Het was niet de eerste keer dat ik op Texel was geweest. Jaren geleden, toen gevraagd werd waar het jaarlijks terugkerende vader-zoon uitje naartoe moest gaan, had ik Texel geantwoord. Omdat ik van eilanden hou (als ik ooit nog es de hoofdprijs in de loterij win (ha ha), boek ik een reis naar Pitcairn. Meer afgelegen dan dat eiland tref je ze niet aan). Zo geschiede. ‘s Morgens vroeg waren we in de trein naar Den Helder gestapt, we hadden het veer naar ‘t Horntje (een gehucht waarvan ik me altijd heb afgevraagd of er meer was dan een aanmeerplaats, maar nu weet ik het zeker: er staan ook een paar huizen) genomen en daar een rondje gefietst: een stukje langs de dijk aan de oostkant en via Den Burg en De Koog hadden we Ecomare bezocht. Als ik me goed herinner, hebben we op de terugweg op Schiphol gegeten.
Jaren later ging ik eens voor m’n studie op bezoek op Schiermonnikoog. Vanwege de verkiezingen wilde ik de burgemeester interviewen over het wandelende eiland: aan de oostkant was er inmiddels zoveel eiland bijgekomen, dat het de provincie Groningen binnenwandelde. En wat te doen als op dat oostelijkste puntje nu nét een potvis zou stranden? Ik belde vooraf om een afspraak te maken. Dat ging ongeveer zo:
‘Goedemiddag, u spreekt met Guido de Greef, ik ben student aan de Hogeschool voor Journalistiek en wil graag morgen langskomen voor een interview met de burgemeester. Het gaat erover dat het eiland aan de oostkant de provincie Groningen binnenwandelt.’
‘Oké, ik verbind u door met de burgemeester.’
Of het nu nog steeds zo makkelijk gaat, weet ik niet, maar het tekent het prettig kleinschalige karakter van de eilanden. U wilt de burgemeester spreken? Prima, ik verbind u door. (Iets soortgelijks overkwam me toen ik een wethouder van (de inmiddels opgeheven gemeente) Reiderland wilde spreken. Ik had een gemeenteraadslid gebeld en die zei ‘o, belt u hem thuis even, z’n nummer staat in de telefoongids.’)
Enfin. Ik ging terug naar Texel en nam m’n fiets mee in de trein (het is een gesleep, maar uiteindelijk goedkoper om je eigen fiets mee te nemen dan ter plekke een fiets te huren. Bovendien is het prettiger fietsen op je eigen brik dan op een huurfiets). Om de Eindhovense hitte te ontvluchten en om een rondje over het eiland te fietsen. Texel is het grootste Waddeneiland en tevens het enige eiland met een tweebaansweg (de provinciale N501 die de aanmeerplaats van het veer met hoofdplaats Den Burg en feestoord De Koog verbindt) die de idylle van een rustiek eiland wel enigszins verstoort. Maar wie vanuit ‘t Horntje snel rechtsaf slaat, komt snel genoeg in de rustige natuur. Langs de oostkant van het eiland fietste ik via Oudeschild, het op-één-na grootste dorpje van Texel, naar de IJzeren Kaap, een negentiende eeuws vuurloos baken bij Oosterend. Daarna voer de tocht via De Cocksdorp door naar de vuurtoren op het noordelijkste puntje van Texel. Van bovenop heb je uitzicht op Vlieland: van bovenaf gezien lijkt het alsof je er naartoe kan zwemmen. Door de duinen voer de tocht terug langs het natuurgebied van De Slufter, het strand van De Koog, een redelijk uitgestorven Den Burg en een stil Den Hoorn.
Die laatste plaats heeft naar verluidt het meest gefotografeerde kerkje van Nederland binnen de dorpsgrenzen en het is eenvoudig te zien waarom: het ligt zo mooi aan de rand van het dorp. Dat is sowieso prettig aan Texel. De meeste dorpjes zijn niet verruïneerd door de witte schimmel: nieuwbouw aan de buitengrenzen van het dorp die de authentieke sfeer danig verstoren. Zowat elk Brabants dorp heeft eronder te lijden. Hier zag ik alleen aan de rand van Den Burg nieuwbouw. Prettig.
Ik moet gauw teruggaan; met zo’n dagtripje doe je zo’n fijn eiland eigenlijk geen recht. Misschien wordt het tijd voor eilandhoppen. De Tv-tas-route.
Nice! Die minibiebs duiken echt overal op tegenwoordig. Heel Nijmegen staat er mee vol.
Het was al de tweede minibieb die ik tegenkwam. En ik was nog maar een half uur op het eiland. Dus deze móest op de foto. 🙂
Zelfs de Jumbo bij mij op de hoek heeft een minibieb!… Waar je ook iets achter kunt laten. Like!