Verzetsdaad

Ik was er nog nooit binnen geweest. Ja, ik wist dat op de hoek van de straat een coffeeshop zit, maar het is een vrij onopvallend pand. De naam hangt in niet al te opvallende neonletters voor het raam, de lamellen zijn constant halfgesloten. Ik loop er regelmatig langs, maar er gebeurt nooit iets spannends. Ik zie er zelfs nauwelijks mensen naar binnen gaan.

Gisteren liep ik naar huis toen ineens, schijnbaar uit het niets, twee Oost-Europees ogende, bonkige kerels voor m’n neus stonden. Niet echt types die je een gunst zou weigeren.

‘Can we ask you something’, zei de kleinste van de twee in allerbelabberdst Engels.
‘Eh… yeah sure’, stamelde ik.
‘We need to get some sleep. Before we drive back home. We need to relax.’
‘Ah, right.’
‘They don’t sell it to us’, zei de andere. En er dan besmuikt lachend achteraan, waarmee ie liet weten betere tijden te hebben gekend, ‘Netherlands is changing.’
‘And not for the good’ dacht ik, maar ik zei het niet. Het Engels van de twee mannen was al slecht genoeg om zich verstaanbaar te kunnen maken, laat staan dat ze m’n cynische grappen zouden snappen.

Voor ik het wist kreeg ik twee verfrommelde briefjes en wat kleingeld in m’n handen geduwd. Ik geloof niet dat ik er ergens in het gesprek mee had ingestemd iets voor ze te gaan kopen, maar hier stond ik op de hoek van de straat, net buiten het gezichtsveld van de verkoper in de coffeeshop.
‘1 gram of Jeccerar’, zei de ene, terwijl de andere van een afstandje toekeek.
‘What?’
‘Jack Herrar’, herhaalde hij, met nog iets onverstaanbaars erachteraan.
Ik keek ‘m niet begrijpend aan.
‘Jack Herrar. And something else. Doesn’t matter.’ Hij werd wat onrustig.
Ik ben niet volstrekt wereldvreemd, maar om nu te zeggen dat ik vaak in coffeeshops ben geweest: nee. Echter, ik wist wel dat op de toonbank toch een lijst met alle verkrijgbare soorten zou liggen; ik zou de naam vast wel herkennen.

Zo liep ik argeloos over straat, zo stond ik een verwarrende minuut later voor de deur van een coffeeshop. ‘Legitimatie verplicht’ stond op de deur. Gelukkig werd er met geen woord gerept over de wietpas, waar ik heel even bang voor was geweest. Binnen zag de coffeeshop er nog het meest uit als een bruin café. Wel een leeg bruin café; zonder bier, maar met een niet te missen wietlucht. Er kwam meteen een man van achteren naar de toonbank gelopen. Ik keek op de lijst en gelukkig, daar stond het: ‘Jack Herrar.’ (Verkeerd geschreven, zo bleek toen ik het later nog even opzocht, de wietsoort is vernoemd naar Jack Herer, Amerikaans voorvechter voor de legalisering van cannabis.)
‘1 gram Jack Herrar,’ zei ik. ‘En euh…’ Ik keek nog eens naar de lijst soorten en koos iets anders waarvan ik vermoedde dat het dicht bij de naam kwam die een van de mannen me had toegefluisterd.
De verkoper vroeg me iets wat ik niet verstond, nam het geld aan en ineens had ik twee kleine zakjes met cannabis in m’n hand. Het kleingeld had de verkoper niet nodig.
‘Wilt u m’n legitimatie niet zien?’ vroeg ik, enigszins teleurgesteld.
Hij haalde z’n schouders op. ‘Laat maar.’
Natuurlijk deed ie niet moeilijk over mijn legitimatie. Voor zover de verkoper al geen twijfels had gehad, had ik mezelf met mijn laatste opmerking verraden.

Buiten kwam de meest spraakzame van de twee al op me af gelopen.
‘Thank you’, zei hij lachend.
Ik duwde de zakjes in z’n hand, plus het kleingeld. Hij nam het dermate gretig van me aan dat ie het laatste bijna liet vallen. ‘Sure. No problem’, zei ik.

Er was een tijd dat ik in het centrum geregeld werd aangesproken door toeristen. Steevast was dan de vraag waar de dichtstbijzijnde coffeeshop was. Na verloop van tijd wist ik vanuit elke plek in het centrum haarfijn uit te leggen wat de makkelijkste weg naar welke Eindhovense coffeeshop dan ook was. Dat was de reden dat ik op de lokale radio eens het voorstel heb gedaan om bij de toegangswegen van Eindhoven plattegronden te plaatsen waarop staat aangegeven waar de drugstoeristen moeten zijn. Die aantallen toeristen lijken inmiddels een stuk minder te zijn geworden; of ik ben te oud geworden om voor buitenstaanders nog door te kunnen gaan als connaisseur op het vlak van softdrugs. Dat me werd gevraagd het spul te gaan komen, was betrekkelijk nieuw.

Wat mij betreft legaliseren we softdrugs. Waar in landen als Uruguay en Portugal en zelfs sommige Amerikaanse staten niet meer moeilijk wordt gedaan over cannabis, blijft in Nederland Oom Bromsnor Opstelten doorgaan met z’n geforceerde stoerdoenerij. Legaliseer dat spul, hef er belasting op zodat de staatskas er ook iets aan heeft: klaar. Zolang dat niet gebeurt, vind ik het geen enkel probleem om af en toe voor anderen wiet te kopen. Zie het als een bescheiden verzetsdaad. Do ist der Bahnhof.

This entry was posted in Politiek, Uncategorized and tagged , , , . Bookmark the permalink.