Het lijkt erop dat Dick Schoof onze nieuwe premier wordt. Dat is een beetje gek, want niemand heeft bij de Tweede Kamerverkiezingen op Schoof gestemd. Maar dat krijg je ervan als je per se een regering wilt vormen met een extreemrechtse partij, een regeerakkoord schrijft dat ronduit onuitvoerbaar is en één van de beoogde coalitiepartners dolgraag politieke vernieuwing wil. Dan heb je iemand nodig die dom én ijdel genoeg is om dat zooitje te gaan leiden. Het Haagse journaille, dat zich al jaren van z’n meest incompetente kant laat zien, vindt het maar niks. De kiezer zou zich bedrogen voelen.
Ik kan ze geruststellen: niemand voelt zich bedrogen.
In 2004 liep ik stage bij een middagprogramma op Radio 1. Twee keer per week mochten we drie uur zendtijd vullen. Een behoorlijk blok, dat voor een flink deel op ging aan vaste rubrieken; dat biedt vastigheid. Wonderwel was het programma elke week gevuld; een redactie draait op routine. Wat hielp is dat Radio 1 een zender is waar je geen nee tegen zegt (in tegenstelling tot de lokale omroep waar ik jaren als vrijwilliger werkte).
Maar die ene woensdagmiddag liep het anders. Vrijwel de voltallige redactie was naar de uitvaart van Wim Rigter, radiopresentator die ook als redacteur bij ons programma werkte (hij presenteerde onder andere AVRO Nachtdienst, een programma waar ik elk weekend naar luisterde en waar ik eens te gast was geweest. Ik heb Rigter toen ontmoet; hij was geweldig). Ik bleef achter op de redactie met een inhuurkracht en een opdracht: er moet nog een gat in de uitzending van morgen gevuld worden. Het zou niet erg zijn als het niet lukte, maar het zou wel heel fijn zijn.
Ik speurde het internet af naar goede onderwerpen. We hebben het over 2004, het internet was nog een stuk kleiner dan nu. Ik zocht naar geschikte persberichten. Spannende uren gingen voorbij, maar ik kon niks interessants vinden. Nee, het was niet erg als ik geen onderwerp zou vinden, maar ik was het aan m’n eer verplicht dat ik zou leveren. Ik kon m’n collega’s toch niet in de steek laten?
Ik vond een persbericht van de Universiteit Leiden. Het ging over een promotieonderzoek waaruit bleek dat hooguit vijf procent van de kiezers hun keuze voor een partij baseerde op basis van de lijsttrekker; bij het overgrote deel van het electoraat waren andere factoren, zoals de ideeën van een partij, belangrijker. Dit was drie jaar na de opkomst van Pim Fortuyn, en het politieke landschap lag bezaaid met extreemrechts electoraal wrakhout dat gretig in de rancunevijver van Fortuyn viste. Met wisselend succes; wat de breed gedeelde mythe dat Fortuyn zo groot kon worden dankzij z’n charisma extra zuurstof gaf.
Ik overlegde met de enige overgebleven redacteur. Het leek haar een geschikt onderwerp en ze stelde voor om onder voorbehoud een afspraak te maken. Ik belde met de universiteit en sprak met de promovendus die het onderzoek had gepubliceerd. Ja, hij kon eventueel naar de studio komen. Nee, het was niet erg als het niet doorging. Zo spannend was z’n onderzoek nou ook weer niet. Hij corrigeerde zichzelf snel: nee, natúúrlijk was het onderzoek heel belangrijk.
De volgende ochtend begon met de traditionele redactievergadering.
‘We hebben nog een gapend gat,’ begon de hoofdredacteur. Daarna brak een kakofonie los rond de redactietafel. Iedereen had wel een idee om dit gat te vullen, maar elk idee werd weer even snel afgeschoten. Ik hield me angstvallig stil, twijfelend of mijn onderwerp de goedkeuring van m’n collega’s kon wegdragen.
Toen greep de collega met wie ik de middag ervoor zo naarstig naar een item had gezocht in: ‘Maar Guido heeft nog iets interessants, toch?’
Nu keken de redacteurs allemaal naar bij.
‘O ja? Wat heb je dan gevonden?’, vroeg m’n stagebegeleider.
‘Nou, ik heb een politicoloog gevonden die beweert dat slechts vijf procent van de kiezers z’n keuze bepaalt op basis van de lijsttrekker,’ legde ik rustig uit.
‘Maar dat gaat rechtstreeks in tegen de bewering dat Fortuyn z’n succes aan z’n charisma had te danken,’ riep m’n stagebegeleider verbaasd.
‘Ja, dat vond ik ook interessant,’ vervolgde ik. ‘En ik heb ‘m gebeld. Hij kan eventueel naar de studio komen.’
Het werd stil aan de redactietafel. De hoofdredacteur koos eerst voor een ander onderwerp, maar als dat niet lukte, mocht ik mijn gast bellen. Terwijl we de vergaderkamer uitliepen, stootte de collega met wie ik het onderwerp had gevonden me aan en zei met een knipoog: ‘Dat heb je toch mooi voor elkaar.’
Een kwartier later stond een collega aan m’n bureau. Ik mocht m’n gast bellen dat hij naar de studio kon komen. Ik ben de naam van mijn politicoloog, Martin Rosema, nooit vergeten.
Tegenwoordig volg ik ‘m op sociale media. Als hij een keer wordt geciteerd in de media of als expert wordt opgevoerd, stuur ik ‘m een bericht. En als ik Haagse journalisten weer eens onzin hoor beweren, zoals over het schijnbare gebrek aan draagkracht voor Schoof, denk ik: nah, ik weet wel beter.
Leuke blog! In eerste instantie zei de naam Martin Rosema me niet zoveel, maar toen ik een foto van hem gewiki’d had kwam hij me bekend voor. En inderdaad interessant dat de lijsttrekker niet de belangrijkste factor voor de kiezers is… al hebben veel mensen het er wel vaak over hoe geweldig Geert W. is. Maar goed beschouwd is dat natuurlijk de HELE partij…
En dat zich bedrogen voelen zal nog wel komen…. 😉
P.S. Al wezen stemmen?