Princeton

Nassau Street, hoofdstraat van Princeton.

Degene die de bijnaam de Garden State voor New Jersey heeft bedacht, moet veel gevoel voor humor hebben gehad. Vooral het noordelijke deel van de staat dat grenst aan New York City, is één grote brij van verkeersknooppunten en snelwegen met gigantische aantallen rijbanen en voorsteden van New York als Newark en Jersey City zijn niets anders dan eindeloze rijen betonblokken. Vanaf het spoor gezien met de trein naar Princeton is het niet veel beter: stations als Secaucus Junction, Harrison en Linden zijn gesitueerd op desolate industrieterreinen of schier oneindige en vrijwel lege parkeerplaatsen. Maar het wordt beter; als je na ongeveer drie kwartier de directe periferie rond New York City achter je hebt liggen, wordt de omgeving inderdaad groener en tegen de tijd dat de trein aankomt op Princeton Junction, alwaar een charmant stopboemeltje elk uur reizigers naar het piepkleine treinstation van Princeton brengt, zit je midden in de natuur. Het stopboemeltje heet de Dinky en wordt met opheffing bedreigd; het aantal studenten en medewerkers van de universiteit dat gebruik maakt van de dienst is dermate klein dat de New Jersey Transit Corporation er genoeg van heeft; die reizigers kunnen ook best met een bus bediend worden.

Boogjes, doorgangen, binnenplaatsen en torenspitsen. Alles in neoclassicistische stijl in een poging om Princeton zoveel mogelijk op Oxford en Cambridge te doen lijken.

Princeton is een prachtig, midden in het groen gelegen stadje, een oase van rust, al zal dat ook komen doordat het weekend is. In tegenstelling tot Harvard University zijn hier nauwelijks toeristen, hooguit enkele gezinnen (‘kijk, hier hebben papa en mama gestudeerd’). Het grootste gedeelte van het dorp wordt in beslag genomen door de campus van de wereldberoemde en prestigieuze universiteit die steevast bovenin lijsten van beste universiteiten wereldwijd bivakkeert, waardoor het gemiddelde IQ van de gemeente vermoedelijk het hoogste van heel de Verenigde Staten is. Stefan geeft er sinds vorig jaar les aan de faculteit wiskunde (‘zoals bij universiteiten gebruikelijk gevestigd in het lelijkste gebouw van het universiteitsterrein’) en zijn appartement heeft uitzicht op een vijver met daarachter een golfbaan; dat kan vervelender. De campus bestaat voornamelijk uit neoclassicistische bouwwerken. Heel veel neoclassicistische bouwwerken. In een desperate poging om alles zoveel mogelijk op een Britse universiteitsstad à la Oxford of Cambridge te doen lijken is de campus sinds de stichting van de universiteit in 1746 volgebouwd met ontelbaar veel omgangen, binnenplaatsen, bogen en doorgangen.

…Meer boogjes, doorgangen en binnenplaatsen…

Zoals overal in Amerika geldt ook hier: wie geld heeft, laat dat zien. En dus hebben honderden alumni zaken gedoneerd: dat kan relatief bescheiden door een bankje te geven, maar er zijn er ook bij (ik noem een John D. Rockefeller) die een heel studentencomplex cadeau hebben gedaan. Volgens Stefan stond de hele campus een week eerder nog vol met tenten vanwege de afstudeerceremonies, maar die zijn nu allemaal weg. Op een enkele binnenplaats liggen nog wat verdwaalde schoenen. Ruig feestje geweest. Midden op de campus bevindt zich het Princeton University Art Museum, uiteraard samengesteld uit donaties van alumni, met in de collectie werken van Roy Lichtenstein, Claude Monet, Édouard Manet, Donald Judd, Francisco de Goya en Dan Flavin. To name a few. En een hele verdieping met kunst uit Afrika, Azië en, zoals dat zo mooi wordt genoemd, pre-Columbian America.

Het dorpje Princeton is net zo charmant als de campus. Nassau Street is daarbij de hoofdstraat, met een aantal goede boekwinkels, een voor zo’n klein plaatsje zeer uitgebreid gesorteerde platenzaak, een kleine bioscoop met uiteraard enkel ruimte voor films van een hoge kwaliteit (Moonrise Kingdom draaide er op dat moment), een theater en allerlei kleine, gespecialiseerde winkeltjes. Het is er goed toeven voor de lunch en omdat die na bestelling nogal lang op zich laat wachten, kunnen Stefan en ik op ons gemak naar de tweede helft van Nederland-Denemarken kijken. Niet dat er veel aan te genieten valt, al is het aandoenlijk om te horen hoe een Amerikaans jongetje aan de tafel naast ons de namen van verschillende Nederlandse voetballers (Van Persie, Robben, Huntelaar) op te horen lepelen én hij vindt het jammer dat Nederland niet wint. Me either.

…En nog meer boogjes, doorgangen en binnenplaatsen. En op de bovenste foto Nassau Hall, gebouwd in 1754 en daarmee het oudste gebouw van de campus.

Stefan blijft in Princeton, hij moet een dag later alweer op reis naar Canada, dus ik reis alleen verder naar Philadelphia voor de laatste paar dagen van mijn verblijf in Amerika. Het blijkt direct een hels karwei om in die stad te komen. De conducteur meldt na tien minuten rijden dat de bovenleiding kapot is. Geen probleem, de trein gaat gewoon vijftien mijl terugrijden op dit spoor, wisselt dan van spoor en kan via het andere spoor zonder problemen naar het treinstation van Trenton reizen. Leuk bedacht, maar het gevolg is dat het alleen al een uur duurt om in Trenton te komen. En daar zit je dan, want vervolgens rijdt geen enkele trein verder. Het is een kwestie van wachten en wachten en op de borden kijken en zien dat elke trein die binnenkomt vertragingen van minimaal een uur heeft. Na ongeveer anderhalf uur gaat er zowaar weer wat treinverkeer richting Philadelphia, maar met mijn treinkaartje van de South Eastern Pennsylvanian Transit Authority kan ik natuurlijk niet zonder meer in een trein van Amtrek, de enige maatschappij waarvan op dat moment überhaupt treinen rijden, stappen. Een meisje waar ik mee aan de praat ben geraakt heeft exact hetzelfde probleem. Dan maar vragen aan de stationsbeheerder die als een manusje van alles rondrent. Nee, op deze trein kunnen we niet mee, maar hij zal z’n best doen om ons op de volgende trein richting Philadelphia te krijgen. Dat blijkt zo geregeld als hij naar de conducteur op die trein roept ‘Hey Mike, get these two to Philadelphia, will ya?’

Het is 19.30 uur als ik in het hostel in Philadelphia ben; de reis vanuit Princeton heeft me in totaal drieëneenhalf uur gekost. De goede reputatie die de Amerikaanse spoorwegen in mijn gedachten genoot is in één klap aan gruzelementen. Of misschien speelt mijn slechte treinen karma ook buiten Nederland op: gemiddeld loopt één op de twee treinen waar ik in Nederland in zit ernstige vertraging op.

This entry was posted in Foto's, Reizen and tagged , , . Bookmark the permalink.

2 Responses to Princeton

  1. Stefan says:

    Het verhaal met de Dinky ligt iets subtieler: het station ligt op grond die eigendom is van de universiteit, en de universiteit wil er een groot nieuw gebouw neer gaan zetten. Het station wordt dan opgeschoven, en komt verder van het centrum te liggen.

    De inwoners vinden dat niet leuk, en NJ Transit heeft gedreigd er een bus neer te zetten in plaats van de Dinky (de bus kan natuurlijk wel helemaal door naar het centrum), met als resultaat een getouwtrek tussen universiteit en gemeente dat al jaren lijkt te duren.

    Leuke foto’s, trouwens! Hoe waren de kiekjes in de bibliotheek geworden?

  2. Guidje says:

    Ze waren wel aardig, maar die van het raam in het plafond vond ik toch iets te donker. Ik meen dat ik de foto van het glas-in-lood raam hierboven ook in de bibliotheek heb gemaakt.

Comments are closed.