Trainingsdoeleinden

Leuk hoor, die hangplek in Nuenen: zo’n vijftig meter van het skateparkje, aan de rand van het dorp bij de bossen, bij een buitengym en een klein voetbalveldje. Deze avond hing er een grote groep jongeren rond. De sfeer was gespannen. Alsof je een kamer binnenkomt waar net daarvoor een enorme ruzie is geweest. De spanning hangt in de lucht en schreeuwt je toe: DON’T. GO. HERE. Die behoefte had ik toch niet. Als ik ga skaten, zoals vanavond met een vriendin, heb ik niet veel van doen met de jongeren. Zij hangen, wij skaten. Hoogstens kijken we wat onverschillig naar elkaar.

Na een kwartier kwam een aantal jongeren onze kant op, met hun scooters.
‘Ik zet m’n scooter liever hier,’ zei één van de meisjes zenuwachtig lachend.
Ze gingen op de bankjes bij het skatepark zitten en keken naar ons. Ik was er niet gelukkig mee. Ik hou niet van publiek. De vriendin van me keek ongemakkelijk. ‘Gewoon negeren,’ verzekerde ik haar. ‘Ze zijn niet in ons geïnteresseerd.’

Ik moest denken aan iets dat vorig jaar gebeurde. Een groepje jongeren dat ik vaag kende uit Area 51 was aan het skaten in Meerhoven en kreeg ruzie met een andere groep jongeren. Daarop liep één van hen naar mij toe en legde z’n spullen naast die van mij. Vervolgens begon ie tegen me te praten alsof we elkaar al jaren kenden. Ik speelde het spelletje mee. De groep waarmee hij ruzie had durfde niks meer te doen. Voordeeltje van m’n leeftijd.

De paar jongeren die dachten dat hun rivalen hen niet in het skateparkje met vreemden erbij zouden opzoeken, hadden gelijk. Ze zijn te dom om te poepen, maar ze zijn ook weer niet zó dom.

Maar toen ze naar huis wilden gaan, en richting het fietspad dat tussen het skatepark en de hangplek ligt reden, kwam de spanning die al minutenlang in de lucht hing tot een kookpunt. Iemand schreeuwde ‘kankerhomo!’ en kwam met een groep jongeren uit de bossen gerend. Vanuit de hangplek kwamen andere jongeren aangerend. Voor ik het wist waren zo’n twintig jongeren elkaar midden op het fietspad aan het schoppen, slaan, uitdagen en schelden. Ze gooiden met takken en stenen. Een paar jongeren bleven intrappen op een jongen die al op de grond lag.

Er was een massale vechtpartij gaande en ik zat eerste rang. Gewoon negeren was er niet meer bij. Ik hoopte dat het bij een paar klappen over en weer zou blijven, maar toen het spelletje van afstoten en aantrekken langer doorging liep ik de bossen in en belde de politie.

Eerst probeerde ik 0900-8844: ‘Dit telefoongesprek kan worden opgenomen voor trainingsdoeleinden. Wilt u de politie spreken? Kies dan 1. Wilt u een ambulance? Kies dan…’
Oké, dacht ik. Dat gaat te lang duren. Dan maar 112. Daar kreeg ik, na aangegeven te hebben dat ik in Nuenen was, meteen iemand aan de lijn. Ik legde uit dat er een grote vechtpartij bezig was: zo’n twintig jongeren waren elkaar het schoppen, slaan, scholden elkaar verrot.
‘Hebben ze ook wapens?’ vroeg de medewerker van de meldkamer verveeld.
‘Nee, dat niet,’ zei ik. ‘Maar ze slaan elkaar ook met grote takken.’
‘Ze vechten dus. Verder niks?’, ging hij verder.
‘Nou, ze dagen elkaar uit, schelden, intimideren,’ probeerde ik.
‘Ja, wat is het nou,’ verzuchtte hij, ‘net zei u nog dat ze aan het vechten waren. Nu is het schelden, intimideren. U belt met 112, dan moet het wel levensbedreigend zijn.’

Die laatste opmerking had hij niet moeten maken. Nu was ik woest. Nee, er was niemand in levensgevaar. Nóg niet. Moest ik eerst wachten tot er iemand bloedend op de grond ligt? De medewerker van de meldkamer deed m’n melding af als een onschuldig stoeipartijtje. Dit leek me geen onschuldig stoeipartijtje, en als de politie op tijd was konden ze erger voorkomen.

Terwijl ik in de bossen aan het bellen was, kwam één van de jongeren voorbijlopen. Hij hoorde me praten, rende op de groep vechtende jongeren af en riep: ‘Ze bellen de politie!’

Ik voelde me betrapt en liep terug naar het skatepark.
‘Moet ik even m’n telefoon omhoog houden?,’ zei ik boos tegen de medewerker van de meldkamer.
Ik hield m’n telefoon tien seconden omhoog zodat hij kon meegenieten van het gescheld en gedreig over en weer. Toen hernam ik geïrriteerd het gesprek: ‘Hebt u dat gehoord?’
‘Oké, ik stuur iemand,’ zei hij snel.

Toen de politie vijf minuten later met loeiende sirenes arriveerde, waren de meeste jongeren gevlucht, of hielden zich schuil in de bossen. Ik praatte nog even met de agent. Of het voetbalsupporters waren. Niet dat ik wist. Ze waren in het zwart gekleed, in de bekende paupermerken van hangjongeren.

Toen ik terugliep naar het skateparkje zag ik op het fietspad stenen en grote takken liggen.

Nu maar hopen dat het telefoongesprek is opgenomen. Voor trainingsdoeleinden.

This entry was posted in Eindhoven, Skateboarden and tagged , , . Bookmark the permalink.