Ooit las ik voor mijn boekenlijst Emily Brontë’s Wuthering Heights. Een kluif van een boek, maar indrukwekkend, al kan ik me tegenwoordig niet veel meer herinneren dan dat het ging over Catherine en Heathcliff, dat het zich afspeelt op de Moors in het noorden van Engeland en dat het een kil en rauw boek is (misschien komt deze beperkte kennis ook door de Top 2000 klassieker van Kate Bush met dezelfde titel). Blijkbaar zijn er door de jaren heen nogal wat verfilmingen geweest waarin dat laatste aspect naar de achtergrond is verdwenen, zo bleek uit de Big Talk die voorafging aan de vertoning in het Luxor Theater. Toen de interviewer regisseur Andrea Arnold vroeg waar de grote, statige landhuizen waren, moest ze hem teleurstellen; dit moet de perceptie van de lezer zijn geweest, want in heel het boek komen geen grote landhuizen voor. Wuthering Heights is de naam van een kleine boerderij, gelegen bovenop een heuvel in een kaal landschap waar het altijd lijkt te regenen en waar een stormachtige relatie ontstaat tussen dochter des huizes Catherine en de door de familie in het gezin opgenomen zwerversjongen Heathcliff.
Vandaar ook dat bij de verfilming de wind, modder, regen en alle andere ontberingen in eerste instantie een verrassing zijn. Het is een rauw boek en dus krijg je een rauwe verfilming, zo moet Arnold gedacht hebben (dat de halve zaal regelmatig aan het hoesten of kuchen was, werkte ook sfeerverhogend). Ik heb de andere adaptaties van Wuthering Heights nooit gezien, maar deze versie komt wel het dichtst bij hoe ik mij het boek herinner: barstensvol lust, passie, gekmakend verlangen, geweld en sm (nu, dat laatste herinner ik me niet, maar dat vindt Arnold. Misschien beschouwt ze de afranselingen die de jonge Heathcliff geregeld moet ondergaan als sadomasochistisch). Nee, Wuthering Heights is geen übertruttige film als Pride and Prejudice of Middlemarch.
De regisseur vertelde voorafgaand aan de film dat ze ooit had gezworen nooit een boek te verfilmen en een vriend had haar voor gek verklaard: ‘dan ga je een boek verfilmen en dan ook nog eens Wuthering Heights.’ Maar Arnold is rigoureus te werk gegaan met haar versie met veel sfeerbeelden en weinig dialoog; de tweede helft van het boek heeft ze zelfs volledig weggelaten. Dat lijkt wat cru maar het werkt wel, omdat de tweede helft handelt over de ontwikkelingen tussen de kinderen van Catherine en Heathcliff. Niettemin liet Arnold weten de film ‘te haten,’ om er vlug aan toe te voegen al haar films te haten. ‘Maar deze het meest.’
Van de vier films die ik gisteren op het Internationaal Filmfestival Rotterdam zag, zal Wuthering Heights me door die rauwheid het meeste bijblijven, al maakte de film Weekend eveneens veel indruk. Het verhaal gaat over Russell die in een homoclub Glen ontmoet en ook al is het idee dat het een one night stand zou moeten blijven, er begint iets te groeien tussen de twee. Het zijn elkaars tegenpolen; Russell is een verlegen jongen en Glen is een flapuit; als hij ‘s morgens iets in het park voor het sfeerloze flatgebouw ziet gebeuren, roept ie dat ze daar mee moeten kappen: ‘anders ga ik je in de kont nemen.’ Russell reageert geschokt: ‘wat als hier straks een baksteen door de ruit vliegt?’ ‘Kom op, je woont op de veertiende verdieping.’
Met dat soort terzijdes is Weekend een komische maar ook ontroerende film. Met nogal wat seksscènes waarbij het sperma soms (letterlijk) in het rond vliegt. Als argeloze toeschouwer valt je dat nogal rauw op het dak, maar het zou jammer zijn dat hierdoor de indruk ontstaat dat het een typische homofilm is, omdat de gevoelens van de hoofdpersonen universeel zijn; zo zit er een rake dialoog in de film over de discrepantie tussen wie je bent en wie je zou willen zijn. Dat leek ook de consensus bij de bezoekers te zijn, want ik heb niemand zien weglopen die het allemaal te ver vond gaan en de film staat hoog in de lijst van publieksfavorieten. Overigens zouden juist bezoekers die geschokt zouden zijn door het zien van twee vrijende mannen Weekend moeten zien; zo spectaculair is het nu ook weer niet.
Ik zag dit jaar niet echt slechte films. Ja, The Day He Arrives is de zoveelste overschatte Aziatische film met een aardig verhaal (een soort Zuid-Koreaanse Groundhog Day) maar een matige regie en niet al te best acteerwerk. Maar zo wanstaltig slecht als de Sri Lankaanse snikkelafsnijdersfilm Flying Fish die ik vorig jaar zag werd het nergens.
De eerste film van de dag was zelfs heel aardig. The Great Northwest is een mooie documentaire waarin regisseur Matt McCormick de reis reconstrueert die vier dames in 1958 door het noordwesten van de Verenigde Staten maakten. Met als basis het plakboek van de reis dat ie vond in een kringloopwinkel maakt hij dezelfde reis en ziet hoezeer de regio is veranderd. Dat is een aardig uitgangspunt, de film heeft een goed ritme en er zitten enkele mooie scènes in (die met Boris the Moose is geestig en ook het filmen van de toeschouwers bij Old Faithful, de geiser in Yellowstone National Park, is een klassieker), maar echt duidelijke keuzes maakt McCormick niet. Is de film bedoeld als reisverslag? Als documentaire? Als pamflet? Als trip down memory lane? Het geeft niet, omdat het mooie plaatjes oplevert, maar was ik tijdens mijn studie met een soortgelijke radiodocumentaire aan komen zetten, dan had mijn mentor me terug naar de montageruimte gestuurd.