Eerder deze maand was ik bij Eurovision in Concert. Een van de preparty’s die in de aanloop naar het Songfestival overal in Europa worden georganiseerd. Die in Amsterdam is één van de grootste, met dertig optredende acts. En die acts zijn dus de artiesten die ook op het Eurovisie Songfestival aantreden, mét hun liedje. Het niveau is wisselend; sommige acts zijn ertoe verdoemd in de halve finale te blijven hangen, rond anderen hangt al het aura van toekomstig songfestivalwinnaar. Het is verbazingwekkend wat voor een goede indruk je krijgt op zo’n avond.
Ik volg het Songfestival al jaren en ben vrij uitgesproken in mijn mening (je hebt als thema United By Music en kick Israël niet uit het Songfestival?). En, to be fair, ik krijg altijd gelijk. En door mijn jarenlange ervaring heb ik inmiddels een redelijk beeld waar een goed, potentieel winnend songfestivalliedje aan moet voldoen. Dat zijn vier, misschien vijf, criteria. En omdat het Songfestival al over twee weken is, en ik dus meer kennis heb dan de gemiddelde talkshowgast op de Nederlandse televisie (elke talkshow die Gerard Joling nog durft uit te nodigen is af), zet ik mijn vier pijlers op een rij en vermeld per criterium de opvallendste inzendingen.
Liedje
Nogal wiedes. Natuurlijk heb je een goed liedje nodig. Een liedje dat blijft hangen, dat je makkelijk meeneuriet, maar dat je tegelijkertijd niet snel zat bent. Maar songfestivalmuziek leeft in een heel eigen wereld, blissfully unaware van de huidige trends in de popmuziek. In plaats daarvan spelen songschrijvers in op wat in voorgaande jaren succesvol was. En dus zijn de meest invloedrijke liedjes die inzendingen die – grappig genoeg – in afgelopen edities als tweede zijn geëindigd: Cha Cha Cha van Käärijä (Finland 2023) en Fuego van Eline Fourera (Cyprus 2018).
Dat levert dit jaar een karrenvracht aan door nineties geïnspireerde danceknallers op waar je met weinig moeite de invloed van Käärijä in terug kunt horen. Kaleen doet namens Oostenrijk We Will Rave, en speelt daarbij leentjebuur bij eurohouse-act Cappella (het is tekstueel zo plat als een dubbeltje), de beat van Marcus & Martinus’ Unforgettable (Zweden) is afkomstig van Salva Mea van Faithless, No Rules! van Windows95man van Finland is een rip-off van Gotta Catch ‘Em All (u weet wel, die Pokémon song) en de IJslandse Hera Björk gaat voor vroege nineties dance met een nogal gedateerd liedje (maar het is wel Hera Björk en die kan bij mij weinig fout doen). En natuurlijk, onze eigen Joost Klein past ook in die trend met Europapa; inclusief die gabberbreak.
Aan de andere kant van het songspectrum staan wat ik gemakshalve de Fuegokloontjes noem. Fuego, dat een zomerhit voor Rihanna of J.Lo had kunnen zijn, haalde in 2018 tot verrassing van iedereen de tweede plek. Die invloed is nog steeds hoorbaar: in de mediterrane beat van de Griekse Marina Satti met Zari (op de subreddit over het Songfestival gaat al maanden een discussie of dit liedje briljant of afgrijselijk is), in de bop van Loop van Sarah Bonnici (Malta), in La Noia van de Angelina Mango (Italië) en in, vanzelfsprekend, de Cypriotische inzending: Liar van Silia Kapsis. Die laatste is mijn guilty pleasure; al vraag ik me bij de 17-jarige Kapsis wel af: allejezus. Ik had haar vader kunnen zijn.
Een paar liedjes wijken hier vanaf. Estland heeft een heerlijk maffe mix van hiphop en traditionele muziek, met als klap op de vuurpijl de langste songtitel in de geschiedenis van het Songfestival: (Nendest) narkootikumidest ei tea me (küll) midagi. Het is op een vreemde manier behoorlijk catchy. Het Noorse Ulveham is een folkmetalballad in de traditie van Nightwish, maar dan beter. Litouwen heeft een heerlijke danceknaller met de titel Luktelk (waar ik ‘lockdown’ in versta), en Electric Fields uit Australië introduceert in Our Milkali (Our Blood) de didgeridoo en het Yankunytjatjara op het Songfestival.
Artiest
Maar je bent er niet met alleen een goed liedje. Je moet een goede artiest hebben. Iemand die kan zingen. Góed kan zingen. Dit jaar zijn er veel, heel veel zangeressen. Ik tel 17 solozangeressen, plus nog diverse duo’s of bands met een frontvrouw. En veel van die zangeressen hebben eenzelfde soort liedje. Het type powerballad, waarbij de artiest in kwestie goed kan laten horen welke kwaliteiten zij in huis heeft. Het is een liedje dat de eerste twintig of dertig seconden rustig begint, waarna de volumeknop vol opengaat: belting it out. Ze klinken inwisselbaar. Zoals een medebezoeker bij Eurovision in Concert opmerkte: ik hoor veel Davina Michelles. Een rustig, klein gehouden liedje? Zeldzaam.
Naast de zangeressen die ik al eerder noemde, noteer ik: Georgië (Nutsa – Firefighter), Servië (Teya Dora – Ramonda), Slovenië (Raiven – Veronika), Denemarken (Saba – SAND), Albanië (Besa – TiTAN), Polen (Luna – The Tower), Portugal (Iolanda – Grito), Tsjechië (Aiko – Pedestal), Luxemburg (Tali – Fighter) en Moldavië (Natalia Barbu – In The Middle).
Ik wil niet zeggen dat de liedjes slecht zijn, maar hoe ga je je nog onderscheiden?
Het Verenigd Koninkrijk gooit het over een andere boeg en vaardigt, na eerder deze eeuw pogingen te hebben gedaan met Blue, Andrew Lloyd Webber en Bonnie Tyler weer eens een grote naam af: Olly Alexander, die we in Nederland vooral kennen als frontman van Years & Years. Met die dance-act stond ie ooit op Lowlands (en zong tergend vals), maar tegenwoordig kan Alexander keurig noot houden. Ik was eerst niet gek op z’n liedje, maar vorige week was ik het ineens aan het neuriën. En Alexander is een reuze sympathieke gozer; die gun ik het beste.
Staging
Goede staging is het halve werk. Een liedje kan volledig doodslaan als de podiumact niet goed is uitgedacht. Vraag maar aan Trijntje Oosterhuis; zij vond dat ze de presentatie wel even in Wenen, vlak voor het optreden, in elkaar kon flansen. Dom, omdat een jaar eerder The Common Linnets met de prachtige registratie van Calm After The Storm juist hadden laten zien hoe je met goede staging een liedje naar een hoger plan tilt. Ik heb ademloos zitten kijken: waren wij dit écht?
Deze editie is het nog afwachten waar de meeste landen mee gaan komen. Al geven de nationale voorrondes al een aardig beeld. Met name de acts uit Noord-Europa zijn tot in de puntjes verzorgd. Zweden heeft dit jaar een act die is geïnspireerd op The Matrix (wat goed past bij de nineties stijl van het liedje). Nadeel: je kijkt naar een videoclip. De staging van Noorwegen, wat mij betreft sowieso de beste inzending dit jaar, heeft duistere beelden van het Noorse landschap die perfect passen bij het duistere, mystieke karakter van het liedje. De presentatie van Finland is net zo gek als het liedje: de zanger komt uit een gigantisch ei dat is bedrukt met spijkerbroeken en loopt in een veel te kort broekje over het podium. Nouja, hij zingt niet voor niets No Rules!
De grote vraag is wat Joost Klein gaat doen. Regisseur Gover Meit beweert dat het iets wordt dat nog nooit op het Songfestival is vertoond, maar ja, dat is Meit. Die moet je niet al te serieus nemen. Of toch wel?
Boodschap
Veel liedjes die de afgelopen jaren hebben gewonnen, hebben een boodschap. Je kunt de kippenact van Netta een, nouja, kippenact vinden, maar Toy ging ook over pesten en body positivity, Conchita Wurst maakte met Rise Like a Phoenix een statement voor verdraagzaamheid en Måneskin stak met Zitti e Buoni een middelvinger op namens de jeugd die door covid twee jaar lang niks had kunnen ondernemen. Niet langer stilzitten en zwijgen, maar feestvieren. Een goed songfestivalliedje heeft een boodschap.
Kijk je naar de liedjes die het goed doen bij de bookmakers, dan zijn dat vooral inzendingen met een boodschap. De topfavoriet is op dit moment Zwitserland. Nemo is non-binair en dat alleen is al een boodschap. Hun liedje The Code is drum-‘n-bass, en dat is origineel genoeg, al is het niet per se mijn favoriet. Ook de Ierse Bambie Thug is non-binair. Het liedje Doomsday Blue schommelt heen en weer tussen industrial rock en zweverige pop. Ik ben er nog niet achter of ik het mooi vind; op Eurovision in Concert vond ik Bambie Thug vooral heel erg eng.
Kroatië, dat inmiddels wat aan het wegzakken is bij de bookmakers, heeft een boodschap over brain drain; jongeren die vanuit Oost-Europa massaal naar het westen trekken. Jammer van het steenkolenengels. En waarom staan de bandleden met bivakmutsen op te spelen? Het Spaanse Zorra (wat slang is voor hoer) gaat over seksisme. Het is bovendien een heel leuke eightiessong die veel bijval kreeg tijdens Eurovision in Concert.
Heeft Nederland een boodschap? Dat lijkt me wel. Joost Klein zingt over een Europa dat geen grenzen heeft, een les die hij heeft geleerd van z’n vader. De kracht zit ‘m in de tekst die vrolijk klinkt, maar uiteindelijk somber is. De sombere boodschap van Joost, over het gemis van z’n vader, wordt extra benadrukt door het emotionele einde, dat er op verzoek van Avrotros aan is toegevoegd.
Sociale media
Misschien is er de laatste jaren wel een vijfde pijler bij gekomen: sociale media. Rosa Linn scoorde een wereldwijde hit toen haar songfestivalbijdrage Snap werd opgepikt op TikTok. Het kwam in de finale niet hoger dan de 20ste plaats, maar is na Arcade van Duncan Laurence het meestgestreamde songfestivalliedje aller tijden.
Jammer voor Rosa Linn dat het succes pas ná het Songfestival kwam. Want wie in de maanden in de aanloop naar de grote finale alvast aan de slag gaat op sociale media, hoeft op de avond zelf alleen nog maar die stemmen binnen te harken. Het beste voorbeeld is Sam Ryder die maandenlang bezig was z’n liedje onder de aandacht te brengen (hij benaderde zelf NPO Radio 2; of ie langs mocht komen om z’n liedje te spelen). Maar vooral zijn aanhang op TikTok speelde een belangrijke rol en hij wist, tot ieders verbazing, de tweede plek te behalen op het Songfestival.
Als het op marketing en gebruik van sociale media aankomt, is Joost Klein een pro. Het blauwe pak met de overdreven schoudervullingen is een eyecatcher en hij maakt gewiekste filmpjes op TikTok met oud-deelnemer Käärijä. Hij maakte al een mixtape met Donnie met de titel M van Marketing. Niet alle songfestivalfans zijn gecharmeerd van dat fanatisme, maar het werkt wel. Het zou me niks verbazen als dat de doorslag geeft in Malmö.