Kleuter

Het heeft een paar nichtjes en een neefje geduurd, maar nu weet ik het zeker: de kleuterleeftijd is de leukste leeftijd. Oud genoeg om een fatsoenlijk gesprek te kunnen voeren en om meegevoerd te worden in de fantasiewereld van een kind van die leeftijd (en terug te denken aan je eigen jeugd), maar te jong om wijsneuzerige praatjes te krijgen.

Ik kwam daar afgelopen paasweekend achter. Omdat m’n ouders gaan verhuizen, mogen alle vier nichtjes én het ene neefje nog één keer bij opa en oma in het grote huis logeren. De jongste drie, Lise (8), Sophie (6) en Sjors (5) komen met z’n allen, omdat het zulke goede vriendjes zijn. Ik was er ook bij, want ik zie de kinderen veel te weinig, en omdat er pannenkoeken op het menu stonden. Ik had goede gesprekken met Sjors. Ik geef ‘m een beetje extra aandacht omdat het de enige jongen én de jongste van de hele bups is; ik weet hoe klote dat is.

Daarnaast kletste ie me de oren van de kop.

Dat begon al in de speeltuin, waar een groot speeltoestel in de vorm van een schip tot de verbeelding sprak.
‘Een echt piratenschip,’ verklaarde m’n neefje verrukt.
‘Owja?,’ vroeg ik nieuwsgierig. Ik wilde, zoals een piraat betaamt, ‘ARRRRRR!!!’ roepen, maar daar kreeg ik de kans niet voor.
‘Ja, want hier was vroeger zee en toen die is verdwenen is het piratenschip vast komen te zitten,’ legde hij uit. Ter illustratie maakte hij er een sissend geluid bij, alsof het schip zich vacuüm had gezogen in het zand van de zandbak.
‘Waar de gaten zitten, zat vroeger glas. En weet je waarom ik kan zien dat dit een écht piratenschip is? Omdat het hout hier groen is,’ ging hij verder.
‘Ah,’ zei ik begrijpend, ‘dat komt natuurlijk van het zeewater. Ik snap het helemaal.’

Ik dacht aan m’n op-één-na oudste nichtje dat, toen ze zo oud was als Sjors, de iPad chronologisch vóór de televisie had geplaatst. Wat ik evolutionair gezien helemaal niet zo onlogisch vind.

‘s Avonds aten we pannenkoeken, met soep vooraf.
‘Kippenvlees komt van de kip, rundvlees komt van het rund, varkensvlees van het varken en soepvlees van de soep,’ probeerde ik.
‘Ja ja,’ zei Lise spottend.
Dat je van pannenkoeken groot en sterk wordt, gelooft ze niet meer; ondanks mijn toch niet geringe 1 meter 88 aan bewijsmateriaal. Dat de pannenkoeken van opa echt heel vies zijn, zoals ik standaard beweer, gelooft ze evenmin: ‘Daar trappen wij niet meer in hoor.’
‘Wij’ omdat Lise ook spreekt namens haar nichtje (en hartsvriendin) Sophie. Twee handen op één buik.
‘Tja, dan moet je het zelf weten,’ riep ik gespeeld verontwaardigd. ‘Maar zeg niet dat ik je niet heb gewaarschuwd.’

M’n neefje was er niet helemaal gerust op. Nadat iedereen een eerste pannenkoek met stroop (of, in het geval van Sjors, een stroop met pannenkoek) had gegeten, kwam ie op me af lopen.
‘Papa?,’ versprak ie zich eerst, tot grote hilariteit van z’n zus en nichtje. Hij herpakte zich.
‘Guido, zijn de pannenkoeken echt vies?,’ vroeg hij, z’n blik verlegen naar beneden gericht.
‘Heb je er al eentje op?,’ antwoordde ik.
Dat bleek het geval.
‘Was ie vies?,’ vroeg ik.
‘Nee,’ zei hij lachend.
‘Dan zijn ze toch lekker?,’ legde ik uit.
‘Ja,’ antwoordde hij.

Opgelucht liep hij terug naar de eettafel. Op naar een volgende stroop met pannenkoek. Een lekkere.

This entry was posted in Overig. Bookmark the permalink.