Tussensprint

Voor de lockdown, en voordat m’n linkerknie opspeelde, liep ik drie per week een rondje hard. Ik had drie vaste routes: langs het kanaal richting Geldrop, rond de Karpendonkse Plas en over het TU-terrein. Alle rondjes waren (min of meer) vijf kilometer. Ik zou in potentie makkelijk voor een halve marathon kunnen trainen, maar dat zoek ik niet. Ik ren om fit te blijven.

Op het rondje om de Karpendonkse Plas ben ik wel eens beroemdheden tegengekomen. Henk Krol bijvoorbeeld, die daar op een zondagochtend een ommetje liep. We groetten elkaar vriendelijk. En, die vind ik leuker, Hirving Lozano. De supersnelle PSV-spits wandelde met z’n kindje op de arm, z’n vrouw naast ‘m. Het was pas toen ik ‘m voorbij liep en achterom keek dat ik zag wie het was, maar ik kan nu wel zeggen ‘dat ik Lozano ingehaald heb’.

Na een tijdje begon ik last te krijgen van m’n linkerknie. Een fysiotherapeut bij de hardloopwinkel keek ernaar en het oordeel was duidelijk. Door het skaten (ik zet af met m’n linkervoet) was m’n knie een beetje scheef gaan staan. Geen groot probleem en eenvoudig te verhelpen. Hij verwees me door naar een podotherapeut. Dat duurde allemaal wat langer dan gedacht, maar sinds een maandje of vijf loop ik weer een paar keer per week hard. Helaas haal ik niet meer de tijden die ik twee jaar terug liep; het verval lijkt te zijn ingezet.

Vrijdagochtend liep ik weer m’n rondje om de Karpendonkse Plas. Ik ren dan eerst van m’n huis naar de Berenkuil, het rondje om het meertje zelf zal hooguit twee kilometer zijn. Toen ik bij de plas aankwam, zag ik een stuk of dertig fietsen staan, plus twee mannen in trainingspakken met stopwatches. Leuk, dacht ik, misschien haal ik nog wat scholieren of studenten in.

Ik kwam geen andere hardlopers tegen, maar tegen het einde van m’n rondje zag ik over een grasveld een jonge gast mijn kant op rennen. Blijkbaar hadden deze studenten een andere route genomen, maar lag de finish bij het punt waar de fietsen stonden, en waar ik ook langs moest. Eerst dacht ik dat ik een mooi richtpunt voor de student zou zijn, dus ik voerde het tempo een beetje op. Maar hij naderde sneller dan me lief was, en toen ik een hoek omsloeg en de finish in zicht kwam, was hij wel heel dichtbij gekomen. Dat zag z’n trainer ook.

‘Haal ‘m in,’ riep hij lachend naar de jongen achter me.
Dat kon ik niet over m’n kant laten gaan. Ik heb dan niet meer de conditie van twee jaar terug, ik laat me niet inhalen door een puber. Ik keek achterom, beet op m’n tanden en zette de turbo aan. Ik bleef de jongen met gemak voor, tot hilariteit van de trainer en de andere studenten.
Terwijl ik het park uitliep, riep een studente me na: ‘Succes!’

Dat had ik nodig, want de rekening voor m’n tussensprint kreeg ik de laatste anderhalve kilomter gepresenteerd. Ik ben geen 37 meer.

This entry was posted in Eindhoven and tagged , . Bookmark the permalink.