Tegeltjes galore. Wie niet van tegeltjes houdt, mijdt Lissabon.
1755. Geen stad is zo met een jaartal verbonden als Lissabon. Ik ben geen straat tegengekomen met dat jaartal, laat staan een plein (waarvan de Portugese hoofdstad er nogal een hoop heeft, steevast met pompeus standbeeld) maar dat is ook niet gek; de Verenigde Staten heeft ook geen Avenue September 11th, Nederland geen Laan van 1672. In 1755 werd Lissabon getroffen door een zes minuten durende aardbeving die een kracht van 8.7 op de schaal van Richter moet hebben gehad. Doordat het Allerheiligen was zaten de kerken vol en hadden de inwoners thuis massaal kaarsen laten branden, met als gevolg dat na de aardbeving niet alleen de huizen en kerken waren ingestort, maar dat er ook een grote brand uitbrak. Daaroverheen kwam nog een vloedgolf die de centraal gelegen wijk Baixa overspoelde. De sporen van de ramp zijn vandaag de dag nog steeds zichtbaar: het centrum van Lissabon, de wijk Baixa, is bij lange na niet het bruisendste gedeelte van de stad. Het is een gebied van lange straten, sommigen enkel toegankelijk voor voetgangers, anderen net breed genoeg voor een tweebaansweg voor auto’s, die vanuit de oever van de Taag evenwijdig aan elkaar in noordelijke richting liggen, maar veel sfeer hangt er niet.
Een doorkijkje vanuit het Castelo São Jorge, steegjes, huizen en de overkapping van een fontein in de wijken Castelo en Alfama, plus een glansrol voor een poes en een duif aldaar: dat is wat je nu noemt een tantaluskwelling.
Dit is het vlakke gedeelte van Lissabon, maar ten westen en oosten van Baixa liggen verspreid allerlei buurten met een geheel eigen karakter: Chiado , direct aan de westkant van Baixa gelegen is de sjieke buurt, met flagship stores van Pepe Jeans, Nike, G-star, Levi’s, Apple en vooruit, Nespresso. Eveneens aan de westkant van Baixa ligt Bairro Alto, dat z’n naam eerder aan doet met allerlei hippe winkeltjes, restaurantjes, bars en clubs en pas tot leven komt als de winkels elders in de stad hun deuren hebben gesloten. Aan de oostkant ligt Sé, dat wordt gedomineerd door de kathedraal van Lissabon, gebouwd op – hoe symbolisch voor de Réconquista – de restanten van een moskee. Castelo, dat voor het grootste deel bestaat uit het Castelo São Jorge, een burcht die boven de stad uittorent en van waar uit je een prachtig uitzicht op Lissabon hebt. Maar het mooiste is Alfama, een volksbuurt die niet werd verwoest door de aardbeving van 1755. De wijk heeft nog steeds het stratenpatroon zoals dat door de Moorse overheersers in de Middeleeuwen is aangelegd. Dat wil niet zeggen dat de huizen ook zo oud zijn – die zijn van latere eeuwen – maar gebleven zijn de soms extreem smalle steegjes en doorkijkjes. Je kan er urenlang naar hartenlust dwalen; trapjes lijken nergens heen te leiden, maar als je ze volgt sta je ineens op een driesprong of op een klein plaatsje met enkele in weelderige kleuren geschilderde huizen. Als je je afvraagt waar ze in de Libelle, Viva of Margriet altijd die schilderachtige steegjes uit de fotoreportages vandaan halen: uit Alfama. Al is het huis nog zo onderkomen (en toegegeven, dat is best vaak het geval) het heeft een prachtige rustieke sfeer, zeker als de was buiten hangt. Helaas is de waarheid prozaïscher. Oude huisjes zijn tochtig en moeten nodig opgeknapt worden, maar daar is geen geld voor. Of ze worden opgepimpt tot poepsjieke appartementen en voor flinke bedragen verkocht. Op een van de balkons valt het zelfs in grote letters te lezen: ‘KAUFEN!’ Het heet gentrification, maar het is de dood voor de sfeer in zo’n volksbuurt.
Alles ademt in Lissabon sfeer. ‘s Avonds zijn de steegjes net zo verlaten als overdag, maar blijkt dat eethuisje dat overdag nog zo verlaten oogde ineens te bruisen. Op de tweede avond trof ik een Mozambikaans eettentje waar je voor nog geen tien euro heel aardig kunt eten. Het is geen haute cuisine, zo’n schaaltje rijst en kokossaus met garnalen, maar wel lekker. De avond erna kwam ik in een Kaapverdisch eettentje terecht waarvoor m’n reisgids me vooraf had gewaarschuwd: het eten is er niet al te best, maar de sfeer is er geweldig. Dat klopte. Het brood dat ik als voorgerecht bestelde werd snel nog even bij de buurtsuper gehaald – ik kreeg dan ook vier sneetjes witbrood aangeboden. Het hoofdgerecht was een vis die maar voor een klein deel gaar en echt eetbaar was en de mintsaus deed z’n naam eer aan: het was de mintsmaak die alles overheerste. De kokkin stond in de keuken te dansen en te zingen, iets waar ze beter in bleek te zijn dan in koken. Maar wat gaf het; aan een lange tafel in het piepkleine eettentje zaten familie en vriendinnen druk met elkaar te praten en zo nu en dan begon één dame te zingen, haar optreden steevast beëindigend met een enthousiast uitgeroepen ‘YES!’ waarna ze het applaus van mij en de enige andere gasten (een Brits stel dat ook de Time Out reisgids bij zich had) dankbaar in ontvangst nam. Om maar te zeggen: een avond later at ik voor het drievoudige (maar nog steeds goedkoop) in een restaurantje in de Bairro Alto en was het toch echt een stuk minder gezellig.
Exactitudes.
Opvallend is dat Lissabon twee bouwwerken telt die vrijwel exacte kopieën zijn van bekende bouwsels elders in de wereld. De Ponte 25 de Abril is een goed geslaagde kopie van de Golden Gate Bridge in San Francisco, hij is zelfs gebouwd door dezelfde fabrikant, American Bridge Company, maar veel minder beroemd. De brug ligt een stuk westelijker van het centrum, maar je hebt er een prachtig uitzicht op vanaf die andere kopie die Lissabon telt: het Christusbeeld op de zuidoever van de Taag. Nouja, kopie. Laat ik het er op houden dat ook deze Cristo-Rei een beeld van Christus is, maar daar houdt de vergelijking wel mee op. Het is een kolossaal en ronduit protserig beeld dat slechts vijftig jaar oud is. Natuurlijk, de Portugezen zijn nette, godsvruchtige rooms-katholieke mensen maar ik heb een sterk vermoeden dat de enige reden waarom mensen een paar euro betalen om met de lift naar het uitzichtpunt te reizen toch is om van het magnifieke uitzicht op Lissabon te genieten. En terecht.
Op de bovenste vier foto’s de Elevador de Santa Justa. Op de onderste foto de Elevador da Glória.
De ‘otherworldly beauty’ waar de reisgids het over heeft, blijkt op verschillende momenten. In Lissabon rijden ontelbaar veel trams rond. Ze zijn vaak piepklein, daarom op elk moment van de dag bomvol en bij lange na niet de snelste methode om van A naar B te komen, maar het draagt er aan bij dat de stad een heel ouderwetse sfeer heeft. Nog authentieker zijn de drie funiculars: de Elevador da Bica, de Elevador da Glória en de Elevador do Lavra. Ze zijn nog kleiner dan de trams, stammen uit het einde van de negentiende eeuw en worden als een soort kabelbaan omhoog gesleept tegen de steile hellingen aan de west en oostkant van Baixa. Het is gezonder om tegen de heuvels op te lopen, maar een ritje in één van de funiculars – die inmiddels alledrie de status van monument genieten – is een must. En er is de Elevador de Santa Justa, gelegen aan de Rua do Ouro, een in 1901 geopende metalen lift, ontworpen door Gustave Eiffel-discipel Raul Mesnier de Ponsard. Wie snel vanuit Baixa naar het plein naast de ruïne van het Convento do Carmo wil, pakt de lift. Maar wat ook opvalt, is dat de stad nauwelijks internationale winkelketens kent. Als die er al zijn, dan betreft het damesmodezaken, maar ik als het op fastfoodrestaurants aankomt, is Lissabon – gelukkig – vrijwel onontgonnen terrein. Aan het Praça Dom Pedro IV, beter bekend als Rossio, vind je een McDonalds, maar dat is de enige. Geen Burger King, Kentucky Fried Chicken, Subway, of ga zo maar door.
De straatverkopers en sjacheraars zijn aan Lissabon niet voorbij gegaan. Dat leverde op zondagmorgen, toen Rossio nog bijna leeg was, nog een merkwaardig gesprek op. ‘You want to buy sunglasses?’ vroeg een man aan me. Ik bedankte. Nee, ik begreep het niet, dit was een echte RayBan! Ter verduidelijking duwde hij me de zonnebril onder de neus en wees op het merk. Ik bedankte opnieuw. ‘You want to buy a watch then?’ probeerde hij nu. Ik bedankte opnieuw. Marihuana dan? Dat laatste klinkt bijna als een oneerbaar voorstel, maar in Portugal is marihuana legaal. Coffeeshops ontbreken, met als gevolg dat overal op straat gedeald wordt.
Eigenlijk is Lissabon niet zozeer van een ‘otherworldly’ schoonheid, maar eerder van een schoonheid als van een andere tijd. De tijd heeft hier stil gestaan.
Ik was al nieuwsgierig naar Lissabon, maar na het lezen van jouw verslag (en vooral ook de prachtige foto’s in deze en de twee volgende blogs) is de stad aanzienlijk gestegen op mijn verlanglijstje!