Washington, DC

De overkapping van Union Station, veilig treinstation in een notoir onveilige stad. Ook het metronetwerk behoort tot de veiligste ter wereld.

Washington, DC geniet een slechte reputatie. Er zou niets te beleven zijn en de stad eindigt steevast hoog in lijstjes van meest criminele steden van de Verenigde Staten. Mijn reisgids doet er niet geheimzinnig over; in het lijstje hotels wordt vermeld dat enkel de verblijven staan vermeld in de veilige buurten, als het écht onveilig is staat het er expliciet bij vermeld en sowieso wordt enkel geschreven over de buurten die toeristisch (en dus veilig) zijn. En toch ben je op je hoede, als je ‘s avonds laat Union Station binnenrijdt en je in één rechte lijn naar de taxistandplaats wordt geleid waar de bezoekers aan de lopende band weg worden gebracht. Maar als je ‘s avonds laat in de taxi zit en naar buiten kijkt zie je vooral veel brede en stille straten en vraag je je af of dit nu die criminele hoofdstad is. De buurt waar ik verblijf, Adams Morgan, ziet eruit als Amsterdam in het klein: eettentjes, alternatieve winkeltjes en verrek, je kan hier en daar de wietlucht ruiken. Maar crimineel? Nee.

Het hostel kan het beste worden omschreven als een veredeld studentenhuis. Het zit weggestopt op een bovenverdieping, de stoelen en bankstellen in de gezamenlijke ruimte vallen uit elkaar en de stapelbedden zijn lekker gammel. Ontbijt is bij de prijs inbegrepen. Dat wil zeggen: een zak gesneden wit uit de supermarkt en een pot jam. Niettemin is het er reuze gezellig; de meeste gasten zijn bekenden: studenten of jongeren die werken bij de Wereldbank en goedkope accommodatie zoeken. Het Chinese meisje dat me verwelkomt kan nauwelijks een verstaanbaar woord Engels uitbrengen en zit heel de dag op haar laptop YouTube-filmpjes te bekijken en de eigenlijke baas, een Amerikaanse jongedame, ergert zich wild aan de lamlendige houding van haar collega. Als ik om 22.15 uur ‘s avonds in kom checken, komt ze net binnenvallen: ‘are you Guido? I was just e-mailing you.’ ‘Yeah, I had planned to arrive at ten o’clock, but Amtrek was thinking otherwise.’ Verder zijn er nog twee oorspronkelijk Spaanse meisjes die hun zaken het beste op orde hebben. Als de Amerikaanse op de laatste dag van mijn verblijf hoort dat het Chinese meisje terug naar China gaat, maakt ze ter plekke een vreugdedansje: eindelijk verlost.

Het Museum of the American Indian, geïnspireerd door de pueblo’s. Hoe kan het dat de zon schijnt op de bovenste foto’s terwijl het weer slecht was? Simpel, ik ben een dagje later bij goed weer terug gegaan voor het maken van foto’s van de buitenkant van het gebouw.

Het National Museum of the American Indian is niet het beroemdste van de Smithsonian musea, het heeft wel het mooiste bouwwerk. Het is ontworpen door architecten die zelf native American zijn en het oogt als een woning uit een pueblo. Het museum richt zich volledig op de geschiedenis en de cultuur van de oorspronkelijke Amerikaanse bewoners. Alle musea op een dag doen is wat veel, maar even door het National Air & Space Museum hoort bij een bezoek aan Washington, evenals de vlag die de inspiratie vormde voor The Star-Spangled Banner in het National Museum of American History en The Peacock Room in The Freer Gallery of Art, ontworpen door James McNeill Whistler. De National Portrait Gallery in Washington is een perfecte Amerikaanse tegenhanger van de Londense variant: van alle Amerikaanse presidenten hangen prachtige staatsieportretten, allen voorzien van korte toelichtingen. Het is een mooie who’s who van de Amerikaanse geschiedenis. Het dagje museumbezoek eindigt met een stop bij het National Archives, waar je de originele Onafhankelijkheidsverklaring kan bezichtigen.

Op de bovenste foto een binnenplaats in de National Gallery of Art. Op de twee foto’s daaronder de Kogod Courtyard in de National Portrait Gallery. Het museum deelt een pand met het Museum for American Art. Op de onderste foto’s een paar kunstwerken uit de Sculpture Garden; het konijn is van Barry Flanagan en heet eigenlijk Thinker on a Rock en het kunstwerk Four-Sided Pyramid van Sol LeWitt.

Daarna is het zowaar opgeklaard en blijkt het Witte Huis, dat op steenworp afstand van The National Mall ligt, te bezoeken. Althans, de tuin achter het Witte Huis kan je zien; de openbare ruimte daar achter wordt voor het grootste deel van de dag uit veiligheidsoverwegingen afgesloten, dus je kan het beste je kans grijpen. Veel valt er niet te zien; slechts de achtertuin van het Witte Huis, met op het dak enkele scherpschutters om de toeristen in de gaten houden;op het politieke vlak is de hoofdstad toch een soort oorlogsgebied. Dat blijkt als ik even later langs een leeg restaurant loop met de naam The Bipartisan Burger. Een Amerikaanse toerist merkt melig op ‘zie je wel, het staat leeg’ en verderop staan dames donateurs te werven voor de organisatie Planned Parenthood, die dankzij ultra-conservatieve republikeinen steeds meer wordt afgeknepen: of ik geen donateur kan worden. Ik probeer omslachtig uit te leggen dat het wat lastig ligt als Nederlandse toerist. Zijdelings laat ze weten geen hoge pet op te hebben van haar regering: ‘well, you know, just keep your ear to the ground, because with those people…’ Terwijl ze het zegt knikt ze met haar hoofd richting het Capitool, verderop in de stad.

Het Witte Huis, enkel op schaarse momenten van (relatief) dicht bij te bekijken.

Mijn tweede en laatste dag in Washington begint in Arlington Cemetery, aan de andere kant van de Potomac in Virginia; het is er van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat loeidruk, dus ik probeer zo vroeg mogelijk te gaan om het oorlogskerkhof nog een beetje rustig te kunnen bekijken. En dan nog zijn er al veel schoolklassen die de begraafplaats onveilig maken. Natuurlijk, Arlington Cemetery is de laatste rustplaats van ruim driehonderd duizend soldaten, maar het is het graf van John F. Kennedy dat de meeste bezoekers trekt.

Als je naar het oosten terug naar de hoofdstad loopt, kom je eerst bij een aantal monumenten. Allereerst het Vietnam Memorial, met de namen van 58.256 Amerikanen die in de Vietnamoorlog zijn omgekomen. De namen staan chronologisch afgedrukt, van 1959 tot en met 1975 en elke naam is gemarkeerd; een diamant betekent dat de persoon is overleden, een kruis betekent dat de persoon ‘missing in action’ is. Bezoekers kunnen in boeken bij de ingang namen opzoeken om te weten waar ze op het monument staan en een medewerker kan een afdruk maken.

Arlington Cemetery, schier oneindige rijen met witte grafzerkjes en het Vietnam Memorial, schier oneindige rijen met namen van omgekomen soldaten.

Verderop ligt het Lincoln Memorial, het beroemdste van alle eerbetonen. Van de buitenkant oogt het als een Griekse tempel (Amerikanen zijn gek op neoclassicistische bouwwerken), binnen staat een metershoog door beeldhouwer Daniel Chester French (1850-1931) in wit marmer uitgehouwen standbeeld van Abraham Lincoln, algemeen beschouwd als de grootste Amerikaanse president aller tijden. Letterlijk, Lincoln is tot op de dag van vandaag met z’n 1 meter 93 de langste Amerikaanse president (een titel die hij, eerlijk is eerlijk, deelt met Lyndon B. Johnson), en figuurlijk, hij schaft de slavernij af en speelt een sleutelrol tijdens de Amerikaanse Burgerloog. Aan de zijkant van het Lincoln Memorial is de volledige tekst van de Gettysburg Address afgebeeld. Die speech, de volledige tekst staat afgebeeld in het memorial, houdt Abraham Lincoln bij de inwijding van het Soldiers’ National Cemetery in Gettysburg en geldt als de belangrijkste toespraak uit de Amerikaanse geschiedenis:

‘Four score and seven years ago our fathers brought forth on this continent a new nation, conceived in liberty, and dedicated to the proposition that all men are created equal.

Now we are engaged in a great civil war, testing whether that nation, or any nation, so conceived and so dedicated, can long endure. We are met on a great battle-field of that war. We have come to dedicate a portion of that field, as a final resting place for those who here gave their lives that that nation might live. It is altogether fitting and proper that we should do this.

But, in a larger sense, we can not dedicate, we can not consecrate, we can not hallow this ground. The brave men, living and dead, who struggled here, have consecrated it, far above our poor power to add or detract. The world will little note, nor long remember what we say here, but it can never forget what they did here. It is for us the living, rather, to be dedicated here to the unfinished work which they who fought here have thus far so nobly advanced. It is rather for us to be here dedicated to the great task remaining before us—that from these honored dead we take increased devotion to that cause for which they gave the last full measure of devotion—that we here highly resolve that these dead shall not have died in vain—that this nation, under God, shall have a new birth of freedom—and that government of the people, by the people, for the people, shall not perish from the earth.’

De totale duur van de toespraak is tweeëneenhalve minuut en daarmee dermate kort dat de dienstdoende fotograaf niet eens zijn apparatuur klaar heeft staan. De vorige spreker, oud-senator Edward Everett, heeft dan net urenlang het woord gevoerd, maar most toegeven dat Lincolns speech een stuk indrukwekkender was geweest: ‘I should be glad if I could flatter myself that I came as near to the central idea of the occasion, in two hours, as you did in two minutes.’


Op de bovenste drie foto’s het Lincoln Memorial, daaronder het Jefferson Memorial en op de onderste drie foto’s het Washington Monument.

Aan de andere kant van het Tidal Basin ligt, op een prachtige locatie, het Washington Memorial. Het is veel bescheidener van opzet dan het Lincoln Memorial en vanwege de geïsoleerde ligging een stuk minder druk. Ook hier een neoclassicistisch bouwwerk met een groot beeld van de president in kwestie (dit keer van de hand van Rudulph Evans (1878-1960)), maar verder is in het memorial zelf weinig te zien. Op weg terug richting het centrum kom je langs het Washington Monument, een obelisk van bijna 170 meter hoog. Het heeft decennia geduurd om het ding af te krijgen; tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog ligt de constructie jarenlang stil en als de bouw wordt hervat, blijkt de voorraad van de steensoort waarmee het onderste gedeelte is gebouwd uitgeput: vandaar het verschil in kleur dat je op foto’s goed kan zien. Een bezoek is een crime doordat je ‘s morgens vroeg bij een kiosk gratis kaartjes op moet halen en ja, ook hier is weer veel beveiliging, dus ik hou het met een kijkje op afstand. Aangezien The National Mall voor het grootste deel open ligt, is het uitzicht toch niet bijster interessant.

Het Capitool op een rustig dagje. Op de onderste twee foto’s het US Supreme Court, inclusief een sjieke marmeren wenteltrap. Daar heb je er twee van, maar ze zien er vrijwel exact hetzelfde uit.

Later die dag kom ik bij het politieke centrum van de Verenigde Staten: het Capitool, waarvan enkel het bezoekerscentrum is te bezichtigen en het Supreme Court. Van de Amerikaanse politiek hoef je niet veel te verwachten, zo blijkt uit een alleraardigst boekje dat ik de dag ervoor heb gekocht in het National Museum of American History. De titel is al veelzeggend: Unusually Stupid Politicians. Het handelt over domme Senaatsleden of afgevaardigden, of simpelweg door en door corrupte politici, die vreemd genoeg toch veel worden herkozen. In sommige staten is de democratische of de republikeinse partij der mate dominant dat de afgevaardigde namens die staat toch wel gekozen wordt; of dat nu met negentig procent is of met zeventig procent: wat boeit dat nou? Maar het toont de zwakte van het systeem aan als er zo weinig te kiezen valt.

Trouwens, Twan Huys beweerde een paar maanden terug nog bij De Wereld Draait Door dat de boekwinkels in Amerika uit zouden puilen van de anti-Obama boeken. ‘Kasten vol’ zouden er van zijn geschreven. Complete nonsens. In geen enkele zaak ben ik ze massaal tegengekomen, het meest merkwaardige boek dat te vinden was en dat nog het dichtst in de buurt van Obama bashing kwam, was een enkel exemplaar van het nieuwste flutboekje van ene Geert Wilders. Het lag ver weg gestopt in een gigantische Barnes & Nobles in New York.

Tussen kunst en kitsch: de Washington National Cathedral.

In het centrum van Washington is geen enkel gebouw hoger dan het Capitool. Dat is het gevolg van een wet die in 1910 is doorgevoerd, al zijn enkele uitzonderingen te vinden: het Washington Monument en het oude postkantoor staan er tegen die tijd allebei al en twee in de twintigste eeuw gebouwde kerken vallen buiten de regeling. Van die twee is de Washington National Cathedral de beroemdste. Het is de zesde grootste kathedraal ter wereld en ligt ver buiten het centrum, bovenop een heuvel in het sjieke Cleveland Park. Om er te komen moet je eerst een stuk met de metro en dan nog een half uur lopen door een woonwijk met niet de meest nederige stulpjes. De kathedraal zelf is het toppunt van kitsch: een product van Amerika’s obsessie met neoclassicistische stijlen in optima forma; een kruising van de Notre Dame en Westminster Abbey, maar dan veel groter. Dat is prachtig gedaan, maar enkele details, zoals de veel te nette raampjes in de torens, verraden dat de kerk hypermodern is. Het patroon op de vloer is hevig geïnspireerd op de Sint Pieter, maar dat kan ook komen door de officiële naam van de kathedraal: de Cathedral Church of Saint Peter and Saint Paul.

De lichtval is prachtig; de glas-in-lood ramen zorgen voor een veelkleurige reflectie op de binnenmuren. En er is een reflectie op de vloer bij de ingang, die aan een medewerkster van de kathedraal voorbij lijkt te zijn gegaan. Ze ziet me een foto maken en roept dan uit: ‘wow, that’s a nice picture!’

This entry was posted in Foto's, Reizen and tagged , , , , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.