Ik vind mezelf redelijk gul met goede doelen. Als er iemand aan de deur komt voor een collecte, doe ik open in plaats van me te verstoppen achter de bank, en omdat ik nog amper contant geld in huis heb, maak ik dan braaf gebruik van de inmiddels standaard QR-code op de collectebus. Soms wil de collectant dat ik ‘m machtig. Dat doe ik nooit, omdat je daar tóch aan vastzit, ook al kan ik de machtiging na een maand ‘met één telefoontje’ stopzetten. Dank je de koekoek, dan krijg ik iemand aan de lijn die smeekt of ik toch echt echt écht niet nog wat langer donateur wil blijven. Ik heb zelfs eens ruzie gehad met een collectant toen ik aanbood dat ik ‘m zo tien euro zou geven, maar dat ik ‘m niet ging machtigen.
Afgelopen week had ik een merkwaardig goed doel aan de deur. De man had een rolkoffertje bij zich en hij legde uit dat hij collecteerde voor een stichting die kinderen een vrolijke dag wil bezorgen: een keertje sporten, of een dagje naar een speeltuin of pretpark. Hij haalde een pak speculaas uit z’n koffer, dat ik voor 15 euro kon kopen. Zachtjes gingen bij mij wat alarmbellen af. Niet vanwege die peperdure speculaas, dat was natuurlijk puur symbolisch (‘u weet wel, mensen associëren speculaas met Sinterklaas, een leuke tijd van vrijgevigheid’), maar omdat Eindhoven stichting Leergeld heeft die kinderen uit arme gezinnen helpt de contributie voor de sportvereniging te betalen. Ik ken die stichting, omdat ik vorig jaar nog heb geprobeerd een jochie uit de buurt dat telkens met mij wilde skateboarden naar de skateles in Area 51 te krijgen.
‘Sure, ik wil best helpen,’ zei ik aarzelend.
De man keek blij.
‘Maar heeft u een CBF-keurmerk?,’ vroeg ik.
‘Wat is dat?,’ vroeg de collectant. De alarmbellen gingen wat harder rinkelen.
‘Dat is een keurmerk dat garandeert dat mijn geld goed terechtkomt,’ legde ik uit.
‘Dat weet ik niet,’ bekende de collectant. ‘Maar ik kan wel even bellen. U kunt ook op de site kijken. Trouwens, uw buurman heeft ook gedoneerd.’
Tja, mijn buurman. Aardige man, maar een tikkeltje naïef. Terwijl de collectant het telefoontje pleegde, zocht ik op m’n telefoon naar de site van de stichting. De site zag er gelikt uit, met enthousiaste verhalen van ouders (steevast alleen bij de voornaam genoemd) die door de stichting waren geholpen. Ik vond geen CBF-keurmerk, geen naam van een voorzitter, geen postadres. De alarmbellen rinkelden nu nog harder. Intussen luisterde ik mee met het gesprek van de collectant: ‘Geen CBF-keurmerk? (…) Oké. (…) Ook geen ANBI? (…) Dan weet ik voldoende.’
De collectant hing op. ‘We hebben geen CBF-keurmerk. Maar we zijn ook geen ANBI, dus we krijgen geen subsidie van de overheid,’ zei hij trots. De alarmbellen rinkelden nu op orkaankracht.
‘Euh… maar dat is niet wat ANBI betekent. Een ANBI houdt in dat ik als donateur m’n gift onder voorwaarden mag aftrekken in m’n aangifte inkomstenbelasting. Ik werk bij de Belastingdienst, dus ik weet wel een beetje hoe het werkt,’ legde ik rustig uit.
‘Oh,’ klonk het teleurgestelde antwoord.
‘Ik denk dat ik pas,’ zei ik. ‘Maar ik wens je een fijne avond.’