Op het werk zorgt m’n skate-outfit soms voor gefronste wenkbrauwen. In de skatescene, onder gelijkgestemden, kan m’n kleding wel goedkeuring wegdragen. Dat merkte ik toen ik een paar dagen voor kerst in de skatehal was, en een jongen van een jaar of 15 me complimenteerde met m’n kledingkeuze. Ik bedankte ‘m. Hij leek me te kennen. Daarna besefte ik dat ik geen idee was wie hij, of z’n vriend die naast ‘m stond, waren. Een probleem waar ik vaker tegenaan loop: iedereen lijkt mij te kennen, maar ik ken niemand.
Terwijl de jongen een trick probeerde te landen – via een ramp over een bank van een halve meter hoog olliën – praatte ik verder met z’n vriend.
‘Herken je me niet?,’ vroeg hij.
‘Euh… nee. Sorry, ik ben heel slecht met namen en gezichten,’ zei ik verontschuldigend. Ik dacht aan een collega, die een foolproof methode heeft als hem dit overkomt. Hij schudt iemand de hand, en vraagt hoe de man of vrouw ook alweer heet. Die geeft dan de voornaam, waarop hij reageert: ‘Ja, dat wist ik wel. Ik was je áchternaam vergeten.’
‘Nee he? Ik snap het wel. Ik skate veel in Nuenen. Daar kom ik je vaak tegen,’ ging hij verder.
Dat verklaarde wel iets. Ik zie veel skaters, maar jezelf formeel voorstellen is daar niet bij. Als je elkaar een paar keer hebt gezien is er een vage blik van herkenning, een goedkeurend knikje, en na een tijdje een boks of een kort praatje over een bepaalde trick die al dan niet is geland. Aan die foolproof methode van m’n collega had ik hier niks.
Hij had een andere verklaring: ‘Ik had toen een scheiding rechts in m’n haar. Daarna had ik de scheiding in het midden. Maar tegenwoordig heb ik m’n haar gewoon helemaal los.’ Terwijl hij het zei haalde hij z’n handen door z’n haar.
Als het om haar gaat, of in mijn geval het gebrek daaraan, heb ik een ijzersterk wapen: zelfspot. ‘Bij mij is het heel simpel. Gewoon geen haar,’ antwoordde ik. Ter verduidelijking tikte ik een paar keer op m’n skatehelm.
Hij vroeg zich af of de wax van een lokaal skatemerk wel bij z’n osso zou worden bezorgd. Ik vind het enorm hoopgevend als jongeren in straattaal tegen mij praten. Want natuurlijk weet ik wat een osso is. Bovendien ken ik de plaatselijke skatescene inmiddels behoorlijk goed, dus ik wist bij wie ie moest zijn voor die wax.
Even later stond z’n vriend weer naast me.
‘Meer snelheid,’ zei ik, ‘dan land je ‘m.’
Hij bedankte me voor de tip, was even stil, en zei toen: ‘Weet je. Jij bent die man die altijd een appel eet voor het skaten.’
‘O, is dat mijn trademark?,’ zei ik lachend.
‘Dat doe jij altijd voor je gaat skaten in Nuenen. En dat vind ik heel goed. Dan pak je een moment rust. Even relaxen, en dan ga je skaten. Dus nu eet ik altijd een appel voor ik ga skaten,’ legde hij uit.
Daarna reed hij weg en landde, na een paar extra pogingen én met meer snelheid, z’n trick.
Ik bleef verbouwereerd achter. Ik was trots op het feit dat ik een positieve invloed heb op de gezondheid van de lokale skatejeugd. Wel vroeg ik me af of ik nu onder jongeren bekend sta als ‘de man met de appel.’ En ik concludeerde dat een appeltje eten voor het skaten vooralsnog totaal geen positief effect heeft gehad op m’n eigen skateprestaties.
Een osso is trouwens een huis. Je weet toch?
Zo zie je – goed voorbeeld doet goed volgen!
En ik wou ‘osso’ net opzoeken toen ik las dat je het al in je stukje had gezet. Weer iets geleerd.
Fijne jaarwisseling en voorzichtig met vuurwerk! 😉