Het is weer die tijd van het jaar. Die periode van het jaar dat ik zonder enige schaamte op mijn iPod de Songfestivalplaylist opzoek en met veel plezier draai. Zwelgen in de meest drakerige popmuziek die er is gemaakt. Ja, alleen nu kan het en durf ik zonder ironie te zeggen dat ik de muziek nog leuk vind ook. Het is een periode die hooguit een paar weken duurt, al zijn er mensen die het hele jaar door Songfestivalmuziek draaien. Ik raad iedereen aan bij deze mensen ver uit de buurt te blijven.
Het fijne is dat het Songfestival zich perfect leent voor lijstjes. De lijst met winnaars vanaf 1956 alleen al (ik ken alle winnende landen uit het hoofd, bij de meeste met de juiste artiest en songtitel). Daar zitten prachtige winnaars bij. En bij de niet-winnende liedjes zit nog veel meer moois. Songfestivalmuziek is bijna een genre op zich. Het bestaat in een geheel eigen universum, blissfully unaware van alle muzikale trends in de grote boze buitenwereld. Maar de állerbeste liedjes weten het Songfestival te ontstijgen en bereiken een evergreen status. Waarmee ik niet wil zeggen dat deze top-10 uit onverwoestbare kwaliteitsmuziek bestaat. Ja, ik weet het, Zweden is oververtegenwoordigd. Ik ben nu eenmaal een sucker voor aalgladde, superslim geproduceerde hitjes. En de Nederlandse winnaars ontbreken. Ik vind ze niet sterk genoeg. Niemand zet Ding-a-Dong voor z’n plezier op. Echt. Niemand. Ik had graag Hemel en Aarde van Edsilia Rombley of Calm After the Storm van The Common Linnets hier genoemd, maar iedereen weet: die hebben niet gewonnen (al zou dat in beide gevallen wel verdiend zijn geweest). Toch durf ik met stelligheid te zeggen dat aan de top-3 niet valt te toornen. Al heb ik ABBA daar net buiten gelaten.
10. Udo Jürgens – Merci Chérie (Oostenrijk, 1966)
Dan maar meteen met de billen bloot. Merci Chérie is een guilty pleasure in optima forma. De voornaamste reden: de orkestpartij. Ik moet bekennen dat ik de andere inzendingen van het Songfestival van 1966 niet ken, maar ik kan me moeilijk voorstellen dat er een compositie is met een betere muzikale begeleiding. Luister alleen al naar dat pianoriedeltje en die strijkers, net nadat de Oostenrijkse zanger ‘die liebe, die liebe allein’ heeft gezongen. Geen wonder dat Jürgens won, de enige Oostenrijkse overwinning tot Conchita Wurst in 2014. Jürgens zou later dat jaar plotseling overlijden aan een hartaanval (wat geen toeval kan zijn). Op mijn iPod staat Merci Chérie in mijn 60’s playlist perfect tussen Lea van The Cats en Vésoul van Jacques Brel. Brellisten zullen dat heiligschennis vinden, maar de schlagerzanger tussen de Volendamse palingpop en het Franse chanson, twee andere typisch Europese bijdragen aan de wereldmuziek, dat past perfect.
9. Ell & Nikki – Running Scared (Azerbeidzjan, 2011)
Songfestivalafficionado’s, althans degene die ik ken, plaatsen Running Scared steevast in de onderste regionen van favoriete inzendingen. Ergens begrijpelijk; het is niet camp, het duo zong tijdens de live uitzending niet bepaald zuiver en dan is het ook nog de inzending van Azerbeidzjan, een land waarvan je je kunt afvragen of het wel in Europa ligt (nouja, dat liggen Israël en Australië ook niet). Toch, het is een perfect popliedje. Die strategisch geplaatste ‘oh-oh ohs’, de stotterende synthesizer die elk refrein op de achtergrond te horen is: aan alles hoor je dat er heel goed over deze song is nagedacht. Zweeds vakwerk. Azerbeidzjan moest en zou het Songfestival een keertje winnen. De oliestaat mag er dan een paar ton aan Manats tegenaan hebben gegooid: het land heeft z’n plaats in de annalen van het Songfestival verdiend. Zelfs Douwe Bob lijkt het liedje te kennen; hij citeert Running Scared in zijn bijdrage Slow Down.
8. Helena Paparizou – My Number One (Griekenland, 2005)
Ik wilde iets uit de jaren nul in deze top-10 hebben, maar dat valt niet mee. Het waren de donkere jaren van het festival, waar het Oostblok de macht leek te hebben gegrepen. Griekenland had in dat geweld het geluk dat het politiek, geografisch én muzikaal zowel tot West- als Oost-Europa gerekend kan worden. Vandaar dat het land het in die jaren formidabel deed; van 2001 tot en met 2011 eindigde het land maar twee keer buiten de top-10. In 2005 won Helena Paparizou zelfs. De formule was geslepen; veel van de Griekse inzendingen waren een melting pot van allerlei muzikale stijlen. De melodielijn van My Number One is deels Enrique Iglesias’ Rhythm Divine, deels een Balkantraditional, de bouzouki en lier zijn traditioneel en de beats zorgen ervoor dat de song ook in de nachtclubs aan de Griekse kust gedraaid kan worden. Aan iedere noot is te horen: hier is goed over nagedacht. Nu de stofwolken van een decennium met matige winnaars zijn opgetrokken zijn er maar twee die fier overeind blijven: de Noorse Alexander Rybak, en Paparizou.
7. Herreys – Diggi-Loo Diggi-Ley (Zweden, 1984)
Veel winnaars uit de jaren tachtig zijn vergeten. Riva met Rock Me en Corinne Hermès met Si La Vie Est Un Cadeau: alleen de diehard songfestivalkenners herkennen ze. Terwijl de jaren tachtig toch het decennium van de schaamteloos catchy popmuziek is. Er is een reden dat popsterren van Taylor Swift tot Carly Rae Jepsen en van Katy Perry tot Ellie Goulding blijven meeliften op de jarentachtigrevival. Diggi-Loo Diggi-Ley is natuurlijk een onzinhit van jewelste, waarmee het een ultieme songfestivalinzending is. Titels als Boom-Bang-a-Bang, La La La en Ding-a-Dong zijn meerdere keren de snelste weg naar de overwinning gebleken. Komt nog bij dat de Herreys, drie mormoonse broers, er zó keurig uitzagen dat niemand er aanstoot aan kon nemen. Wel kregen ze van een andere Zweedse songfestival als bijnaam ‘de dansende deodorants’. Dat hebben de broers er wel voor over gehad.
6. Anne-Marie David – Tu te Reconnaîtras (Luxemburg, 1973)
De vroege jaren zeventig waren de hoogtijdagen van het Songfestival. En van die jaren is de editie van 1973 het sterkste bezet. Cliff Richard werd derde met Power to All Our Friends, Mocedades eindigde als runner-up met Eres Tú en de Franse, maar namens Luxemburg deelnemende Anne-Marie David won met Tu te Reconnaîtras. Het verschil tussen de nrs. 1 en 3 was maar zes punten, dus laten we 43 jaar later kijken of die uitslag terecht is. Alle drie werden het grote hits (Eres Tú haalde zelfs de Amerikaanse top-10) en alle drie zijn het meezingers. Ik denk dat de muzikale begeleiding van David en Mocedades net iets sterker is dan bij Richard, dus de derde plek voor Cliff is terecht. Maar hoe prachtig ik Tu te Reconnaîtras ook vind, eigenlijk had Mocedades moeten winnen. Luxemburg had een thuisvoordeel, het had in 1972 met Vicky Leandros gewonnen. Dat, of het staande slot met die uithaal van David, moet het verschil hebben gemaakt. Hoe belangrijk een hoge uithaal is kan Gerard Joling ons vertellen. En Justine Pelmelay.
5. Frida Boccara – Un Jour, Un Enfant (Frankrijk, 1969)
In het Romeinse Rijk is 69 het vierkeizerjaar. In de Songfestivalwereld is 1969 het jaar van de vier winnaars. Een van die vier was de Eindhovense Lenny Kuhr, dus daar heb ik altijd een zwak voor gehouden. Maar ik val nog net iets meer voor deze gedragen ballade waarmee de Franse, maar in Marokko uit Tunesische ouders met Italiaanse en joodse wortels geboren (volgt u het nog?) Frida Boccara namens Frankrijk meedeed. En óók won. De muziek is vol dramatiek, de tekst is weinig substantieel en gaat over het met verwondering naar de wereld kijken door de ogen van een kind. Maar de overtuiging en het timbre waarmee Boccara zingt doen denken aan Edith Piaf. Un Jour, Un Enfant werd niet eens een hit in Nederland, maar het vormde wel een blauwdruk voor chansons in Boccara’s verdere carrière. Een paar maanden later haalde het eveneens zwaar georkestreerde Cent Mille Chansons wel de Nederlandse top-10. Terecht; Cent Mille Chansons is bloedmooi.
4. ABBA – Waterloo (Zweden, 1974)
Bij het maken van deze top-10 was ik Waterloo aanvankelijk vergeten. Dat klinkt absurd, maar waar alle andere songfestivalwinnaars wonnen met het beste liedje uit hun carrière, heeft ABBA na Waterloo nog veel betere en grotere hits geschreven. ABBA zette met Waterloo simpelweg een formule neer die het in latere jaren perfectioneerde en sindsdien door diverse succesvolle Zweedse popacts is gekopieerd: de muziek is altijd herkenbaar, maar klinkt nooit gedateerd. Neem alleen Waterloo al dat, zeker als je de uitvoering op de avond zelf (die outfits!) erbij ziet, een hoog glamrockgehalte heeft: typisch 1974. Later flirtte het kwartet met muziektrends als disco en synthipop. Afgezien van de muziek – het stampende ritme, de saxofoons en die pianoriedel – is het de tekst die zo heerlijk is: ‘my my, at Waterloo Napoleon did surrender. Oh yeah, I have met my destiny in quite a similar way.’ De slag bij Waterloo als metafoor voor totale overgave in de liefde, in dat typisch Zweedse schoolboekenengels. Ik ga nog altijd overstag.
Waterloo kreeg geen punten van de jury van Frankrijk. Niet omdat de Fransen een liedje met de titel Waterloo niet konden waarderen, maar omdat het land niet meedeed na het plotselinge overlijden van president Georges Pompidou.
3. Loreen – Euphoria (Zweden, 2012)
Euphoria is niet alleen by far het beste liedje van 2012, het is het beste liedje van de laatste vijftien jaar Songfestival, period. De reden? Euphoria overstijgt op alle fronten de songfestivalparafernalia. Waar de gemiddelde winnaar tegenwoordig nog amper de hitlijsten haalt, was Euphoria een pan-Europese hit: het stond in achttien landen op de eerste plaats en haalde in nog eens negen andere landen de top-3. In Nederland was het de op drie na grootste hit van het jaar. Dat het zo’n megahit werd is niet vreemd; het is een platte eurohouse stamper (op de plaatselijke kermis achter mijn ouderlijk huis was het in de zomer van 2012 minimaal één keer per uur te horen) met een titel die precies het doel van de song omschrijft: de luisteraar een euforisch gevoel geven. Zo simpel kan popmuziek zijn. Jammer dan dat Loreen haar oorspronkelijke succes vooralsnog geen vervolg heeft kunnen geven, al komt later dit jaar haar tweede album uit.
Wat Loreen extra sympathiek maakt is dat ze in 2013 aan de BBC vertelde dat Anouk haar favoriete inzending voor die editie van het Songfestival was.
2. Eimear Quinn – The Voice (Ierland, 1996)
Nog een bekentenis. Ik heb tot ver in mijn puberteit een nogal hoge stem gehad. Ik zat er niet zo mee, al gebeurde het geregeld dat als ik de telefoon opnam ik de vraag kreeg ‘of mijn man thuis was.’ Ik heb het ijl hoog gezongen The Voice dan ook nog lang kunnen meezingen. Ja, echt waar. Ierland wilde na drie keer in vier jaar tijd te hebben gewonnen écht niet nog een keer winnen en dus stuurden ze een traditionele folksong die kansloos zou zijn. Eimear Quinn won met overmacht. Vermoedelijk waren de Ieren even vergeten dat ze twee jaar eerder op het Songfestival Riverdance als interval-act hadden opgevoerd, één van de aanjagers van een revival van traditionele Ierse muziek in de jaren negentig. Indertijd vervloekte ik het land voor wéér een songfestivaloverwinning (ik was niet de enige want Ierland heeft sindsdien nooit meer gewonnen) maar als folkie moet ik toegeven: The Voice is en blijft prachtig. Al kan ik het niet meer zingen.
1. France Gall – Poupée de Cire, Poupée de Son (Luxemburg, 1965)
Het succes van Poupée de Cire, Poupée de Son is allereerst het succes van France Gall. Maar de echte kenners weten dat het aandeel in het succes van meester-provocateur en songschrijver Serge Gainsbourg minstens zo groot is. Hij is het die in de tienerzangeres Gall het perfecte vehikel zag om zijn liedjes, vol met dubbele bodems en seksuele toespelingen, aan een groot publiek te presenteren. Poupée de Cire, Poupée de Son is zijn meesterwerk: Gall zingt hierin dat ze een mooi popje is dat een liedje zingt, zonder de dubbele betekenis van de tekst door te hebben: een popje is ook een marionet, aangestuurd door de muziekindustrie. Daarnaast, die tieners die de plaatjes kopen, weten die eigenlijk wel waar de muziek over gaat? Zijn die niet net zo goed marionetten? En dan die muziek. Het intro op dwarsfluit is uit duizenden herkenbaar. Frankrijk zag de potentie van Poupée de Cire, Poupée de Son niet en dus weken Gall en Gainsbourg uit naar Luxemburg, dat het Songfestival met gemak won. Een jaar later was de samenwerking subiet over toen de songschrijver z’n hand overspeelde door Gall Les Sucettes te laten zingen. Wie de videoclip ziet, begrijpt meteen waarom.