Labyrint

Ik was een paar dagen in Londen. Eerlijk gezegd wist ik niet waarom ik per se een stedentrip naar Londen wilde maken. Of nouja, eigenlijk wel. Het verlangen stamde van eind februari. Terwijl Nederland heel langzaam alle coronamaatregelen ophief (weet u het nog? De vergislockdown van december en januari?), was in Engeland alles weer terug bij het Oude Normaal. Het voelde als een andere wereld en ik wilde weg uit de hysterie. Toch wachtte ik uiteindelijk nog een paar maanden; je wilt ook een beetje mooi weer hebben.

M’n laatste bezoek aan Londen was inmiddels negen jaar geleden, dus het was tijd voor een hernieuwde kennismaking. Daarvoor kwam ik er een tijdje elk jaar. Boeken en cd’s kopen, foto’s maken, musea bezoeken (The Wallace Collection bijvoorbeeld, te onbekend).

De stad deed verrassend vertrouwd aan: het is er nog steeds druk, chaotisch, ongeorganiseerd en vooral duur. Londen is belachelijk duur. Dat was altijd al zo, maar nu prijst de stad zichzelf helemaal de markt uit. De metro stinkt als vanouds en overal hangen bordjes: don’t do this, don’t do that. Het meest komisch zijn de bordjes die naar corona verwijzen: nee, u hoeft geen mondkapje meer te dragen, maar denk aan andere reizigers die het prettiger vinden als u er wél één draagt, én – whiplash! – wilt u niet oordelen over reizigers die géén mondkapje dragen want daar hebben ze misschien wel een heel goede reden voor. Ze hangen er uit naam van de ‘Mayor of London’ en ik heb tijdens m’n verblijf best een hekel aan die man gekregen.

En toch, die metro blijft fascinerend. De keurige damesstem die ‘mind the gap’ omroept. De namen van de metrolijnen: Piccadilly, Hammersmith & City, Jubilee, Northern (triviafeitje: Morden, het meest zuidelijk gelegen station van de London Underground, ligt grappig genoeg aan de Northern Line). De namen van de metrostations: Mornington Crescent (tevens de naam van een radiospelletje op de BBC), Burnt Oak, Elephant and Castle; ik wil nog altijd een keertje naar Cockfosters, alleen al vanwege de naam. En natuurlijk de plattegrond, wellicht de bekendste kaart van een metronetwerk ter wereld.

Sinds 2014 heeft de metro er een attractie bij. Vanwege het 150-jarig bestaan, het oudste deel van de Londense Underground werd in 1863 geopend en liep van Paddington naar Farringdon Street, maakte Mark Wallinger een uniek kunstwerk. Of beter: hij maakte 270 unieke kunstwerken. Voor elk metrostation (stations van de Docklands Light Railway mochten niet meedoen) ontwierp hij een labyrint, geïnspireerd op de buurt waar het station is gevestigd. (Er is een verschil tussen een labyrint en een doolhof; een labyrint heeft maar één route, een doolhof heeft verschillende doodlopende paden.)

Die labyrinten hebben verschillende betekenissen. Ze zijn een verwijzing naar het doolhof van metrogangen dat onder de Engelse hoofdstad kronkelt, of metrostations, dat op zichzelf kleine labyrinten zijn, maar waar je altijd de uitgang vindt. Daarnaast verwijzen ze naar Ulysses van James Joyce, een roman die vaker als inspiratiebron heeft gediend voor Wallinger en waarin hoofdpersoon Leopold Bloom een dag door Dublin reist, zoals elke dag duizenden mensen met het openbaar vervoer door de Engelse hoofdstad reizen. Je kunt denken aan Daedalus, die uit het labyrint van de minotaurus probeert te ontsnappen. Misschien wel de duidelijkste verwijzing is die naar het labyrint in de kerk. Het volgen van een labyrint, bijvoorbeeld op de vloer van de kathedraal van Chartres, is een vorm van meditatie en bezinning.

De labyrinten zijn in elf verschillende stijlen, of design families, ontworpen, met namen als Square, Woodcut, Chamfered, Native American en Medieval (de laatste is overduidelijk geïnspireerd op het labyrint uit Chartres). Woodcut is m’n favoriet, van Native American ga ik scheel kijken. Het is leuk om de Easter eggs te spotten. De labyrinten van Camden Town en Aldgate East hebben beiden een funky ontwerp, en dat van Bank lijkt in het centrum een soort kluis te hebben. Een ander labyrint lijkt op een stel hersenen, wat misschien een knipoog is naar het ziekenhuis dat er in de buurt zit. De labyrinten van Kingsbury en Queensbury zijn duidelijk broer en zus van elkaar en het kan niet anders of die afgesloten ruimte in het labyrint van Kennington is een verwijzing naar de loop, een stuk metrolijn waar de trein inrijdt om te kunnen keren; niet toegankelijk voor reizigers.

Ik had me niet voorgenomen om elk labyrint dat ik zou tegenkomen te fotograferen, maar toen ik uitstapte op station Marble Arch liep ik er per toeval tegenaan. De rest van m’n verblijf maakte ik er een sport van het labyrint te spotten en er een foto van te maken (daarin ben ik niet de enige). Het is best lastig, want deel van het spel is dat in elk station slechts één exemplaar hangt, waarbij grote stations soms wel vijf of zes ingangen hebben. Een speurtocht in een speurtocht: het past allemaal in het spel dat Wallinger met de reiziger speelt.

Maar mijn nieuwsgierigheid was gewekt, dus ik bestelde het boek dat in 2014 tegelijk met de onthulling van de 270 kunstwerken was verschenen: Labyrint: A Journey Through London’s Underground by Mark Wallinger. Het is een fantastisch koffietafelboek, met op de omslag het labyrint van Chigwell (uit de design family Medieval), de buurt waar de kunstenaar opgroeide. Elk metrostation staat erin beschreven, met een afbeelding van het labyrint in het station. In de tekst staat niet uitgelegd waarom Wallinger een bepaalde ontwerpkeuze heeft gemaakt. Eerst was ik teleurgesteld, maar eigenlijk maakt het niet veel uit. Je kunt er zo op los fantaseren waarom het ene labyrint heel uitgebreid is, en het andere een stuk kleiner. Heeft het te maken met de bevolkingsdichtheid in de buurt? Met het aantal metro-ingangen? Of het aantal reizigers?

Elk labyrint is genummerd, en aanvankelijk kon ik geen lijn vinden in die nummering. Maar die vraag wordt beantwoord in het boek: de nummering volgt de snelste route door de Londense metro, zoals vermeld in het Guinness Book of Records:

‘The numbering of the artworks refers to the order of stations visited by Andi James, Martin Haze land Steve Wilson on 14 December 2009. They completed the challenge in a record-breaking 16 hours, 44 minutes and 16 seconds, setting out from Chesham at 6:20 am, and finishing at Heathrow Terminal 5 at 11:04 pm.’

Wallinger wilde ‘something slightly nerdy or cult-y’ introduceren. Dat is gelukt, al is het record waarop hij de volgorde heeft gebaseerd in 2013 scherper gesteld. Maar toen was de kunstenaar al aan z’n huzarenstukje begonnen.

This entry was posted in Kunst, Reizen and tagged , , , , . Bookmark the permalink.