Wappiestickers

Het is niet dat Eindhoven onder de wappiestickers zit, maar soms kom ik er tijdens m’n fietstochten of hardlooprondjes door de stad eentje tegen. Er staat gewauwel op over de Great Reset, of dat het coronavaccin onveilig zou zijn. Sommige zijn afkomstig van Forum voor Democratie of andere, meer obscure extreemrechtse clubjes. De laatste tijd zie ik ‘media = virus’ veel opduiken. Vooral die stickers zijn me een doorn in het oog; er worden wereldwijd elk jaar tientallen journalisten vermoord voor hun werk. Dat is wel mijn beroepsgroep.

Gelukkig is daar iets tegen te doen: anti-wappiestickers. De Rode Lap heeft leuke, dus ik bestelde een setje. De eerste keren dat ik irritante stickers tegenkwam, plakte ik daar snel één van de stickers van De Rode Lap overheen. Oké, het heeft een hoog ‘do ist der Bahnhof’ gehalte, maar alles is beter dan niks doen.

Maar een paar maanden terug zaten op vrijwel elke lantaarnpaal langs een flink stuk van de Tongelresestraat ‘media = virus’ stickers. Daar had ik te weinig anti-wappiestickers voor. Op een avond liep ik een rondje door de buurt en peuterde ze allemaal los. Tot mijn grote vreugde was een aantal stickers al door stadsgenoten weggehaald. Lospeuteren bleek veel efficiënter dan anti-wappiestickers.

Ook na een ‘demonstratie voor liefde’ die deels door mijn stadsdeel voer, zaten de lantaarnpalen en elektriciteitskastjes onder de wappiestickers. Er stond van alles op de stickers, maar het ging erg weinig over liefde. Vooral het Stadhuisplein waar ze, o ironie, luidruchtig hadden laten horen dat ze hun mening niet mochten geven, was toen goed geraakt; ik was bijna een uur bezig met stickers over de Great Reset lospeuteren (en dat terwijl ik eigenlijk wilde skateboarden). Gelukkig hoef ik het niet alleen te doen, ik kom veel half losgepeuterde of onleesbaar gemaakte stickers tegen; de meeste Eindhovenaren zijn verstandige mensen.

Toch, als ik een wappiesticker lospeuter, of er een andere sticker overheen plak, ben ik op m’n hoede. Ik heb geen zin in gezeik. Het zijn wel wappies; die blinken niet uit in intelligentie. Ik zet m’n koptelefoon af en let goed op of er iemand in de buurt is.

Vandaag dacht ik ook goed te hebben opgelet toen ik onderweg naar de skatehal een ‘media = virus’ sticker zag en begon met peuteren.
‘Laat die maar hangen,’ zei een man die me onopvallend voorbij was gelopen. Hij hield ongeveer vijf meter achter me halt. Ik ging door met lospeuteren en dacht na wat ik zou zeggen, toen draaide ik me om.
‘Waarom?’, antwoordde ik rustig.
‘Niks mis met die sticker,’ zei hij nu.
‘Ik ben journalist en vind het nogal beledigend,’ zei ik.
‘Ah, journalist,’ schamperde hij, ‘dan ben jij het probleem. Jij bent onderdeel van het complot. Lees je maar eens goed in. Er klopt niks van.’
Ik zuchtte diep, draaide me om en ging verder met lospeuteren. De man liep eerst langzaam door, toen bleef hij staan en draaide zich nog eens om. Hij stond nu zo’n tien meter van me vandaan.
‘Laat hangen,’ herhaalde hij met nadruk.
‘Nee hoor,’ zei ik rustig, ‘die sticker gaat eraf.’
‘Neus,’ riep hij. Er klonk ingehouden woede in z’n stem.
Even dacht ik dat ik het niet goed had gehoord, dus ik vroeg: ‘Wat zei je?’
‘Neus,’ herhaalde hij.
Toe maar, dacht ik. Nog antisemiet ook. Ik krijg meteen de full package wappie. Het leek me beter niet meer te reageren. We keken elkaar kort aan. Ik wachtte tot ie zich had omgedraaid en verder was gelopen, toen haalde ik de laatste restjes van de sticker weg.
‘Kankerneus,’ zei hij, nu met stemverheffing, terwijl hij de hoek omsloeg.

De volgende keer dat ik een wappie tegenkom, vertel ik dat ik voor de overheid werk.

Posted in Eindhoven | Tagged | Comments Off on Wappiestickers

Kerstvakantie

Ik nam deze kerstvakantie m’n nichtje Sophie en haar vriendinnetje Marit mee naar de skatehal. Ze zijn 8, eigenlijk net iets te jong, zo viel me later pas op, maar wel oud genoeg om onder de indruk te zijn. Ik vind het leuk Sophie een beetje extra te verwennen. Ze is de jongste, zelfs vijfeneenhalf jaar jonger dan haar jongste zus, en ik weet hoe klote het is om altijd overal achteraan te moeten sjokken. Overigens, voor ik het verwijt krijg dat ik haar voortrek, haar twee oudere zussen heb ik in de vakantie mee naar de film genomen.

Het was ook een goedmakertje voor een eerder bezoek aan de skatehal, ergens vorig jaar. De week voorafgaand aan het bezoek had Sophie getwijfeld of ze zou gaan skateboarden, of dat ze haar stepje mee zou nemen. Ik hoopte het eerste, het werd het laatste. Of nee, op de dag zélf was het nog skateboarden geworden en had m’n zus het stepje thuisgelaten, maar eenmaal in de skatehal ging m’n nichtje heel hard huilen. Ik wilde nog ter plekke een stepje voor haar huren, maar dat bood geen soelaas. Ze brulde het uit: ‘Ik wil m’n éigen stepje.’ M’n zus reed in allerijl naar huis om het stepje te halen. Toen ze terugkwam was de middag bijna voorbij en kon ze, overigens naar volle tevredenheid, nog net een kwartier door de hal rijden (die tegen die tijd helemaal leeg was).

Dit keer had Sophie haar eigen stepje meegenomen, net als haar vriendinnetje. Ik had me erbij neergelegd. Dit was hun middag; al had ik wel m’n skateboard bij me (Sophie reed op haar vijfde al voor m’n huis rond op m’n skateboard, ze kan het dus wel).

Area 51 in de kerstvakantie is zoals ik me de hel voorstel: een prachtig park waar je heel fijn zou kunnen skateboarden, ware het niet dat dat onmogelijk is door tientallen koters op stepjes die elkaar omver rijden. Reden waarom ik de skatehal in het weekend en de schoolvakanties mijd als de pest.

Dat waren Sophie en Marit met me eens. Na een kwartiertje rijden kwamen ze diep zuchtend naar me toe: ‘Wij zijn moe.’
‘Moe? Je bent er net een kwartier,’ antwoordde ik verbaasd.
‘Nouja, het is nogal druk,’ zei Marit besmuikt lachend.

Ik stelde voor naar de skatebowl te gaan, die wat verderop in het park ligt. Ik vind de bowl geweldig, omdat het een onderdeel van het skaten is wat me goed ligt. Die bowl bestaat voor tweederde uit een iets hoger gelegen deel en voor een derde uit een nog dieper deel. Dat diepere deel was vrij. Eerst waren ze een beetje bang, de bowl is vrij diep, maar ik stelde ze gerust dat ik echt wel zou helpen ze eruit te tillen.
‘Hier kan je fijn rijden,’ zei ik en ik deed wat voor op m’n skateboard.
Twee paar ogen keken me diep onder de indruk na.
‘Doe nog een keertje voor,’ vroeg m’n nichtje.
Ik reed nog eens tegen de wand van de bowl omhoog, maakte een draai en reed weer naar ze toe.
‘Je kunt ook een rondje rijden,’ zei ik.
‘Doe eens voor,’ vroegen ze nu in koor.
Ik reed vanuit het hogere gedeelte van de bowl de kuil in en reed een rondje over de wanden. Het was één van de slechtste rondjes die ik ooit heb gereden in de bowl, maar dat maakte niet uit. Hun enthousiasme streelde m’n ego; door kinderogen ziet alles er indrukwekkend uit.

Na een uurtje gingen we wat drinken. Ik riep de jongen achter de bar.
‘Hoe weet jij hoe hij heet?,’ vroeg het vriendinnetje van Sophie.
‘Ik kom hier vaker. Ik heb hier skateles,’ legde ik uit.
‘Oh,’ klonk het, in een mengeling van ontzag en verbazing.
Ik wilde een foto maken en ontgrendelde m’n telefoon. Ik heb als achtergrond een foto van mezelf in het skatepark in Malmö. Marit zag het en riep: ‘Wow, dat is een gave foto.’

De rest van de middag reden de twee meiden rond in de skatehal. Ze gingen naar de bowl, daarna reden ze over de golfjes (een andere favoriet) en in de kiddiecorner, daarna gingen ze weer terug naar de bowl. Af en toe deed ik iets voor of gaf tips, ook al is skateboarden heel anders dan steppen. Een keer stonden ze in het midden van de bowl terwijl een ervaren skater op topsnelheid om ze heen reed. Ze keken ademloos toe.

Aan het einde van de middag namen we de bus naar de stad om te gaan eten. Ook dat was een avontuur; tijdens de reis ging het gesprek erover of het derde of de vierde keer was dat ze in een bus zaten. Dat gepalaver ging minutenlang door, zodat ik bijna bij de bestemming snel vroeg wie er op het knopje wilde drukken; toen ik acht jaar oud was een enorm privilege (ik heb me altijd afgevraagd waarom niet meer mensen op het knopje mochten drukken). Als antwoord kreeg ik twee verbaasde blikken. Tegen de tijd dat ik het nut van het knopje had uitgelegd, had een andere passagier er al op gedrukt.

In De Wildeman trakteerde ik Sophie en Marit op een kindermenu: friet met een kroket of frikandel, met appelmoes en mayonaise. Geen straf; we noemen m’n nichtje niet voor niets Sophietje Frietje. De vragen hielden niet op.
‘Waar is de keuken?,’ vroeg Marit.
‘In de kelder,’ zei ik, en wees op een trap links van de bar.
‘Maar moeten ze dan iedere keer de trap op en af lopen?,’ vroeg Sophie.
‘Nee hoor, want er is een liftje,’ legde ik uit. Ik wees het aan.
‘Oh,’ klonk het weer in koor. Minutenlang keken we naar het liftje, blij enthousiast als er eten werd bezorgd. In kinderogen ziet alles er indrukwekkend uit.

Na het eten haalde de moeder van Marit de meisjes op, want Sophie bleef daar logeren. ‘s Avonds kreeg ik een appje van Marits moeder: ‘Ze hebben het heel erg leuk gehad.’

Anders ik wel.

Posted in Eindhoven | Tagged , , | 1 Comment

Song Top 20 2022

2022 was het jaar dat we weer terugkeerden naar het Oude Nomaal. Waarmee het Nieuwe Normaal dus het Oude Normaal werd en het Oude Normaal weer het Normale Normaal, en we het Nieuwe Normaal dus eigenlijk het Oude Nieuwe Normaal moeten noemen. Ik ben verbaasd hoe snel het Normale Normaal weer normaal voelt.

Het was het jaar dat ik weer naar concerten kon; en dat deed ik. Het was wennen; bij Eurovision in Concert was het geluid nog abominabel, alsof ook de technici er weer in moesten komen. Daarna werd het snel beter, met mooie optredens van The War On Drugs, The Beths, Inhaler, Sam Fender, Lorde, Courtney Barnett en Phoenix. Op Pinkpop zag ik Crowded House, Deftones, Måneskin, Royal Blood en Pearl Jam. En Courtney Barnett, want die kan je gerust vaker dan één keer zien. Bands en artiesten voelden zich bevrijd en deden er live nog een schepje bovenop.

Voor volgend jaar heb ik concerten van blink-182, Turnstile en Seth Lakeman gepland staan. Al begint concertbezoek idioot duur te worden. Voor die eerste band telde ik bijna honderd euro neer voor een kaartje; ik begrijp dat mevrouw Kardashian veeleisend is. En voor Turnstile in de 013 kwam het eindbedrag rond de vijftig euro uit. De verliezen uit de coronajaren moeten terugverdiend worden, en die torenhoge inflatie is een wereldwijd probleem. En zolang de zalen blijven uitverkopen gaan de prijzen zeker niet omlaag. Aan de andere kant: Seth Lakeman in ‘t Rozenknopje kost veertien euro. Het kan dus wel.

Het was een behoorlijk goed hitjaar. Ik was voor deze Song Top 20 spoilt for choice. Alsof al die artiesten hun kruit drooghielden tot de magere coronajaren achter ons zouden liggen. Celestial van Ed Sheeran (z’n eerste fatsoenlijke single in lange tijd) en Complete Mess van 5SOS (met dat heerlijke refrein ‘oh, you make me complete, you make me complete, you make me a complete mess’) vielen hierdoor net buiten de boot. Ze zullen er geen van allen van wakker liggen.

De regels voor deze Song Top 20 zijn hetzelfde als bij de voorgaande tien edities: songs moeten dit jaar in de Top 40 binnen zijn gekomen. Hoe hoog maakt daarbij niet uit.

Playlistjes op Spotify en Deezer.

20. David Guetta ft. Bebe Rexha – I’m Good (Blue)

Daar is ie dan: de eerste nr. 1 hit van David Guetta in Nederland. Ja, echt. Top-40-hit nr. 59 voor de Franse DJ en eindelijk is het raak. En om die eerste plek te bereiken had Guetta ook nog eens een heel slechte rip-off nodig. Want om het in goed Nederlands te zeggen, eurohouseklassieker Blue (da ba dee) van Eiffel 65 does a lot of heavy lifting in I’m Good (Blue). Ik hoopte dan ook vurig dat de single zou floppen, maar na één keer horen begreep ik dat m’n hoop tevergeefs was. Zelfs Guetta helpt Blue (da ba dee) niet om zeep.

19. Rosa Linn – Snap

Maar liefst vier songfestivalinzendingen haalden dit jaar de Top 40: het winnende Oekraïense liedje dat iedereen alweer is vergeten, Space Man van Sam Ryder, onze eigen S10 en de Armeense Rosa Linn. En dat terwijl laatstgenoemde met Snap op het Songfestival als twintigste (en veel te laag) was geëindigd. Maar een paar maanden later was het dankzij – hoe kan het ook anders – TikTok alsnog raak. Goed liedje, dus dat succes is haar van harte gegund. Bovendien is ze de eerste Armeense artiest in de Top 40 ooit. Nouja, Cher is ook een beetje Armeens.

18. Flemming – Automatisch

Flemming brak in 2021 door met de merkwaardige single Amsterdam. Waarom zou je als gezonde Brabantse jongen over de hoofdstad zingen? Daarna volgde de ene na de andere oorwurm: Zij Wil Mij, Automatisch, Terug Bij Af. Automatisch is de leukste, want een ode aan de vrijheid van de dansvloer. Flemming staat een beetje in de schaduw van die andere jonge Nederlandse zanger die onder z’n voornaam optreedt, maar z’n liedjes doen niet voor ‘m onder. Voor z’n nieuwste single bedacht hij zelfs een nieuw woord: paracetamollen.

17. Beyoncé – Break My Soul

Beyoncé liet zich voor haar album Renaissance inspireren door de dance van de jaren negentig. Begrijpelijk, na twee zware coronajaren ziet de dansvloer er zelfs voor motorisch gestoorden als ik aanlokkelijk uit. Wel jammer dat de vroege nineties niet de beste tijd voor de dance waren, met die dunne keyboardriedeltjes en slappe beats. Ik kan het weten; ik heb het decennium meegemaakt. Kortom, single (en het bijhorende album Renaissance) verdienden niet de hype die veel muziekfans ervan maakten. Aan de andere kant: Beyoncé zou zelfs met een scheet mijn Song Top 20 halen.

16. Purple Disco Machine and Sophie and the Giants – In The Dark

De Top 40 barst uit z’n voegen van de dance, maar de meeste platen zijn inwisselbaar of slechte covers van vroegere successen (zie nr. 20). In The Dark steekt met kop en schouders boven de grauwe middelmaat van de hitmuziek uit; een fijne, catchy track, waarop de Duitse DJ (Purple Disco Machine heet eigenlijk Tino Piontek en komt uit Dresden) samenwerkt met de uit Sheffield afkomstige band Sophie and the Giants. De tweede keer dat ze samenwerken (na Hypnotized uit 2020). Het levert een idioot lange naam als act op, we doen het er maar mee.

15. Thomas Acda, Rolf Sanchez & Kraantje Pappie – Missen Zou

Weet je nog? Begin dit jaar? De naweeën van de coronapandemie, met de vergislockdown in januari? Ik ging zelfs viraal. We zijn inmiddels een Olympische Spelen, een Oekraïne-oorlog en een WK Voetbal verder. In Missen Zou mijmeren Thomas Acda, Rolf Sanchez en Kraantje Pappie hoe fijn dat ook alweer is: na een avondje stappen in de regen naar huis lopen, of nog snel een vette hap shoarma naar binnen werken. Maar bovenal het samenzijn met familie en vrienden.

14. George Ezra – Anyone For You (Tiger Lily)

Singles van George Ezra komen óf in de top-10, óf blijven in de Tipparade steken. Ook dit jaar was het weer raak met Anyone For You (Tiger Lily). Op die single speelt Ezra iets te veel leentjebuur bij z’n grote hit Shotgun uit 2018, en daarom is ie net even wat minder. De fans trapten er ook niet in, al behaalde Anyone For You (Tiger Lily) een zeer respectabele vijfde plaats in de Top 40. Komend jaar is hij kind aan huis in Nederland, met concerten op Concert At Sea, Paaspop en een eigen show in de Ziggo Dome. Ik zag ‘m in 2014 op Best Kept Secret en kan ‘m aanbevelen. Ezra is live geweldig.

13. Rema – Calm Down

Nigeriaanse hiphop in de Top 40, of beter, Afrobeats. Dat hadden we tot 2022 nog niet gehad. Enter Rema, die met Calm Down één van de leukste hits van het jaar had. In Engels en Nigeriaans slang zingt en rapt Rema over hoe hij een meisje op de dansvloer probeert te versieren. Een onderwerp wat de landsgrenzen van Nigeria ruim overstijgt. Rema barst van het zelfvertrouwen, getuige een reportage op Pitchfork uit 2019: “If you don’t like the songs you like my style. And if you don’t like my style you like my hairstyle.”

12. Shawn Mendes – When You’re Gone

Alle singer-songwriters lijden aan het shawnmendessyndroom: The Kid Laroi, Tom Grennan, Dean Lewis, Dermot Kennedy, Lewis Capaldi, Benson Boone, Rag’n’Bone Man, John Newman, Tom Walker. Ze klinken exact hetzelfde: een rustig couplet, om vervolgens je longen uit je lijf schreeuwen in het refrein. Een trucje dat we al kenden van Nirvana, en zij hadden het weer van Boston. Het is het handelsmerk van Shawn Mendes en toegegeven, hij doet het beter dan wie dan ook; When You’re Gone is een heerlijke oorwurm. Maar al die epigonen mogen wel eens met iets originelers komen.

11. S10 – De Diepte

Ik werd virtueel kaltgestellt toen ik op Twitter riep nog nooit van onze songfestivalinzending S10 te hebben gehoord. Sorry mensen, ik word ook een dagje ouder. S10 is de artiestennaam van Stien den Hollander, maar met zo’n naam denken ze dat je met een draaiorgel op het podium Ik Ben Verliefd (Sha-la-lie) gaat zingen. Terwijl De Diepte een prachtig persoonlijk liedje is over het verdriet dat ieder mens met zich meedraagt. Gezongen in het Nederlands, en zo indrukwekkend dat heel Europa de boodschap begreep. Natuurlijk had ze op nr. 10 moeten eindigen, maar het werd, net als eerdere inzendingen Douwe Bob en O’G3NE één plaatsje lager.

10. Di-rect – Through The Looking Glass

Bands die hun zanger vervangen weten nooit meer het eerdere succes te evenaren; AC/DC is misschien de enige uitzondering, maar zij konden niet anders. Di-rect is een goede tweede. De laatste jaren rijgt de groep onder leiding van Marcel Veenendaal de hits aaneen. Kon je het succes van Soldier On nog toeschrijven aan corona, bij Through The Looking Glass had Di-rect geen pandemie nodig om de top-10 te halen. Zoals een rechtgeaarde rockband die al in de vorige eeuw is opgericht is het tempo iets teruggeschroefd, wat voor een fijne War On Drugs sfeer zorgt. En dan te bedenken dat Through The Looking Glass jarenlang op de plank lag. Wie was Tim Akkerman eigenlijk?

9. Maan & De Jeugd Van Tegenwoordig – Naar De Maan

Je moet wat als band op z’n retour om het jonge publiek te paaien. Een duet opnemen met een jonge populaire zangeres bijvoorbeeld. Racoon deed het met Meau (Dans Met M’n Ogen Dicht), Bløf met S10 (Laat Me Los). De laatste top-10-hit van De Jeugd Van Tegenwoordig stamt uit 2010 (Sterrenstof); natuurlijk wilden die wel een moppie zingen met ‘sterrenzangeres’ Maan. Het resultaat is één van de leukste singles van 2022, een heus erotisch duet met prachtige DJVT-zinnen als ‘je love is hot, net pyromaan’ en ‘you my legday, kan je niet skippen’. Maan doet gezellig mee en namecheckt op haar beurt het laatste grote Jeugd-succes: ‘Ik heb zin in jou en je sterrenstof’.

8. Antoon – Olivia

Een paar weken terug was ik een dagje naar Amsterdam. Op de terugweg moest ik overstappen op station Bijlmer ArenA. Terwijl ik de roltrap omhoog nam, kwam een enorme stoet tienermeisjes naar beneden gerold. Eindbestemming: de Ziggo Dome, waar Antoon twee uitverkochte concerten gaf. Ja, Antoon is de populairste Nederlandse zanger van 2022. Hij scoorde dit jaar vijf hits: Hallo, Hotelschool, Meteoriet, Klop Klop en Olivia. Die laatste is de leukste. Ik hoorde het regelmatig in de sportschool en telkens als Antoon zingt ‘ik kom van Mars en jij van Venus’ denk ik dat hij ‘Venus’ wil laten rijmen op ‘anus’. Dat is mijn zieke geest; Antoon is een keurige jongen. De titel van z’n hit Hyperventilatie (uit 2021) haalde Antoon trouwens van moeilijkewoorden.nl. Zo leren we allemaal wat; ik wist niet dat er een site is die moeilijke woorden verzamelt.

7. Son Mieux – Multicolor

Het leukste aan Son Mieux is dat frontman Camiel Meiresonne al sinds 2008 bezig is met muzikale projecten, maar pas dit jaar z’n eerste grote hit had. Dat geeft de burger (en deze jongen, die dit jaar is begonnen met gitaarlessen en toch droomt ooit die ene wereldhit te schrijven) moed. Eerdere projecten als Soul Sister Dance Revolution en All Missing Pieces zorgden niet voor de grote doorbraak. Son Mieux liep aanvankelijk ook niet geweldig; zeven singles bleven in de Tipparade steken. Dit jaar was het eindelijk raak met Multicolor: het haalde de vierde plek en stond 22 weken in de Top 40. Het is vrolijke, onbezorgde discopop, perfect voor het eerste feestelijke jaar na de coronapandemie. En wat nog beter is? Opvolger This Is The Moment is al net zo lekker.

6. Lizzo – About Damn Time

De muziek van Lizzo voelt in 2022 als een anachronisme. Het is funkpop die rechtstreeks uit de jaren zeventig afkomstig lijkt. Tijdloze muziek, en het is fijn om te horen dat ze daarmee een plekje weet te veroveren tussen veel overgeproduceerde popmeuk. Haar schaamteloze doorbraaksingle Juice was al heerlijk, en die lijn zet ze voort met About Damn Time. De titel kan best slaan op de jaren die het Lizzo heeft gekost om door te breken. In Nederland kwam de single niet hoger dan een zeventiende plek in de Top 40, maar in Amerika was About Damn Time een nr. 1 hit. Dat niet alleen, Lizzo mocht, als professioneel fluitiste, bij hoge uitzondering op de 200 jaar oude kristallen fluit van James Madison spelen. Ja echt.

5. Taylor Swift – Anti-Hero

Geloof het of niet, Taylor Swift heeft in Nederland nog maar één keer de top-5 gehaald; met Shake It Off, bij lange na niet haar beste song (dat blijft het sublieme Style, of het lieve Begin Again). De cottagefolk albums Folklore en Evermore leverde de zangeres de nodige credibility op. Met het album Midnights scoorde de zangeres dit jaar een grote hit. Natuurlijk is er van alles op de single Anti-Hero (nr. 7 in de Top 40) aan te merken; met name de tekst is soms ronduit cringe: ‘sometimes I feel like everybody is a sexy baby, and I’m a monster on the hill’. Toch denk ik dat die échte doorbraak aanstaande is. Ook m’n immer überhippe nichtje heeft Billie Eilish ingewisseld voor Taylor Swift. Ze heeft zelfs de gitaar van haar vriendje gebietst en kan inmiddels één liedje spelen: You Belong With Me. Inderdaad, van La Swift.

4. Kate Bush – Running Up That Hill

Platen die jaren na de oorspronkelijke release door gebruik in tv-series of films opnieuw hits worden zijn een zeldzaamheid geworden. Running Up That Hill verdient alleen daarom al een hoge notering. En dat terwijl Kate Bush zelden toestemming geeft voor het gebruik van haar muziek in films of tv-series. Dat ze voor Stranger Things een uitzondering maakte is niet gek als je de videoclips van Cloudbusting en (vooral) Experiment IV bekijkt: korte films over buitenbeentjes en een overheid die niet te vertrouwen is. Running Up That Hill werd het leitmotiv in het vierde seizoen van de serie, als het liedje dat Max (het coolste personage, ze skatet) steun verleent. Het resultaat was een nr. 1 hit in Engeland, en een top-3-hit in de Verenigde Staten. In Nederland was het succes meer bescheiden, met een zestiende plaats. Maar het leverde één van de leukste muziekverhalen van 2022 op.

3. Stromae – L’Enfer

Je ziet het in Nederlandse journaals nog zelden: een gast die aanschuift voor een interview. Op de Franse TV komt het misschien vaker voor. Daar kwam Stromae in het journaal van 9 januari langs voor een gesprek. Dat hij bij dat interview ineens begon te zingen was minder gebruikelijk. Dat hij daarbij z’n kwetsbaarheid toonde door te zingen over z’n mentale problemen was uniek: ‘J’suis pas tout seul à être tout seul, Ça fait d’jà ça d’moins dans la tête’. Vrij vertaald: ik ben niet alleen in me eenzaam voelen, en dat alleen al geeft me enige rust in m’n hoofd. Je hoefde niet eens goed Frans te verstaan om onder de indruk te zijn van wat hier gebeurde. Het raakte tientallen miljoenen kijkers recht in het hart; in Frankrijk, en in de rest van de wereld.

2. Goldband – Noodgeval

De stukadoors, of stukadoorszonen: doorstrepen wat niet van toepassing is. Ze vernoemden zich naar een merk stucgips en zien eruit alsof ze rechtstreeks van de set van New Kids af komen. Toch: Noodgeval is een geweldige single die in 2022 niet van de radio te slaan was en opvolger Stiekem is stiekem (ha ha) nog beter: een duet van Goldband-zanger Karel Gerlach met z’n vriendin Maan, met die mooie zin ‘ik wil dat het ophoudt maar niet dat het stopt’. Goldband is het lievelingetje van 3voor12; ze riepen hun optreden op Lowlands uit tot beste festivalset van 2022 en wie dat niet met ze eens is, is een zure boomer. Oké dan. Ik zal niet ontkennen dat 2022 het jaar van de zingende stukadoors was, dus laat ik me diplomatiek uitdrukken: kek bandje dat Goldband, maar laten we niet overdrijven.

1. Harry Styles – As It Was

Of ik wil of niet, ik kan dit jaar niet om Harry Styles heen. Harry was in 2022 overal. Hij was in de Ziggo Dome, waar hij een meisje uit het publiek hielp uit de kast te komen. Hij was op sociale media, omdat bij elk concert van z’n tournee wel iets bijzonders gebeurde (zoals mensen die uit de kast komen). Hij was in de bioscoop met de films Don’t Worry Darling en My Policeman. En hij was niet van de radio te krijgen met As It Was. Die single stond dertig weken in de Top 40, waarvan achttien weken op nr. 1: van half april tot eind augustus. Een record. Dan ben je niet alleen een zomerhit, maar net zo goed een voorjaarhit. Het stond trouwens in 35 landen op nr. 1. Dat succes is niet eens onterecht. As It Was is tijdloze pop, geïnspireerd door klassieke popplaten uit de seventies (de hoes van het album Harry’s House is een knipoog naar Tusk van Fleetwood Mac). En Styles de goedlachse ideale schoonzoon waar ook je oma geen hekel aan kan hebben.

Posted in Lijstjes, Muziek | Tagged | Comments Off on Song Top 20 2022

Olifantenopvang

Een paar dagen voor Kerst stond een buurvrouw voor m’n huis te dralen. Ze leunde op haar wandelstok en keek peinzend naar m’n voortuintje en de olifantenbeeldjes in m’n vensterbank. Van dat tuintje is niet veel meer over, de bloemen die nog tot eind november in bloei hadden gestaan hebben de strenge vorst van begin deze maand niet overleefd. Ik vreesde dat ze er iets van zou zeggen.

De vrouw laat een paar keer per dag haar hond uit en loopt dan mijn huis voorbij, soms groeten we elkaar kort. Nu wenkte ze naar me.

‘Verzamelt u olifantenbeeldjes?,’ vroeg de buurvrouw terwijl ze naar m’n vensterbank bleef staren.
‘Nouja, verzamelen,’ dekte ik mezelf een beetje in. Ik voelde welke kant dit gesprek op zou gaan. Het zal niet de eerste keer zijn dat ik olifantenbeeldjes krijg aangeboden. Dat is heel lief, maar ik wil van m’n huis geen olifantenopvang maken. De huiskamer is vol genoeg.

‘Ik heb een olifantenbeeldje van glas, dat mag u wel hebben,’ zo ging m’n buurvrouw verder.
‘O, dat is heel aardig, maar dat hoeft niet hoor, ik denk niet dat ik er nog plek voor heb,’ probeerde ik de verwachtingen te temperen.
‘Nee, u mag ‘m hebben. Hij is van m’n moeder geweest en staat maar in de kast. In uw vensterbank kan ik er tenminste elke dag naar kijken,’ zei ze vol overtuiging.
Ho even, dacht ik. Dit gesprek gaat de verkeerde kant op.
‘Ik weet niet zeker of dat gaat werken, er staan al drie grote olifantjes in de vensterbank,’ protesteerde ik beleefd.
‘Jawel, dat kan heel goed. Ik zal ‘m wel eens meenemen,’ zei de vrouw gedecideerd.

Ik zat niet te wachten op een nieuw olifantje. Een olifantje dat ik beleefdheidshalve wel op de vensterbank moest plaatsen. Zij wilde er graag naar kijken, maar ik zou er naar móeten kijken. Het zou van glas zijn, en één van mijn favoriete olifantenbeeldjes is van glas, en heb ik ruim twintig jaar geleden cadeau gekregen van m’n moeder. Het komt uit Praag.

Maar je hebt glas en glas. Als het heel iel was, dan zou het op de vensterbank niet uit de verf komen. Als het heel protserig was, dan zou het me tegenstaan. Misschien was het wel heel duur, van René Lalique ofzo. Dan zou ik het weigeren en de buurvrouw aanraden het te laten taxeren bij Tussen Kunst en Kitsch.

De volgende dag had ik een kantoordag. Toen ik ‘s middags thuis werkte, hield ik angstvallig de gordijnen dicht. De dag erna was ik een dagje weg, en de dag erop was ik druk met kerstinkopen. Ondertussen bedacht ik manieren waarop ik beleefd doch gedecideerd het beeldje kon weigeren. Ik kon haar toch niet tot in lengte van dagen blijven mijden. Ik hoopte dat de buurvrouw haar aanbod was vergeten. Of dat ze zou struikelen en het olifantje, echt, heel jammer, kapot was gevallen.

Op Tweede Kerstdag ging de bel. De buurvrouw stond voor de deur.
‘Ik was het de afgelopen dagen vergeten, maar ik heb dat beeldje voor u,’ zei ze. Uit haar binnenzak haalde ze een olifantenbeeldje tevoorschijn.
‘Ik zag wel dat ie een beetje kapot is, één van de oortjes is eraf,’ zei ze verontschuldigend. Dat was niet het enige, zag ik. Ook het staartje was afgebroken; en wat is een olifant zonder staart? Het olifantje was bovendien niet van glas, maar van kunststof.
‘Och, maar dat moet u zelf thuis neerzetten. Dat gaat toch niet uitkomen in de vensterbank,’ probeerde ik nog.
‘Jawel, dat kan heel goed met die andere drie olifantjes. En dan kan ik er tenminste naar kijken,’ antwoordde ze. Ja, dat argument had ik al eerder gehoord en het had me niet vrolijk gestemd.
‘En ik heb twee katten,’ ging ze verder, ‘dan is dat beeldje niet veilig.’
‘Daarom heb ik geen kat,’ lachte ik.

Ik besloot tot een compromis. ‘Weet u wat, ik zet het erbij en dan kijk ik hoe het uitkomt. Anders zet ik het over een tijdje ergens anders neer. Vindt u dat goed?’
Daar ging m’n buurvrouw mee akkoord.

Nu heb ik een vierde olifantenbeeldje in m’n vensterbank staan. Zonder een oor en een staart. Het past best goed tussen de andere beeldjes.

Ik heb geen vrije wil.

Posted in Eindhoven | Tagged , | 1 Comment

Zaalbeste

‘Kijk,’ zei ik, ‘die heb ik omdat ik zaalbeste was.’
Ik liet m’n Timberlands aan een medequizzer zien. Dat ik een keer geen Vans draag is een unicum, maar als de temperatuur niet boven de nul komt, trek je beter je warmste schoenen aan.

In 2014 deed ik mee aan Een Tegen 100, als één van die honderd in de zaal. Op een dag nemen ze twee afleveringen op, maar als je als speler af bent, blijf je wel nog vragen beantwoorden. Om dat spelen aantrekkelijk te maken (en om te voorkomen dat mensen in het publiek gezellig met elkaar gaan keuvelen (geloof me, dat gebeurt)) hebben de makers een extra prijs in het leven geroepen waar je als kijker geen weet van hebt: de zaalbeste. Wie over de gehele opnamedag (twee afleveringen) de minste fouten maakt, krijgt een extra prijs.

Ik had al vrij snel door dat de makers van Een Tegen 100 niet op bollebozen of quiznerds zoals ik zitten te wachten. Ze willen mensen die leuk overkomen op tv, het liefst in een mix van man/vrouw en jong/oud. De computer die een kandidaat kiest doet dit spontaan, maar voldoet vrijwel altijd aan dit stramien. Ik maakte me dan ook geen illusie dat ik dat grote geldbedrag zou winnen.

Maar op de eerste opnamedag hoorde ik over de zaalbeste: de naam van de speler wordt simpelweg aan het einde van de dag omgeroepen door de opnameleider. Wat die prijs was, wist niemand in de zaal. Wel wist ik dat ik voor deze prijs zou gaan.

Op een opnamedag (ik speelde dat jaar negen achtereenvolgende afleveringen mee) had ik slechts één fout gemaakt. Omdat op die dag al een paar keer bijna de hele zaal was afgevallen, wist ik vrijwel zeker dat ik die prijs binnen had.

Dat bleek het geval, en na afloop mocht ik, met m’n moeder die in het publiek had gezeten, backstage komen. Een medewerker van de Postcode Loterij feliciteerde me met de prijs, vroeg om m’n rekeninggegevens en overhandigde me een bon van de Bijenkorf voor honderd euro.
‘Wat heb je nou gewonnen?,’ vroeg m’n moeder op weg naar huis.
‘Een bon van de Bijenkorf voor honderd euro,’ antwoordde ik tevreden.
‘Maar waarom moest je dan je rekeningnummer doorgeven?’, vroeg ze.
Goede vraag.

Ik was indertijd straatarm, had zelfs amper geld om de trein naar de studio te betalen, dus ik besloot er iets voor te kopen dat lang mee zou gaan. Ik heb dat vaker gedaan met leuke geldbedragen: de gordijnen in de huiskamer heb ik betaald van m’n winst in Pointless, van het geld dat ik voor m’n eerste vragen voor Met het Mes op Tafel had gekregen kocht ik m’n eerste skateboard en ik rij nog steeds op de racefiets die ik kocht van m’n prijzengeld van m’n deelname aan Met het Mes op Tafel uit 2008 (alleen het frame is nog origineel).

Bij de Bijenkorf kocht ik dus de Timberlands. Heel gave schoenen die eigenlijk ruim boven m’n budget lagen. Ze gaan al ruim acht jaar mee, maar ik draag ze tegenwoordig alleen bij heel koud weer. Dat m’n medequizzer me ze recent niet heeft zien dragen heeft er mee te maken dat de laatste winters niet bepaald streng waren. En nouja, Timberlands skaten minder goed dan Vans.

Maar altijd als ik ze aan heb denk ik, niet zonder trots: owja, ik was ooit zaalbeste.

Posted in Mode, Quizzen | Tagged | Comments Off on Zaalbeste

Soccer

Het schijnt dat de bekendste Nederlander in het buitenland Johan Cruijff is. Ik heb het nooit getest. Wel trof ik ooit in Washington, D.C. een barman die PSV kende, wat me met enige trots vervulde. Amerikanen en soccer was decennialang kommer en kwel, maar onder de jongere generatie heeft de sport flink aan populariteit gewonnen. Voetbal wordt soms zelfs beschouwd als vijfde ‘major sport’. De invloed van de Hispanics zal hier groot zijn geweest, en anders het recente succes van het vrouwenteam van de Verenigde Staten.

Zaterdag speelt Nederland tegen de Verenigde Staten in de achtste finales van het WK. Ik moest denken aan m’n vakantie in Hawaï, negen jaar geleden. Ik ging mee met een boottocht langs de Nā Pali Coast op Kauai. In het kantoortje van de reisorganisatie hing een grote wereldkaart, met prikkertjes in het land van herkomst van alle bezoekers. Ik inspecteerde de kaart en constateerde, niet verbaasd, dat er al een prikkertje op de plek van Nederland zat. Nederlanders zijn overal.

Een jongen van een jaar of twaalf, op vakantie met z’n ouders en oudere broer, keek nieuwsgierig toe.
‘Hmmm, jammer. Geen plek meer voor een prikker,’ merkte ik op in het Engels.
De jongen informeerde waar ik vandaan kwam. Ik antwoordde Nederland, en vroeg waar hij vandaan kwam. Denver, Colorado was het antwoord.

De mededeling dat ik uit Nederland kwam bracht een twinkeling in z’n ogen. Daarna lepelde hij glunderend met zwaar Amerikaans accent de namen van het Nederlands elftal op: Robin van Persie, Dirk Kuyt, Wesley Sneijder, Klaas-Jan Huntelaar, Mark van Bommel, Giovanni van Bronckhorst, John Heitinga.
‘Arjen Robben,’ vulde ik aan, want ik heb een zwak voor kalende voetballers.

Ik was trots. Hier was ik dan, aan de andere kant van de wereld, met m’n ziel onder m’n arm en een hoofd dat uit elkaar spatte van zorgen, en een wildvreemd jochie uit Denver, Colorado, kende de spelers van Ons Oranje uit z’n hoofd. Even was ik terug in Sydney, in 2008, waar ik in een winkel een boek over graffiti vond. Toen ik het doorbladerde, stuitte ik op een foto van een huis in Tongelre, op een paar honderd meter van m’n eigen huis. So close, yet so far away.

Dit hele WK kan me gestolen worden. Ik walg ervan. Van de door en door corrupte FIFA, van de voorzitter Infantino en z’n whataboutism, een bestuurder onwaardig, van de KNVB die voor homorechten is, maar ook weer niet zo heel erg want principes zijn leuk maar wat moet je ermee, haha, en owja, we stemmen straks tóch weer op Infantino als FIFA-voorzitter. Ik walg nog het meest van Qatar. Ik kan niet naar een wedstrijd kijken en níet denken: kijk, daar liggen vijfduizend doden. Wat zijn we daar eigenlijk aan het doen? Het is daar een fuckin’ Squid Game geweest. Al is het in Qatar nog erger; de overlevenden zijn zelfs niet uitbetaald. En dat voor een land waar de welvaart over de randen van de olievaten klotst.

Ik heb alleen de wedstrijd Nederland – Qatar gezien. Het was niet om aan te gluren. Ik begreep dat de andere wedstrijden niet beter waren. Op basis van die laatste groepswedstrijd verwacht ik dat de VS zaterdagmiddag de trekker over zal halen. Ik verwacht het niet alleen, ik hoop het ook. Zodat we deze farce snel kunnen vergeten.

Ik weet in elk geval één fan in Denver die dan zal juichen. En ik juich stiekem met ‘m mee.

Posted in Overig, Reizen | Tagged , | 1 Comment

Feniks

Ik heb een zwak voor de Franse band Phoenix. In de eerste plaats omdat het de groep is met het grilligste carrièreverloop dat ik ken. Veruit de meeste bands breken door met een sterke debuutplaat en weten met de volgende albums dat succes te consolideren. Phoenix begon ook zo. In 2000 debuteerde de groep met het album United: tien liedjes die waren geïnspireerd door jarentachtigfunkpop, met geheide floorfillers als Too Young en If I Ever Feel Better. Het was de tijd van Daft Punk, Air, Dimitri from Paris, Modjo, Cassius en Mr Oizo; alles wat Frans was en maar een beetje als dance klonk, vond een gewillig luisterend oor bij het gezamenlijke muziekjournaille. Dat Phoenix een gitaarband (wel met toetsenist) was, en een mix van pop en funk à la Prince bracht, maakte niet uit.

Daarna werd het stil rond Phoenix, om pas in 2004 met een opvolger te komen. Tegen die tijd werkte ik op de muziekafdeling van de bibliotheek in Eindhoven. Regelmatig draaide ik de tien liedjes van Alphabetical op de afdeling. Wat minder synths dan op het debuut, maar met sterke singles als Everything Is Everything, Run Run Run en (You Can’t Blame It On) Anybody. De rest van het album was minder interessant. De groep had zelfs geen leuke, unieke b-kantjes. Ik heb de single van Everything Is Everything; voor de b-kant werd een albumtrack gekozen. Weinig spannend. Het riep bij mij de vraag op: had de groep hier nou vier jaar aan gewerkt? Een album met welgeteld een handvol geslaagde tracks?

Ik liep rond die tijd stage bij Radio 1. Door een samenloop van omstandigheden mocht ik de muzieksamenstelling van het programma voor m’n rekening nemen en ik koos geregeld voor die gelikte singles van Phoenix: If I Ever Feel Better, Run Run Run of Too Young. En elke keer als die werden gedraaid, kreeg de redactie enthousiaste mailtjes en telefoontjes (geen idee waar ze ons telefoonnummer vandaan haalden): welke band was dit?

Ik zag Phoenix live, op Haldern Pop in 2005. Ze hadden de vreemdste soundcheck die ik ooit heb gehoord. Voor het optreden sprak een roadie minutenlang het assortiment van een Franse groentewinkel in de microfoon: ‘orange. Banana. Pomme. Fruit de passion.’ Niet één keer, maar meerdere keren. Het fruit werd zelfs een beetje melig. Wel een superstrakke show; ze speelden de liedjes van hun twee albums perfect na. Knap, maar ook saai.

Ik dacht dat Phoenix na een tijdje uit elkaar zou gaan. Gitaargroepjes werden aan het einde van het eerste decennium van deze eeuw steeds minder populair en derde album It’s Never Been Like That uit 2006 deed het weer minder goed dan de vorige plaat. Het was het meest gitaargerichte album van de band, met single Long Distance Call als bescheiden radiohitje. Phoenix raakte hun platencontract kwijt; menig muziekjournalist schreef ze af.

Maar Phoenix deed z’n naam eer aan en herrees uit z’n as. Die synthesizer die op eerdere platen slechts een bijrol vervulde, werd flink naar voren gehaald in het bandgeluid op hun vierde album Wolfgang Amadeus Phoenix. Hierdoor paste Phoenix perfect in de hausse van synthpop die eind jaren nul populair werd: minder gitaren, meer zware bassynths, en dansbaar als altijd. Zoals Stereogum schreef: ‘a sound composed of guitars that feel like synths and synths that feel like strobe lights.’

Phoenix maakte een enorme comeback. Niet in Europa, daar bleef de populariteit aanvankelijk sluimeren zoals het die al een jaartje of tien deed. Nee, de groep brak nu groot door in Amerika, waar singles als Lasso, Fences, 1901 en Lisztomania (goede titel) grote alternatieve hits werden. Zo groot zelfs, dat toen regisseur Richard Linklater voor z’n film Boyhood muziek nodig had om het jaar 2009 te illustreren, hij voor 1901 van Phoenix koos.

Ineens was Phoenix de hipste band van Amerika (en dus van de wereld): twee liedjes van Wolfgang Amadeus Phoenix (het prachtig melancholieke, soundscape-achtige Love Like A Sunset Part 1 en 2, de twee tracks van Phoenix die ik by far het meest heb gedraaid) werden gebruikt in de film Somewhere, geregisseerd door Sofia Coppola, al sinds jaren het liefje van Thomas Mars (het verhaal gaat ze elkaar hebben leren kennen ten tijde van Coppola’s debuut The Virgin Suicides. Air maakte voor die groep de soundtrack en de vocalen op Playground Love zijn van Mars).

Een naar stemmetje in m’n achterhoofd zegt dat die relatie de belangrijkste reden voor het succes van de groep in Amerika was. Omdat het er in de States namelijk niet om gaat wie je bent, maar om wie je ként. Eega van Coppola zijn staat goed, zeker als je partner regelmatig de muziek van je band in haar films gebruikt (ook in Lost in Translation, The Bling Ring en On The Rocks (de enige film waarbij ik in de bioscoop in slaap ben gevallen), maar vreemd genoeg niet in Coppola’s meest Franse film, Marie Antoinette).

Phoenix speelde nu op grote festivals wereldwijd: headliner op Coachella en Lollapalooza in Amerika, en vanwege dat grote succes in Amerika groeide ook de populariteit in Europa weer, met spots op Reading en Leeds in Engeland, Hurricane in Duitsland en Rock Werchter in België als gevolg. Tijdens hun tournees vulde de groep zalen van het formaat Heineken Music Hall. Nederland bleef terra incognita voor de band.

In 2013 kwam vijfde album Bankrupt! uit, door Stereogum omschreven als het album dat een groep uitbrengt ná de grote doorbraak, wat vrij ironisch was voor een groep die op dat moment al ruim een decennium eerder (soort van) was doorgebroken in Europa. Solide, maar veilig, met opnieuw een paar sterke singles (Entertainment, Trying To Be Cool en S.O.S. In Bel Air), en voor de rest een stel minder interessante albumtracks. Eigenlijk zoals de groep ze al jaren maakte (al had het fruit uit de soundcheck op Haldern inmiddels z’n plek gevonden als artwork van de lp en singles). Tien liedjes, met nóg meer plaats voor de synthesizer, tailor made voor de grootste poppodia. En voer voor discussies op internet: want is Bankrupt! nou Phoenix’ J-Pop- of K-Pop-album?

Was er nog discussie of Bankrupt! Phoenix’ ode aan de Japanse of de Koreaanse popmuziek, bij Ti Amo uit 2017 was daar geen twijfel meer over. Een onverbloemde liefdesverklaring aan de Italo disco van de jaren tachtig. Albumopener J-Boy (pas na een paar keer draaien viel me op dat die titel een afkorting is van ‘Just Because Of You’) begint al met een analoog klinkende, ouderwetse synthesizerbas. De gitaren, voor zover nog aanwezig, klinken vervormd als wazige synths, de teksten staan vol verwijzingen naar Italië: Tuttifrutti, Fior Di Latte, Via Veneto en Telefono. Die stijl was zelfs doorgetrokken in de briljante videoclips; in J-Boy lijkt het alsof Phoenix een optreden verzorgt in een Italiaanse talkshow in de jaren tachtig, en in de titelsong kijken de bandleden in een bioscoop naar La Dolce Vita.

Ti Amo was een conceptalbum. Zoals Wolfgang Amadeus Phoenix en Bankrupt! hun J-Pop/K-Pop-albums waren, zo is Ti Amo een ode aan die zwoele, hete zomeravonden aan de Italiaanse kust. Bezoekjes aan de disco, eerste vriendinnetjes.

Dat een groep goed nadenkt over een concept en dit vervolgens perfect uitvoert in tekst, muziek én beeld, maakt dat ik Phoenix zo leuk vind. Voor elke nieuwe plaat passen ze het bandgeluid een klein beetje aan, maar tóch klinkt het als Phoenix. Want de liedjes van Ti Amo hadden ook best op United kunnen staan, maar dan in een ander arrangement.

Eerder deze maand verscheen Alpha Zulu. Het concept is diffuus, behalve dan dat de band het album opnam tijdens de coronacrisis en als studio het Musée des Arts décoratifs in Parijs had gekozen. Volgens de band zijn ze daardoor bij het schrijven beïnvloed door alle mooie kunst. Wel heeft het album weer een unieke sound (die lekker dof galmende drums) en, inmiddels net zo’n trade mark voor de band: exact tien songs.

Alpha Zulu telt tien tracks, zoals elk album van Phoenix exact tien liedjes telt (ik vermoed dat de band daarom Love Like A Sunset op Wolfgang Amadeus Phoenix in tweeën heeft gehakt), en daardoor ook altijd een aangename lengte heeft van nog geen veertig minuten. Aan unieke b-kantjes heeft de groep dus nooit gedaan (al was er wel voor Record Store Day in 2018 een shaped vinyl, Monologue, wat een outtake van de opnamesessies van Ti Amo moet zijn geweest; ik heb ‘m uiteraard aangeschaft). En ondanks dat de albums nooit helemaal geslaagd zijn (de eerste helft is sterk, de tweede helft is veel minder) blijf ik ze kopen én draaien. En, laten we wel wezen, met vijf geslaagde tracks per album en zeven albums in je catalogus, heb je nog altijd 35 bangers waarmee je een heel goede clubshow kunt spelen.

Doordat de band zo weinig uitbrengt (tussen Ti Amo en Alpha Zulu zat ruim vijf jaar) heb ik lang gedacht dat Phoenix albums maakte zoals het Canadese rockduo Japandroids. Zij vertelden ooit in een interview dat ze vijf jaar aan een nieuw album werken, een plaat die vervolgens slechts acht tracks telt. Maar ze werken twee à drie jaar aan die acht liedjes, en blijven er net zo lang aan schaven tot ze naar hun idee perfect zijn.

Mijn verbazing was dus groot toen bleek dat Phoenix de liedjes voor Alpha Zulu grotendeels in de studio heeft geschreven, of nouja, in het museum in Parijs, ‘omdat het ze een fantastisch avontuur leek om in een leeg museum iets uit niets te creëren’. Het grootste deel van het album was zelfs in de eerste tien dagen geschreven (het zijn dus gewoon luie donders die tussen de albums en tours door geen zak uitvoeren). Die schilderkunst is terug te vinden in de videoclip van eerste single Alpha Zulu (met schilderijen van Frans Hals, Rembrandt en Judith Leyster, to name a few). Nouja, een állereerste single was al in 2020 uitgebracht, Identical was de soundtrack van de Sofia Coppolafilm On The Rocks. Die single op vinyl is een must have.

De stofwolken van de Franse dancehype van eind jaren negentig zijn inmiddels allang opgetrokken. En dan blijkt dat juist Phoenix, dat zo bescheiden debuteerde met dat leuke popfunkalbum United, de langste adem heeft. Modjo stopte al in 2003, Daft Punk gaf er vorig jaar de brui aan en aan Cassius kwam een tragisch einde toen Philippe Zdar (hij produceerde drie albums van Phoenix) in 2019 uit een raam viel. Van Dimitri from Paris is niet veel meer vernomen, Air was al snel na debuut Moon Safari opgebrand en Mr. Oizo is (onder z’n echte naam Quentin Dupieux) vooral druk als filmmaker.

Morgenavond ga ik Phoenix eindelijk weer live zien. Populair zijn ze in Nederland nooit echt meer geworden, ook niet na de comeback/doorbraak met Wolfgang Amadeus Phoenix. Ik moest de afgelopen weken heel vaak aan vrienden uitleggen wat voor band Phoenix is. Ze staan dan ook niet in de Afas Live of de Ziggo Dome, maar ‘gewoon’ in Paradiso. Wel in een uitverkochte zaal, met vanavond nog een tweede, extra concert.

Waarschijnlijk kan ik op Setlist.fm al zien wat ze gaan spelen, maar ik wil het niet weten. Afgezien van veel nieuw werk is er ongetwijfeld ruimte voor al die knallers uit het rijke oeuvre. Maar het meest hoop ik op die liedjes van United, 22 jaar oud, en nog even gaaf als in 2000: If I Ever Feel Beter, Too Young, Summer Days, Honeymoon. Ik zal ernaar luisteren en erin zwelgen, in het besef dat die liedjes nog steeds puntgaaf zijn, maar dat band én ondergetekende wel 22 jaar ouder zijn geworden.

Posted in Muziek | Tagged , | 1 Comment

Onderzoeksjournalist

Een paar jaar geleden raakte ik in de sportschool aan de praat met een oudere man, net gepensioneerd. Ik vertelde dat ik als eindredacteur bij de Belastingdienst werkte, en een paar jaar bij de BelastingTelefoon had gewerkt. Z’n zoon had daar ook gewerkt, dus hij vroeg of ik hem kende. Dat bleek het geval. Niet heel gek; ik was werkzaam als expert en moest in die hoedanigheid honderden collega’s beoordelen of coachen.

Die zoon had op zijn beurt verteld dat z’n vader docent was geweest aan de School voor de Journalistiek. In m’n eerste jaar aan de opleiding, in 2000, had ik ‘m zelfs als tutor gehad. Ik vertelde dit aan m’n collega. Z’n vader had een onuitwisbare indruk gemaakt door op de eerste dag van het trimester mede te delen dat hij in z’n derde echtscheiding zat en dat hij van alle medewerkers van de opleiding de meeste klachten van studenten had gehad. Hij was daar trots op.

Dat ik hem ooit als docent had gehad, vertelde ik niet als ik ‘m in de sportschool zag. Ik vond het grappig, hij praatte met me zonder dat hij dat wist.

Een paar weken terug vertelde hij over een bezwaar dat hij aangetekend naar de Belastingdienst had gestuurd. Zou dat ontvangen zijn? Ik dacht van wel, maar wist het niet zeker, dus ik zou het nakijken.

Een week later vertelde ik ‘m dat het bezwaar inderdaad moest zijn ontvangen, maar dat een bezwaar tegen het belastingtarief in box 3 niet meer nodig was, omdat alle te laat ingediende bezwaren toch zouden worden ingewilligd. Hij was blij. Ik gaf op mijn beurt aan dat het als belastingdienstmedewerker fijn is om te horen dat iemand blij met me is.

Blijkbaar had hij afgelopen week over mij verteld tegen z’n zoon, die op zijn beurt eindelijk het grote geheim had gedeeld met z’n vader, want vandaag kwam hij het krachthonk inlopen: ‘Jij hebt nooit verteld dat je journalistiek hebt gestudeerd.’
Ik lachte: ‘Ik heb je zelfs een trimester als tutor gehad.’
‘En daar kom ik pas na twee jaar achter,’ lachte hij.

Nouja, het was niet de module onderzoeksjournalistiek die ik bij ‘m volgde.

Posted in Eindhoven | Tagged | Comments Off on Onderzoeksjournalist

Schoolklas

Op m’n hardlooprondje werd ik tijdens een stuk over het fietspad langs het kanaal bijgehaald door een klas basisschoolleerlingen. Ik ben slecht in leeftijden schatten, maar ze leken me een jaar of tien, elf. Groep 7 of 8 dus, onder begeleiding van enkele docenten. Ze sloegen geen acht op me, alleen de docent die voorop ging in de stoet groette me toen ik in de berm naast het fietspad ging lopen.

Terwijl de schoolklas me langzaam inhaalde, ving ik flarden van gesprekken op. Twee meisjes waren een spelletje aan het doen en probeerden bij elke letter van het alfabet een Engels woord te vinden.
‘De D, de D,’ zei één van de twee hardop denkend, om even later blij uit te roepen: ‘Duck!’

Twee jongetjes bespraken met elkaar de hitlijsten. Het ging over, uiteraard, Harry Styles en eentje probeerde op de titel te komen van die andere grote hit: ‘Watermelon High, Watermelon Sugar, zoiets.’

Dat was ik, dacht ik, terwijl ik verder rende. Ik haalde elke week het blaadje van de Top 40 bij de platenzaak naast de Albert Heijn en hield nauwgezet in de gaten of mijn favoriete hits waren gezakt of gestegen. Een zaak die van levensbelang was.

Maar zo’n tien meter achter de lange trits leerlingen fietste nog één jochie, in gesprek met een docent. Nouja, het was meer een monoloog, druk pratend probeerde hij niet alleen z’n klasgenoten, maar ook z’n gedachten bij te houden. Zij knikte af en toe of zei iets instemmends, al was dat niet nodig. Zo nu en dan ging hij op de trappers staan om niet helemaal achterop te raken bij de groep.

Terwijl de schoolklas langzaam uit het zicht verdween, dacht ik: nee, dát was ik.

Posted in Eindhoven | Tagged , | 2 Comments

Naaiquiz

Ik heb door de jaren heen wel wat meegemaakt met de pubquiz in De Wildeman.

Het is vooral het bedenkelijke niveau wat me al jaren zorgen baart. Het grote aantal vragen over Goede Tijden Slechte Tijden, wat ons noopte een extra teamlid te ronselen dat dagelijks GTST kijkt (al nam het aantal vragen over GTST na haar komst ineens sterk af). Ook gaat het te vaak over eten, en dan vooral het menu van de McDonald’s of bepaalde smaken chips, of ijs van Ben & Jerry’s. De belangrijkste sport van Nederland is darts. Als het over radio gaat komen de makers niet verder dan Radio 538 (daarbij gemakshalve vergetend dat Radio 2 al jaren de best beluisterde zender van Nederland is). Als er naar films wordt gevraagd is het standaard de grootste cliché blockbuster in plaats van een fatsoenlijke arthousefilm, en in de audioronde is geregeld muziek uit het genre ‘Nederlandse feestmuziek’ te horen. Of, zoals een barmedewerker ooit smalend reageerde toen ik het over de B-artiesten uit de audioronde had: ‘Wat? Loopt bij jou het alfabet niet tot de Z?’

Tot slot kan porno zich in de grote belangstelling van de quizmakers verheugen. Er is naar standjes gevraagd waarvan ik niet eens wist dat ze fysiek mogelijk waren.

Maar, zoals de presentator me eens toevertrouwde, ieder team moet een leuke avond hebben en minstens vijftig punten kunnen scoren. Mijn tegenwerping dat pubquizzen dan misschien niks voor je is en dat je beter een andere hobby kunt zoeken werd hooghartig weggewoven.

Niet dat de makers geregeld blunderen. En het daarbij niet over hun hart kunnen verkrijgen om toe te geven dat ze het mis hebben. Bij een vraag over de grondleggers van het kubisme werden de antwoorden Georges Braque en Pablo Picasso niet goed gerekend, ook niet nadat de presentator de halve kroeg boos aan z’n desk had staan. Het moesten Paul Cézanne en Pablo Picasso zijn, aldus de presentatoren. Blijkbaar heeft de organisatie een heel eigen visie op de kunstgeschiedenis. Arme Georges, zomaar op een dinsdagavond in een Eindhovense kroeg kaltgestellt.

Toen om de hoofdstad van Tanzania (uitgesproken met de klemtoon op ‘za’) werd gevraagd, heb ik voorgesteld Dar es Salaam in te vullen in plaats van het correcte antwoord Dodoma, omdat ik zeker wist dat ze het verkeerde antwoord op hun formulier hadden staan en in discussie gaan met de presentatoren zinloos was. Ik kreeg gelijk.

Bij een Top 2000 Quiz kregen we eens de vraag welke drie door Toto bezongen meisjesnamen in de Top 2000 staan. Ik had eerder die dag Mushanga gehoord en wist dus zeker dat dat een correct antwoord was. Maar als Mushanga in de Top 2000 stond, dan zou dat toch zeker ook gelden voor Rosanna en Pamela. We schreven Mushanga en Rosanna op, om tot onze verbazing te horen dat alleen Rosanna en Pamela correct waren. Ik vertelde het hulpje van de quizmaster dat Mushanga toch echt correct was. Na lang wachten kwam hij terug, en sprak de onvergetelijke woorden: ‘Ja, je hebt gelijk, maar je krijgt niet het punt.’

Het was de laatste keer dat ik meedeed aan de Top 2000 Quiz.

Het verkeerd uitspreken van namen zorgt geregeld voor hilariteit. We houden ons hart vast bij namen als Liam Neeson of Ralph Fiennes, en de naam van de Parijse avenue de Champs-Élysées wordt doodleuk in het Engels opgelezen. De naam Zeus is door de jaren heen op heel veel verschillende manieren uitgesproken, zelfs op manieren die ik niet mogelijk had geacht, behalve de juiste. Als quizteams maken we er onderling grappen over.

Toen de quiz tijdens de coronalockdowns via YouTube werd uitgezonden ging zoveel mis (verkeerde slides in beeld, verbindingen die wegvielen, vragen verkeerd genummerd, onjuiste antwoorden in beeld) dat de makers het na een tijdje trots als hun eigen trademark gingen zien. Wij wilden niet te flauw doen. Zij hadden het al moeilijk zat, en wij hadden weer een mooie gelegenheid om met elkaar bij te praten. Ik maakte braaf elke week na het spelen een vrijwillige bijdrage over.

Ik speel dus niet mee voor het niveau van de quiz. Dat is er bijna niet. Maar een avondje pubquizzen verwerd tot een gezellig samenzijn, waarbij we tussendoor invulden wat ‘getting oreod’ of ‘docking’ inhoudt, of hoe de pornoversie van Gladiator heet (google zelf maar).

Die belabberde kwaliteit was de voornaamste reden dat ik jarenlang niet heb meegedaan aan het Zuid Nederlands Quiz Kampioenschap (ZNQK). Het ging te vaak over porno en pijltjesgooiers, en te weinig over goede muziek en kunst. Sommige van m’n teamgenoten speelden dan voor de gelegenheid mee met een ander team en verzekerden me na afloop dat het echt niet zo slecht was als ik me had voorgesteld.

Daarom liet ik me verleiden dit weekend toch met het ZNQK mee te doen.

Boy. Was I wrong.

Het begon goed. Ons team was op volle sterkte en we lieten weinig steken vallen. Na drie rondes stonden we gedeeld tweede. Na zes rondes stonden we nog steeds tweede, maar niet langer gedeeld. Het niveau van de quiz was niet bijster hoog, maar de sfeer was goed en tot mijn opluchting was het aantal vragen over parfumflesjes, of welke smaken ijs ze bij de McDonald’s verkopen vrij beperkt. Ik zou zelfs voorzichtig durven stellen dat de quiz enig niveau had.

Maar toen kwam ronde 7. In deze ronde moesten we een liedje aan een kunstwerk én een tweede afbeelding koppelen. Bijvoorbeeld: een liedje van Keane verbinden met een kunstwerk van Edward Kienholz (The Beanery) en een afbeelding van Mr. Bean. Leuk idee, waarmee het niveau van de quiz danig werd opgekrikt. Bovendien: popmuziek én kunst. Twee van mijn favoriete onderwerpen waarmee in principe niks mis zou moeten gaan. De maximale score van vijftien punten kon ons niet ontgaan. Eitje.

Alleen was het antwoordformulier nogal euh… verwarrend. In de kunstwerken waren twee vakjes gemaakt, maar wat we daar precies moesten invullen was onduidelijk. We overlegden met elkaar maar kwamen er niet echt uit. Ja, we wisten alle antwoorden wel, maar waar en hoe moesten we dit formulier nou invullen? We probeerden de aandacht van de organisatie te trekken. Geen reactie. We bleven zwaaien, en riepen zelfs een keer. Ik begon lichtelijk in paniek te raken. Pas toen de fragmenten voor de tweede keer werden gedraaid kwam één van de presentatoren bij ons staan. Hij haalde z’n schouders op: ‘Hoezo is het onduidelijk? Iedereen snapt het.’ Een weinig toeschietelijke houding.

Op dat moment vulden we alles in paniek in zoals we dáchten dat het moest worden ingevuld. Toen de antwoordformulieren werden opgehaald zei ik dan ook dat we extra tijd nodig hadden en dat het door hun onduidelijke uitleg kwam dat we in de war waren geraakt, en dat ik de antwoorden graag wilde toelichten.

Geen reactie.

Toen had ik al het vermoeden dat we zwaar benadeeld zouden worden. Het liefste was ik meteen woedend weggelopen, maar dan had ik m’n teamgenoten in de steek gelaten. En nouja, misschien, heel misschien zou het toch goed komen. We hoorden om ons heen verschillende teams klagen over het verwarrende antwoordformulier. Als het meeviel zouden ze me wel komen verzekeren dat het toch goed was gekomen met m’n uitleg.

Als alles goed was gegaan, hadden we een eindscore van 130 punten gehad. Een heel goede score, omdat bij de laatste editie 126,5 punt voldoende was geweest voor de eerste plaats.

Maar toen de eindstand werd voorgelezen bleken we slechts 120 punten te hebben behaald. Een zevende plaats. De winnaars hadden 127 punten. Nouja, winnaars. Wíj waren de winnaars. We waren bestolen. Genaaid door de organisatie die ten eerste geen duidelijk antwoordformulier had gemaakt, ten tweede niet tijdig reageerde toen wij aangaven er niet uit te komen en ten derde niet eens thuis gaf tóen ze eindelijk aan onze tafel stonden. Op een half puntje verliezen had ik minder erg gevonden dan buiten onze schuld om tien punten benadeeld worden.

Het is een understatement als ik zeg dat ik woest was. Opvallend genoeg vond niemand van de organisatie het nodig om even aan ons tafeltje te komen staan om ons te feliciteren met onze zevende plaats. Alsof ze zelf ook donders goed doorhadden dat ze er een rotzooi van hadden gemaakt. Ik zocht daarom zelf één van de presentatoren op en hield hem het papiertje waarop we zelf onze score hadden bijgehouden voor: ‘130!’, riep ik woest.
Hij haalde schaapachtig z’n schouders op en stamelde iets onverstaanbaars.
‘Nou?,’ herhaalde ik. ‘Wíj hebben gewonnen.’
Om snel een einde aan de ongemakkelijke situatie te maken pakte hij m’n hand vast en schudde die een keer, om zich vervolgens snel uit de voeten te maken.

Een merkwaardige reactie. Ik stelde me voor hoe dat in De Wildeman zou gaan. Dat ik een vegetarische burger bestel en in plaats daarvan spareribs krijg, en dat de barmedewerker dan de schouders ophaalt als ik zeg dat ik iets anders had besteld.

Nu was ik zo mogelijk nog bozer.

Dat je een quizkampioenschap organiseert en je zaakjes niet op orde hebt is laakbaar. Dat je geen sjoege geeft als je als team vragen hebt eveneens. Maar dat je na afloop zelfs niet openstaat voor feedback, niet snapt dat een team boos is omdat het gigantisch is genaaid omdat het de échte winnaars van de quiz zijn is onvergeeflijk.

Want dat is het grootste probleem. Als je kritiek hebt, dan krijg je geen reactie. Feedback waarmee je de kwaliteit van je quiz kunt verbeteren. Je kunt ervan leren. Of, als je een reactie krijgt, dan krijg je te horen dat je een slechte verliezer bent. Dat is niet overdreven, want dat is al regelmatig gebeurd. De presentator heeft het wel eens gezegd toen we ‘m eens corrigeerden: ‘Ik reken dat antwoord ook maar goed, anders gaan hier straks teams huilen.’

Tja, denk ik dan. Wie is hier nou kinderachtig?

Afgelopen dinsdag heb ik uit veiligheidsoverwegingen de reguliere pubquiz overgeslagen. En dat ga ik de komende weken ook doen. Tegen m’n teamgenoten heb ik gezegd dat de organisatie me best mag bellen, maar alleen als ze hun excuses aanbieden én de uitslag corrigeren. Dat gaan ze niet doen omdat ik weet dat het ze niks interesseert, sterker, ze zijn me liever kwijt dan rijk, en dus kunnen ze me beter niet bellen.

Ik had deze blog liever niet geschreven. Het liefste had ik gehad dat mijn kritiek na afloop serieus was genomen. Dat ze eindelijk, na al die jaren quizzen, eens zouden begrijpen dat het de moeite loont om naar je deelnemers te luisteren. En dat het niet erg is om je fouten toe te geven. Maar ik word niet gehoord.

Ik doe nooit meer aan het ZNQK mee. Waarschijnlijk tot grote vreugde van de organisatie, want die zien me als een lastpak.

Maar ik heb geen zin om nog een keer genaaid te worden. Als ik genaaid wil worden, ga ik wel naar de Wallen. Ik ken inmiddels genoeg seksstandjes.

Posted in Eindhoven, Quizzen | Tagged , , | 2 Comments