hard vooral. Ik wil snelheid maken, hoog in de quarters komen, als het even kan de coping aantikken, voor de lol een manual tussendoor (toch een trucje). Alleen de ollie wil na een jaar dag-in dag-uit oefenen nog steeds niet lukken. Het maakt me wanhopig. Twee jaar bezig en nog steeds kan ik niet fatsoenlijk olliën. Prutser.

Als ik m’n rondje door het park in Meerhoven rij, neem ik ook aan de zijkant een stukje van een bank mee. Dat ziet er spectaculairder uit dan het is. Je rijdt erin, leunt op je tenen en daardoor rij je weer makkelijk van de bank af.

Het jongetje dat ik eerder wat tips had gegeven keek nieuwsgierig toe hoe ik het deed. Ik zag dat hij het ook wilde proberen maar niet echt durfde.
‘Dat kan jij ook,’ zei ik. Ik deed voor hoe je je board in de bank stuurt, en hoe je die er daarna weer vanaf rijdt. Hij probeerde het, maar had niet voldoende snelheid.
‘Het lukt beter als je eerst van die hoge ramp af rijdt. Je hebt snelheid nodig,’ legde ik uit.

‘Kijk nou wie we daar hebben, Guido!,’ klonk het ineens. Terwijl ik het jochie uitleg gaf, waren een oud-collega en haar dochter het park in komen rijden. Ow help, bekenden.
‘Dat is Guido, een collega van me,’ zei ze tegen haar dochter van een jaar of acht. ‘Die kan heel goed skaten.’
No pressure, dacht ik.
‘Laat ‘m maar es zien wat je kan,’ zei ze tegen haar dochter, en ze haalde een skateboard tevoorschijn. Het meisje sputterde tegen en vertelde dat ze liever op haar pennyboard reed. Ik keek naar haar skateboard dat er nogal gehavend uitzag, en begreep haar wel. Het meisje keek begeerlijk naar m’n board.
‘Wil je op die van mij rijden?,’ vroeg ik.
Ze knikte: ‘Mag dat?’
‘Natuurlijk mag dat,’ antwoordde ik.
Ik doe niet zo moeilijk als anderen op m’n board willen rijden. Krassen en deuken komen er toch wel in. Had ie maar geen skateboard moeten worden.

Ze reed rond op m’n board en snelde zonder angst van de hoogste ramp af. Ondertussen praatte ik met m’n collega bij over het werk. Ze was m’n leidinggevende toen ik weer eens in een persoonlijke crisis zat, dus ik vond het fijn te kunnen vertellen dat het nu beter met me gaat, ondanks alle coronashit. Af en toe kwam haar dochter met het board onder haar arm terug om er een minuut later weer verlekkerd naar te kijken en verlegen te vragen of ze nog een keertje mocht. Ik ging op mijn beurt een keer op het board van het meisje staan. Het deck was niet hol, maar stond bol. Uit de tail was een stuk hout verdwenen. Het was niet het worst board on the internet, dit exemplaar had tenminste nog een nose en een tail, maar het scheelde niet veel.

‘Mja,’ zei ik weifelend en ik zocht naar diplomatieke woorden. ‘Het is een bijzonder board.’
‘O ja,’ beaamde m’n collega, ‘het is niks.’
Haar dochter reed nog een laatste keer rond op m’n board.
‘Weet je, je bent echt cool als je je board bij de truck vastpakt,’ zei ik toen ze het board aan me teruggaf.
Daarna vertrokken ze.

Terwijl het langzaam donker begon te worden, reed ik nog een paar rondjes. Het ging best lekker, ondanks de snijdende kou die zich van het parkje meester had gemaakt. Ik kan niet wachten tot Area 51 weer opengaat, corona en weder dienende in januari.

Toen ik op de verhoging stond, zag ik dat het jochie het trucje met de bank onder de knie had gekregen. Hij riep me vanuit de andere kant van het skatepark trots toe: ‘Ik kan het!’
‘Goed man,’ riep ik terug en stak in de avondschemering een duim op.

Toen ik een uur later thuis was, kreeg ik een berichtje van m’n oud-collega: ‘Je hebt er een fan bij. Ze heeft het nergens anders meer over gehad dan over jou.’

This entry was posted in Eindhoven, Skateboarden and tagged , , , . Bookmark the permalink.