Er zullen woensdagavond weer veel politici kraaien dat de verkiezingen een feest voor de democratie waren. Onzin. Als er iemand niet heeft gewonnen, dan is het de kiezer. Want wat was de verslaggeving van de verkiezingen abominabel slecht. Het was zelfs zó slecht, dat ik heb besloten dat ik niet meer naar programma’s over de verkiezingen kijk. Met name de debatten zijn van een bedroevend niveau. Niemand wordt wijzer van lijsttrekkers met snelle oneliners of snappy commentaren om als soundbite te knippen en via sociale media te delen met de eigen achterban. Voor te veel programma’s is politiek entertainment geworden. Het moet snel en flitsend, en vooral niet te serieus. Nieuws: politiek is geen entertainment. Een land besturen is een bloedserieuze zaak.
Het liefst zie ik bij de volgende verkiezingen een avondvullend programma. Een drie uur durend gesprek met politici die op een rustige manier ideeën uitwisselen. Geen lijsttrekkers die gevat uit de hoek willen komen of elkaar vliegen afvangen, maar een net gesprek op niveau. Dat is een illusie. De geest is uit de fles. Miljoenen Nederlanders varen bij hun politieke duiding blind op wat Johan Derksen vindt, of wat het 1Vandaag Opiniepanel heeft beslist. Toch wil ik een poging wagen met zeven tips voor een beter, meer inhoudelijk politiek debat.
1. Onwaarheden en leugens worden aangepakt
De leugen regeert. Dat zei koningin Beatrix ooit over de Nederlandse media en het werd haar aangewreven door het journaille. Maar als ik naar de verkiezingsdebatten kijk moet ik haar gelijk geven. Menig lijsttrekker, met name op de rechterflank, liegt aan de lopende band. Dilan Yesilgöz wordt na elk interview of debat terechtgewezen door deskundigen dat ze weer verkeerde (uiteraard veel te hoge) cijfers over vluchtelingen heeft genoemd. Journalisten houden hun mond. Dom, want als journalist ben je geen kritiekloos doorgeefluik.
Om een beroemde meme rond rapper Nelly te citeren: ‘If Nelly tells you “It’s getting hot in here”, it’s not your job as a journalist to take off all your clothes, it’s your job as a journalist to look out the window and find out if it’s true.’
2. Stop met stellingen
Stellingen zijn het directe resultaat van dat debatten vooral behapbaar moeten zijn. De kijker is snel verveeld en dus wordt lijsttrekkers gevraagd om een stelling te verdedigen, het liefst binnen een minuut. Maar politiek is niet een aaneenschakeling van simpele stellingen. Politiek is compromissen sluiten en water bij de wijn doen. Het is zoeken naar overeenkomsten tussen partijen. Stellingen zijn extreem en leiden uiteindelijk tot teleurstelling bij kiezers omdat ze niet realistisch zijn. Een politicus die anderszins beweert liegt (zie punt 1).
3. Geen ratrace-achtige verslaggeving
We zijn hier niet in de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk. We hebben geen tweepartijenstelsel (gelukkig niet) waarbij eentje de grootste wordt. We hebben een Tweede Kamer met veel partijen. We kiezen dus ook geen premier. We stemmen op een partij en als die partij de grootste wordt én in de coalitie komt (ja, lees die laatste voorwaarde nog eens terug, want het is helemaal geen gegeven dat de grootste partij automatisch meeregeert), dan levert die partij de premier. Door te focussen op wie de grootste wordt krijgen grote partijen (of partijen die het goed doen in de peilingen) onevenredig veel aandacht. Je kunt als kleine partij nog zoveel goede ideeën hebben: je hebt het nakijken.
4. Zet extreme meningen niet tegenover elkaar
Extreme meningen tegenover elkaar zetten levert gegarandeerd vuurwerk op. Maar politiek is geen entertainment (zie inleiding en punt 2). Je kunt Rob Jetten en Geert Wilders met elkaar in debat laten gaan, maar geen enkele kijker gaat na een paar minuten heen en weer wauwelen van PVV naar D66 overstappen – of andersom. Daag partijen die dichter bij elkaar liggen uit het debat aan te gaan. Er zit veel minder ruimte tussen VVD en PVV, of tussen CDA en NSC. Het levert een veel interessanter gesprek op.
5. Kiezers bepalen de onderwerpen
Niet politici bepalen welke onderwerpen aan bod komen in debatten, maar journalisten. Of, nog beter, kiezers. Als je namelijk aan kiezers vraagt welke onderwerpen zij belangrijk vinden, dan gaat het over zorg, onderwijs en volkshuisvesting. Het gaat over bestaanszekerheid. Er is een oorlog gaande in Europa. Maar extreemrechts praat liever over hun stokpaardje immigratie, en media gaan daar graag in mee. Als je als kiezer wilt weten wat politici gaan doen aan het personeelstekort in de zorg (misschien zoals in Duitsland zorgpersoneel uit het buitenland halen?) dan tast je in het duister.
6. Geen voxpopjes
Stop met straatinterviews of, zoals die in vakjargon heten, voxpopjes. Echt. Als ik de mening van een Gewone Nederlander wil weten, dan heb ik daar geen journalist voor nodig. Daar komt bij dat de Gewone Nederlander blijkbaar altijd, maar dan ook áltijd doordeweeks naar de markt gaat. Ik kan je verklappen dat een Gewone Nederlander doordeweeks heel gewoon aan het werk is. Als jij iemand op een donderdagochtend op een markt treft is die persoon waarschijnlijk gepensioneerd of werkeloos, en dus niet representatief voor de Nederlandse bevolking.
7. Humaninterestverhalen zijn bijzaak
Humaninterestverhalen zijn leuk, maar bijzaak. Als je Geert Wilders uitnodigt om over z’n poezen te komen praten (wat ik al een slecht idee vind) dan ben je als journalist geen knip voor je neus waard als je niet benoemt dat hij de knieschijven van Marokkaanse relschoppers kapot wil schieten. En als je Thierry Baudet vraagt naar z’n favoriete plaat, dan zou ik op z’n minst even opmerken dat ie desinformatie heeft verspreid over coronavaccins, of dat hij gelooft in reptilians.
Eens! Ik heb ook geen enkel debat gezien, en van wat ik lees (of anderszins opvang) krijg ik niet de indruk veel te hebben gemist.
Verder ben ik van mening dat peilingen (van wie dan ook) verboden moeten worden – vanaf 2 (liever 3) weken voor de verkiezingsdatum. Zou best nog wel kunnen schelen… 😉