Rock-‘n-roll en mythes zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De meeste zijn door de jaren heen ontkracht. Paul McCartney is niet dood en vervangen door een dubbelganger. Elvis is wél dood en leeft niet op een tropisch eiland (als dat zo zou zijn, zou hij in januari z’n 90ste verjaardag hebben gevierd. Dan hebben ze goede geriatrische zorg in de tropen). Stevie Nicks heeft veel coke gesnoven, maar niet zóveel dat haar neustussenschotje bij een stevige windvlaag van de zijkant om zou slaan. En Robert Johnson heeft waarschijnlijk niet in ruil voor z’n talent z’n ziel om middernacht op een kruising aan de duivel verkocht.
Ik moest aan die mythes denken toen ik naar A Complete Unknown ging. Een prachtige film over de jonge Bob Dylan. We volgen de zanger van het moment dat ie in Greenwich Village arriveert tot het moment dat hij ‘elektrisch gaat’. A Complete Unknown geeft een mooi een tijdsbeeld van New York in de sixties, met veel helden uit de folkbeweging van die tijd: Pete Seeger, Woody Guthrie, Joan Baez, Alan Lomax. Timothée Chalamet steelt de show als Dylan; natuurlijk had hij die Oscar voor Beste Acteur moeten winnen.
In biopics wordt vaker een loopje genomen met de waarheid. Dat is niet gek; een leven, of ook maar een paar jaar uit dat leven, moet worden samengeperst tot een film van ongeveer twee uur. Een verhaal met een kop en een staart. Karakters worden samengevoegd tot een persoon, en de chronologie van de muziek wordt aangepast aan de film. Regisseur James Mangold is geen kleintje. Hij regisseerde eerder Walk The Line over Johnny Cash. Hij weet dat ie veel speelruimte met de feiten heeft.
Een beetje googlen leert dat A Complete Unknown hierop geen uitzondering is. Een paar inconsistenties waren mij al opgevallen. Zo merkt een personage in de film op dat Dylan voor z’n debuut alleen covers mag opnemen. Dat is niet waar. Op die plaat staan inderdaad veel folktraditionals, maar ook twee eigen composities: Talkin’ New York en Song To Woody.
Twee andere omissies vind ik storender. Zo speelt producer Tom Wilson in de film een kleine bijrol. Maar hij is de man die Dylan stimuleerde over te stappen op de elektrische gitaar. Dat is niet alleen een sleutelmoment in de film, het is een belangrijk moment in de muziekgeschiedenis, period.
De naam Tom Wilson is goeddeels vergeten. Ik stuitte onlangs pas voor het eerst op z’n naam, in het geweldige boek Listen van Michel Faber. En dat terwijl de producer het debuut van The Velvet Underground heeft geproduceerd (de bijdrage van Andy Warhol was minimaal) en The Sound Of Silence van Simon & Garfunkel oppimpte tot folkrocksong, wat de doorbraak van het duo betekende. Dat de (zwarte) producer is vergeten is een duidelijk geval van racisme, zo stelt Faber. Dat zal ongetwijfeld hebben meegespeeld, en deze film was een mooie gelegenheid geweest voor erkenning.
Mijn tweede probleem met de film heeft te maken met een hardnekkige rock-‘n-rollmythe. Een toeschouwer zou op het Newport Folk Festival, op het moment dat Dylan op z’n elektrische gitaar speelde, ‘Judas!’ hebben geroepen, waarop de zanger riposteerde: ‘I don’t believe you’ en z’n band aanmoedigde: ‘Play fucking loud!’ Maar dat is nooit gebeurd. Althans, níet op het Newport Folk Festival, wel tijdens een optreden in de Lesser Trade Hall in Manchester (een locatie die is verbonden met weer andere rock-‘n-rollmythes; een optreden van de Sex Pistols in de Lesser Trade Hall zou hebben gezorgd voor de oprichting van Joy Division, de Happy Mondays én Simply Red).
Ook was het grootste deel van het publiek op het Newport Folk Festival helemaal niet vijandig. Dat is niet gek, want Dylan had al elektrisch gespeeld op z’n album Highway 61 Revisited. De toeschouwers wisten wat ze konden verwachten. De woede zou eerder zijn voortgekomen uit de slechte geluidskwaliteit, waardoor de liedjes waren verworden tot een geluidsbrij. Ook de korte speelduur van een kwartiertje zorgde voor ergernis; in die tijd waren sets van drie kwartier of een uur al heel gebruikelijk. Maar afgezien daarvan vonden de meeste bezoekers het een geweldig optreden, en Dylan werd evengoed toegejuicht.
Is het erg dat het Judas-moment in de film zit? Ik vind het vooral jammer. Ja, in een biopic voeg je bepaalde gebeurtenissen samen; anders had Dylan eerst op tournee moeten gaan in Engeland om dit iconische moment in de film te kunnen stoppen. Maar het komt gemakzuchtig over, alsof het per se in A Complete Unknown móest zitten. Het was mooi geweest als de makers juist deze mythe hadden ontkracht. De film heeft het niet nodig; die scène is interessant genoeg. Alan Lomax gaat door het lint, Pete Seeger dreigt met een bijl de elektrische kabels door te hakken en Johnny Cash spoort Dylan aan om vooral hard te blijven spelen.
Dat laatste is trouwens zéker niet gebeurd. Cash was niet eens op het Newport Folk Festival. Althans, niet in dat jaar. Maar het paste goed in de film. Noem het dichterlijke vrijheid van Mangold. Zal je zien dat het een nieuwe rock-‘n-rollmythe wordt.
Tja, Timothée had van mij best mogen winnen. Maar ja – Adrien Brody heeft toch min of meer het alleenrecht op door de Tweede Wereldoorlog getekende genieën (zie ook The Pianist). Dus die kwam niet als een verrassing. Moet nog naar “A Complete Unknown”, maar heb dit weekend Timothée gezien in “Dune 2” – ook niet verkeerd. Maar mijn stem voor Beste Acteur in een Hoofdrol ging toch naar Ralph Fiennes als kardinaal in “Conclave”. Gewoon, omdat.