Selfiesticks en segwaytours

DSC_2093

Ook Praag blijft de slotjesterreur van geliefden niet bespaard.

Ik was al eens eerder in Praag geweest. In de vorige eeuw. Om preciezer te zijn: in 1999. Ik was een paar dagen op pad met school. We logeerden in een hotel in een buitenwijk, bij metrostation Opatov (zo’n naam vergeet je niet). Het hotel was een betonblok in de best denkbare Oost-Europese traditie: de kamers waren gehorig en de twee tweepersoonskamers waren zo ingericht dat de gasten van één centrale badkamer gebruik moesten maken. Het kantelraam was zo groot dat je er – een Praagse traditie – heel gemakkelijk uit zou kunnen vallen, maar het spannendste was de lift. Die deed het wel, maar het was telkens de vraag of de liftcabine op gelijke hoogte met de verdieping zou eindigen of dat dit tien of twintig centimeter zou schelen. Boven een foto van de lift in mijn fotoalbum plaatste ik in een horrorlettertype en met een knaloranje achtergrond de naam ‘de lift’. Dat fotoalbum bevatte sowieso vooral de standaardkiekjes die je op zo’n reis maakt, maar de leukste foto, die me tot op de dag van vandaag bij is gebleven, maakte ik uit het raam van onze hotelkamer. Die van een foeilelijke blokkendoos aan de andere kant van de parkeerplaats. Een parkeerplaats die volstond met Trabantjes en Lada’s.

Natuurlijk, Praag was veranderd. Toen kon je voor vijf gulden uit eten op het Wenceslasplein, tegenwoordig ben je iets meer kwijt. Het Wenceslasplein is sowieso een best vervelende tourist trap geworden waar ik één keer overheen gelopen ben. Toch, als je weggaat uit het centrum, kan je voor tien euro met gemak uit eten. Bijkomend voordeel is dat je je Tsjechisch (of Duits) kunt oefenen. In Staré Město, Nové Město en Malá Strana red je je prima met het Engels. Maar woensdagavond kwam ik een kroeg in de wijk Žižkov terecht en ik werd domweg in het Tsjechisch aangesproken. Ook het menu was Tsjechisch en cola hadden ze niet. Echt. Er bestaan nog plekken op deze aardbol die geen cola hebben. Wel limonade. En bier. Bier hebben ze in Tsjechië in overvloed, maar ik drink geen alcohol (ik weet het, naar Tsjechië gaan en geen bier drinken is een no-go).

Toevallig zat mijn hotel ook in een buitenwijk. Omdat mijn reis low-budget (of beter: no-budget) was, hield ik het zo goedkoop mogelijk. Mijn hotelletje rekende dertig euro per nacht en met tramlijn 9 was ik in tien minuten op het Wenceslasplein. Prima. Want Praag is tegenwoordig nogal toeristisch. En dat is een understatement. De Karelsbrug en het plein voor de astronomische klok waren altijd al druk, maar nu zijn ook de straten rondom verstopt door toeristen. In Malá Strana is het veredeld file lopen en moet je constant op je hoede zijn. Niet alleen voor zakkenrollers, wel voor selfiesticks en segwayrijders. Er zijn zelfs plekken in Praag waar een verbod voor segwayrijders geldt. De ergste drukte kan je nog mijden door vroeg op de dag te gaan. Op dinsdagochtend ging ik naar de joodse buurt en was ik er rond het middaguur weg: juist toen het écht druk begon te worden. Op woensdagmorgen hielp het niet om meteen naar de Praagse burcht te gaan; in de tram omhoog was een Duitse gids al nadrukkelijk z’n veertig reizigers aan het instrueren waar ze zo dadelijk uit moesten stappen. Ik had graag de Karelsbrug es ‘s morgens bezocht, zoals ik in Rome ooit es vroeg in de ochtend de Spaanse trappen uitgestorven aantrof, maar het is niet gelukt.

DSC_2015

DSC_2028

DSC_2027

DSC_2034X (428x640)

DSC_2033

DSC_2306X (428x640)

DSC_2309

DSC_2270 (428x640)

DSC_2273 (428x640)

DSC_2289X

DSC_2278 (428x640)

DSC_2284 (428x640)

DSC_2291

DSC_2298 (428x640)

Op de bovenste foto’s het Strahovský klášter, wat figureerde als locatie in de film Amadeus. Je moet betalen om er foto’s te mogen maken, dus me dunkt dat ik die foto’s op m’n blog plaats. Je mag deze zaal overigens niet eens binnen. Wat doen die mensen daar dan? Die hebben een paar duizend Tsjechische kronen betaald voor een uitgebreide rondleiding. Moet je weken van tevoren boeken. Op de onderste foto’s de burcht Vyšehrad, waar volgens de overlevering de geschiedenis van Praag begint. Helemaal onderaan een beeldhouwwerk van Premysl en Libuse, de legendarische stichters van Praag. De begraafplaats in Vyšehrad is prachtig; het engeltje is een favoriet.

Toerisme betekent commercie. Je kunt het de lokale bevolking niet kwalijk nemen dat ze zoveel mogelijk geld willen verdienen aan die irritante toeristen, maar hier en daar is het ronduit obsceen. Het meest ridicule is de photo permit: als je foto’s wilt maken, betaal je een paar euro meer. En dan heb je dus toestemming om foto’s te maken. Dit fenomeen was ik een paar jaar terug tegengekomen toen ik naar de Dom in Aken ging. Ik vond het toen niet onredelijk, omdat katholieke kerken geen entree mogen rekenen en ze op die manier toch een beetje extra inkomsten genereren. Maar in Praag is het verworden tot een melkkoe. O, je wilt foto’s maken? Prima, betaal maar vijftig of honderd kroon extra. In het Strahovský klášter werd een Duitse jongen bestraffend toegesproken die toch een foto maakte: dan koop je maar een ansichtkaart. Blijkbaar is de redenering dat foto’s maken inkomstenderving is; iemand die een foto maakt, koopt geen poster of ansichtkaart. Een denkfout: wie zegt dat door die foto niet meer mensen nieuwsgierig worden en ook naar Praag willen komen, entree betalen, ook foto’s maken, etc. Als je er zo nodig aan wilt verdienen, kun je beter de toegangsprijs standaard met twintig kroon verhogen en iedereen foto’s laten maken. Enfin. Ik leg een en ander graag uit aan de Tsjechische VVV.

Wat die toeristen desondanks massaal naar Praag doet trekken, zie je meteen: ik ken weinig steden die zoveel historie hebben en wat ook grotendeels nog intact is gebleven. Je kunt een uitstekende week in Praag doorbrengen en daarbij alleen aandacht besteden aan de bouwstijlen die in de stad zijn terug te vinden. Te beginnen bij de oudste gebouwen, de Praagse burcht en, een paar kilometer stroomopwaarts en veel onbekender, de burcht Vyšehrad. Die laatste is niet meer dan een oude vesting met binnen de ommuring een negentiende-eeuwse neoclassicistische kerk, maar ook een prachtig kerkhof, dat met graven van Alfons Mucha, Antonín Dvořák en Bedřich Smetana als een soort nationale begraafplaats geldt. Dat ze juist hier begraven liggen, is niet gek; Vyšehrad heeft in de Tsjechische geschiedenis een mythische status: hier zou de eerste Slavische stam zich in de zevende of achtste eeuw hebben gevestigd. Iets prozaïscher: de burcht is gebouwd door Přemysl Vratislav II, die vanuit hier goed zicht had op z’n jongere broer, die domicilie in de Praagse burcht had gevonden. Niettemin, in de negentiende eeuw, toen heel Europa in de greep was van het nationalisme, groeide Vyšehrad uit tot het startpunt van de geschiedenis van de Bohemen.

Spoel een paar eeuwen verder en je kunt niet om de Praagse burcht heen. Voor de stokoude, Romaanse Sint-Jorisbasiliek of de veel beroemdere Sint-Vitus kathedraal (de naam is te herleiden tot de heidense vruchtbaarheidsgod Svantovit). Leuker dan een bezoekje aan de kerk zelf is om via de Zuidtoren van de kerk naar boven te gaan voor een mooi uitzicht over Praag, met die andere torens die boven het centrum uittorenen: de televisietoren van Žižkov, de mini-Eiffeltoren op de heuvel Petřín en de kerktorens van de Týnkerk. De Praagse burcht is niet alleen het religieuze centrum van Praag, maar ook het politieke: wie het kasteel in bezit heeft, heeft de macht in Tsjechië. Of het nu de Habsburgers waren of, meer recent, het communistische regime. En de Praagse burcht is de plek waar de eerste en tweede defenestratie plaats hebben gehad. Zowel in 1419 als in 1618 werden politieke tegenstanders uit het raam gegooid, waarmee een Praagse traditie werd ingesteld.

Of defenestraties definitief verleden tijd zijn is de vraag; ook de diplomaat en minister van Buitenlandse Zaken Jan Masaryk zou in 1948 uit het raam zijn gegooid. Voor de zekerheid staat in een ruimte vlakbij Vladislavhal waar één van de beroemdste defenestraties heeft plaatsgevonden een bordje: of bezoekers de ramen alsjeblieft dicht willen houden.

DSC_2237

DSC_1785X

DSC_1793

DSC_1795

DSC_1808

DSC_1832

DSC_1845 (428x640)

DSC_1849

DSC_1854

DSC_1882X

DSC_1862X

DSC_1865

DSC_1883 (428x640)

DSC_1885

DSC_1889

DSC_1919

DSC_1926X

DSC_1938

DSC_1953

De Praagse burcht. Op de bovenste foto zicht de Sint-Vitusbasiliek vanaf de heuvel Petřín, daaronder de kerk van dichtbij, van binnen en van bovenop. Op de vierde foto van onderen een trompe l’oeil in Starý královský palác. Op de onderste drie foto’s details uit het gouden straatje.

Wie verder wil reizen door geschiedenis kan een stapje naar de andere kant van de Moldau nemen. Hier ligt de joodse wijk met zes synagoges én een joodse begraafplaats. Het heeft de Tweede Wereldoorlog wonderwel overleefd, al waren de beweegredenen van de Nazi’s navrant. De joodse buurt moest als afschrikwekkend voorbeeld dienen. Vooral de Oude Nieuwe Synagoge, de oudste die nog in gebruik is, is een bijzonder bouwwerk. Het werd in de veertiende eeuw gebouwd en het heeft geen standaard kruisgewelf met vier ribben, zoals in die tijd gebruikelijk, maar met vijf ribben. Zo zou elke suggestie van een kruis worden voorkomen. Bovenal is de synagoge onlosmakelijk verbonden met de legende van de Golem van Praag. De Golem, uit klei gebouwd door de rabbi Löw als beschermer van de joodse bevolking, zou op de zolder van de synagoge liggen. Wie aan de achterkant van het bouwwerk kijkt, kan een ladder in de muur zien zitten die naar een luikje leidt. Helaas voor wie in de legende gelooft: in 1984 is er een cameraploeg geweest en ze troffen geen Golem aan.

Nog meer tot de verbeelding spreekt de joodse begraafplaats, waar naar schatting honderdduizend mensen begraven liggen. De begraafplaats was in gebruik sinds de vijftiende eeuw, de laatste persoon werd in 1787 begraven. Volgens joodse traditie mogen graven niet geruimd worden en omdat er geen extra land kon worden aangekocht werden regelmatig grafstenen weggehaald om bovenop een nieuwe graf te kunnen maken. De grafzerk werd hierin dan teruggeplaatst, met als gevolg dat er nu twaalf lagen met graven zijn. Volgens schattingen zijn er twaalfduizend grafzerken te zien.

DSC_1583 - kopie - KL (417x640)

DSC_1606

DSC_1590 (428x640)

DSC_1617

DSC_1673 - kopie (428x640)

DSC_1624

DSC_1628

DSC_1669

DSC_1687 - kopie (430x640)

DSC_1668

DSC_1688

DSC_1715

DSC_1712X

DSC_1710

DSC_1722 (428x640)

DSC_1703

DSC_1707

Op de bovenste drie foto’s de joodse begraafplaats. Daaronder de Oude Nieuwe Synagoge, met op de zevende foto van boven de duidelijk zichtbare vijfde rib in het kruisgewelf. Daaronder het joodse gemeenschapshuis, met klok in het Hebreeuws. Op de foto’s daaronder het uitzicht vanaf het Klementinum in Staré Město. Op de onderste twee foto’s het spiegelende plafond van de kerk in het complex.

Veruit het grootste deel van het Praagse centrum is opgebouwd uit barokke gevels. Zowel Staré Město als Malá Strana telt tientallen kerken, de ene nog protseriger dan de andere: elk minuscuul klein stukje oppervlak is beschilderd. De nauwe straatjes zijn in de zomer overvol met toeristen en leiden allemaal naar het oude stadsplein, met de astronomische klok als de grootste publiekstrekker. Wie van de Karelsbrug naar het oude stadsplein loopt, komt langs het Klementinum, in 1556 opgericht door de Jezuïeten. Het complex herbergt een kerk met een gespiegeld plafond, de grootste bibliotheek van Tsjechië en de astronomische toren. Hier worden sinds 1775 meteorologische gegevens bijgehouden. Een unicum; nergens in de wereld gebeurt dit al zo lang. Wat misschien nog wel meer tot de verbeelding spreekt, is dat tot 1928 vanaf de toren een vlag werd gezwaaid als het twaalf uur ‘s middags was. Vervolgens werd dan vanaf de heuvel Petřín een kanon afgeschoten.

Spoel een paar eeuwen verder en je komt bij de art nouveau. Pièce de résistance is het Obecní dům: het gemeenschapshuis. Het werd geopend in 1911 en is in nagenoeg originele staat gebleven. Tegenwoordig is het een soort van tourist trap: je moet het gezien (en het liefste ook gegeten) hebben, maar de prijzen zijn er dan ook naar. En foto’s maken van een van de eetgelegenheden in het gemeenschapshuis mag niet. Toch, wie een idee wil krijgen hoe de gegoede burgerij van het fin-de-siècle van Praag leefde, kan geen beter beeld krijgen dan in het Obecní dům.

Voor de meeste gebouwen die rond 1900 zijn gebouwd, moet je verder het centrum uit. Op de heuvel Petřín staat een replica van de Eiffeltoren, in 1891 gebouwd in het kader van de tentoonstelling van dat jaar. Het ding telt 229 treden en is qua omvang eenvijfde van de echte Eiffeltoren, maar bovenop de heuvel biedt het een goed uitzicht op de stad. Om er te komen moet je bovendien omhoog via een leuke kabelspoorweg. Het ding gaat elk kwartier omhoog vanuit een stationnetje in Malá Strana. Stap halverwege uit (iets wat niemand doet) en je hebt ook al mooi zicht op Praag. Verbazingwekkend hoe snel je uit de drukte van het centrum van Praag verwijderd bent.

DSC_2327

DSC_2113 (428x640)

DSC_2055 (428x640)

DSC_1732X

DSC_1740 (428x640)

DSC_2262X

DSC_2060 (428x640)

DSC_2063

DSC_1996X (428x640)

DSC_2074

DSC_2078 (428x640)

DSC_2264

DSC_2323 (428x640)

DSC_2229

DSC_2222

DSC_2129 (428x640)

DSC_2109

DSC_2094

DSC_2338X

Doorkijkjes, gevels, ramen, lampen, plafonds en beelden in Staré Město en Malá Strana. En de meer clichéplaatjes van Praag van de Karelsbrug, de astronomische klok en het monument voor Jan Hus. Op de onderste foto de ingang van het Obecní dům.

Wil je echt weg uit de drukte van het centrum, dan kan je ‘s morgens de boot pakken naar Troja. Het is tochtje van anderhalf uur, waarbij je twee sluizen door moet. Het is een typisch Praags dagje uit voor het hele gezin: naar de dierentuin en de botanische tuinen. Op de boot neemt menig vader al een pint Tsjechisch bier. Vanaf de aanmeerplaats in Troja is het een kwartier lopen naar de ingang van de botanische tuinen. Hier hangt een landerige sfeer die helemaal niks te maken heeft met de hectiek van het stadscentrum. En de reis is de moeite waard. Allereerst is er de botanische tuin. Het heeft een mooie kas, maar het echte prijsnummer is de tuin die tegen een heuvel is aangelegd. Het is niet zozeer de tuin die tot de verbeelding spreekt, maar het uitzicht op Praag is onverslaanbaar. Wie naar beneden loopt, komt bovendien langs de wijngaarden. Ze horen bij het enige chateau van de stad: Troja. Het is eind zeventiende eeuw gebouwd en heeft een grote tuin, uiteraard in Franse stijl.

Zo ver van het centrum verwijderd moet je een bus pakken om weer in de bewoonde wereld te komen. Onderweg kom je langs het park Stromovka. Het meest in het oog springend is het Průmyslovy palac, een gigantisch paleis van glas, net als de replica Eiffeltoren op de heuvel van Petřín in 1891 gebouwd voor de tentoonstelling. Het was geliefd bij de communistische partij, die hier van 1948 tot 1970 het jaarlijkse congres hield. Het gebied schijnt vooral in het weekend geliefd te zijn bij de lokale bevolking, doordeweeks maakt het een desolate indruk. Jammer dat er niet meer met zo’n prachtig bouwwerk gebeurt. Het doet qua omvang denken aan Crystal Palace in Londen, of het Paleis van Volksvlijt in Amsterdam, twee bouwwerken die niet meer bestaan. Herontwikkel dit gebied en je hebt er een toeristische attractie van jewelste bij. Bovendien een mooie manier om die bezoekers eens uit het centrum te krijgen

 

Al was het maar voor een bezoek aan het prachtige museum voor twintigste-eeuwse kunst, dat vanwege de ligging off the beaten track gauw vergeten wordt. Het museum is gevestigd in het Veletržní palác, het gebouw geldt als een hoogtepunt van het functionalisme. Het ging open in 1928 en had in Le Corbusier zelfs een grote fan. Het is vooral de collectie Franse negentiende-eeuwse kunst die de meeste aandacht krijgt, maar het gebouw is net zo’n bijzondere attractie. Wie op de eerste verdieping de eerste zaal betreedt wordt automatisch naar een schilderij van Gustav Klimt (een hoogtepunt uit de collectie) getrokken: een prachtig beeld.

DSC_2234X (428x640)

DSC_2248

DSC_2241

DSC_2136

DSC_2141 (428x640)

DSC_2142

DSC_2144

DSC_2145 (428x640)

DSC_2153

DSC_2158 (416x640)

DSC_2162

DSC_2170 (428x640)

DSC_2172

DSC_2186 (428x640)

DSC_2177X

Off the beaten track: de replica van de Eiffeltoren op de heuvel Petřín, de botanische tuin in Troja en het enige chateau van Praag, waar je je in Frankrijk waant.

Wil je echt weg uit de drukte van het centrum, dan kan je ‘s morgens de boot pakken naar Troja. Het is tochtje van anderhalf uur, waarbij je twee sluizen door moet. Het is een typisch Praags dagje uit voor het hele gezin: naar de dierentuin en de botanische tuinen. Op de boot neemt menig vader al een pint Tsjechisch bier. Vanaf de aanmeerplaats in Troja is het een kwartier lopen naar de ingang van de botanische tuinen. Hier hangt een landerige sfeer die helemaal niks te maken heeft met de hectiek van het stadscentrum. En de reis is de moeite waard. Allereerst is er de botanische tuin. Het heeft een mooie kas, maar het echte prijsnummer is de tuin die tegen een heuvel is aangelegd. Het is niet zozeer de tuin die tot de verbeelding spreekt, maar het uitzicht op Praag is onverslaanbaar. Wie naar beneden loopt, komt bovendien langs de wijngaarden. Ze horen bij het enige chateau van de stad: Troja. Het is eind zeventiende eeuw gebouwd en heeft een grote tuin, uiteraard in Franse stijl.

Zo ver van het centrum verwijderd moet je een bus pakken om weer in de bewoonde wereld te komen. Onderweg kom je langs het park Stromovka. Het meest in het oog springend is het Průmyslovy palac, een gigantisch paleis van glas, net als de replica Eiffeltoren op de heuvel van Petřín in 1891 gebouwd voor de tentoonstelling. Het was geliefd bij de communistische partij, die hier van 1948 tot 1970 het jaarlijkse congres hield. Het gebied schijnt vooral in het weekend geliefd te zijn bij de lokale bevolking, doordeweeks maakt het een desolate indruk. Jammer dat er niet meer met zo’n prachtig bouwwerk gebeurt. Het doet qua omvang denken aan Crystal Palace in Londen, of het Paleis van Volksvlijt in Amsterdam, twee bouwwerken die niet meer bestaan. Herontwikkel dit gebied en je hebt er een toeristische attractie van jewelste bij.

Bovendien een mooie manier om die bezoekers eens uit het centrum te krijgen. Al was het maar voor een bezoek aan het prachtige museum voor twintigste-eeuwse kunst, dat vanwege de ligging off the beaten track gauw vergeten wordt. Het museum is gevestigd in het Veletržní palác, het gebouw geldt als een hoogtepunt van het functionalisme. Het ging open in 1928 en had in Le Corbusier zelfs een grote fan. Het is vooral de collectie Franse negentiende-eeuwse kunst die de meeste aandacht krijgt, maar het gebouw is net zo’n bijzondere attractie. Wie op de eerste verdieping de eerste zaal betreedt wordt automatisch naar een schilderij van Gustav Klimt (een hoogtepunt uit de collectie) getrokken: een prachtig beeld.

DSC_2193 (428x640)

DSC_2203X

DSC_2202X (428x640)

DSC_2194

DSC_2317X (428x640)

DSC_2313

DSC_1552X

DSC_1542

DSC_1556X

Op de bovenste foto de top van het Průmyslovy palac, daaronder het Veletržní palác. Daaronder kubistische architectuur en op de onderste foto’s de televisietoren van Žižkov, inclusief de baby’s van David Černý.

Zelfs het kubisme heeft z’n sporen nagelaten in de architectuur van Praag, al is het op kleine schaal. Aan de Neklanova, een straat aan de voet van de heuvel waarop de burcht Vyšehrad, vind je een paar kubistische bouwwerken. Ze zijn voor het merendeel vlak voor de Eerste Wereldoorlog gebouwd, wat meteen de geringe invloed van deze stijl op de rest van de architectuurgeschiedenis verklaart: na de Eerste Wereldoorlog waren het andere stromingen die de overhand kregen.

Voor het Praag van na de Tweede Wereldoorlog moet je naar buitenwijken van de stad. In buurten waar menig toerist niet komt. Maar de televisietoren in Žižkov torent zo hoog boven Praag uit dat het bouwwerk niet te missen is. Met de bouw werd in 1970 begonnen, maar het was pas in de jaren negentig af. Van het oorspronkelijke doel, de televisie-uitzendingen uit het westen blokkeren, zal tegen die tijd weinig meer over zijn geweest. Het is, met z’n 216 meter, een indrukwekkend hoog gevaarte dat tegenwoordig voornamelijk dienst doet als uitzichtpunt. In de ruimtes bovenin de toren zitten restaurants gevestigd. Het zicht vanaf de grond is overigens niet minder opvallend: sinds enige tijd wordt de toren gesierd door gigantische, omhoog kruipende baby’s van de kunstenaar David Černý. Het was bedoeld als tijdelijk kunstwerk, maar ze bevielen de Praagse bevolking zo goed dat ze zijn gebleven. Een beetje macaber is het wel, maar in een park op Kampa zijn drie van de baby’s van dichtbij te bewonderen en ze zijn mateloos populair; kinderen gebruiken ze als klimtoestel.

Langs de oever van de Moldau, enigszins ten zuiden van het stadscentrum, staat een van de modernste gebouwen van Praag: het Tančicí dům. Het dansende huis heeft als bijnaam Fred & Ginger en is mede ontworpen door Frank Gehry. De meningen erover zijn verdeeld. Ik mag Gehry wel. Z’n stijl is uit duizenden herkenbaar en is speels, iets dat ik wel kan waarderen. Het Massachusetts Institute for Technology in Boston en het Neuer Zollhof in Düsseldorf zijn leuke bouwwerken, al worden beiden geplaagd door problemen met de ventilatie. Is dit de toekomst van de architectuur van Praag? Ik denk van niet. Mijn reisgids is niet bepaald positief over Tančicí dům: ‘it represents the worst excesses of post-Communist architecture that plagued Czech cityscapes in the 1990’s. It would not get planning permission in today’s Prague, which quickly smartened up about its historical heritage in the late 1990’s.’ Ik betwijfel of de architectuur uit de communistische tijd zoveel beter is. Ik denk terug aan de blokkendoos waar ik in 1999 verbleef, en het uitzicht op de parkeerplaats, met aan de overkant nog veel meer blokkendozen. Of de buurt waar mijn hotel staat, Žižkov, met menig bouwwerk dat in die stijl is neergezet.

Toch. Een rotte peer in de moderne architectuur, op een stad met miljoenen bouwwerken. Er zijn steden die het minder goed doen.

DSC_1758

DSC_1762 (428x640)

DSC_1769X

Verguisd en geliefd: het Tančicí dům.

This entry was posted in Foto's, Reizen and tagged , , . Bookmark the permalink.