Ik heb een zwak voor de Franse band Phoenix. In de eerste plaats omdat het de groep is met het grilligste carrièreverloop dat ik ken. Veruit de meeste bands breken door met een sterke debuutplaat en weten met de volgende albums dat succes te consolideren. Phoenix begon ook zo. In 2000 debuteerde de groep met het album United: tien liedjes die waren geïnspireerd door jarentachtigfunkpop, met geheide floorfillers als Too Young en If I Ever Feel Better. Het was de tijd van Daft Punk, Air, Dimitri from Paris, Modjo, Cassius en Mr Oizo; alles wat Frans was en maar een beetje als dance klonk, vond een gewillig luisterend oor bij het gezamenlijke muziekjournaille. Dat Phoenix een gitaarband (wel met toetsenist) was, en een mix van pop en funk à la Prince bracht, maakte niet uit.
Daarna werd het stil rond Phoenix, om pas in 2004 met een opvolger te komen. Tegen die tijd werkte ik op de muziekafdeling van de bibliotheek in Eindhoven. Regelmatig draaide ik de tien liedjes van Alphabetical op de afdeling. Wat minder synths dan op het debuut, maar met sterke singles als Everything Is Everything, Run Run Run en (You Can’t Blame It On) Anybody. De rest van het album was minder interessant. De groep had zelfs geen leuke, unieke b-kantjes. Ik heb de single van Everything Is Everything; voor de b-kant werd een albumtrack gekozen. Weinig spannend. Het riep bij mij de vraag op: had de groep hier nou vier jaar aan gewerkt? Een album met welgeteld een handvol geslaagde tracks?
Ik liep rond die tijd stage bij Radio 1. Door een samenloop van omstandigheden mocht ik de muzieksamenstelling van het programma voor m’n rekening nemen en ik koos geregeld voor die gelikte singles van Phoenix: If I Ever Feel Better, Run Run Run of Too Young. En elke keer als die werden gedraaid, kreeg de redactie enthousiaste mailtjes en telefoontjes (geen idee waar ze ons telefoonnummer vandaan haalden): welke band was dit?
Ik zag Phoenix live, op Haldern Pop in 2005. Ze hadden de vreemdste soundcheck die ik ooit heb gehoord. Voor het optreden sprak een roadie minutenlang het assortiment van een Franse groentewinkel in de microfoon: ‘orange. Banana. Pomme. Fruit de passion.’ Niet één keer, maar meerdere keren. Het fruit werd zelfs een beetje melig. Wel een superstrakke show; ze speelden de liedjes van hun twee albums perfect na. Knap, maar ook saai.
Ik dacht dat Phoenix na een tijdje uit elkaar zou gaan. Gitaargroepjes werden aan het einde van het eerste decennium van deze eeuw steeds minder populair en derde album It’s Never Been Like That uit 2006 deed het weer minder goed dan de vorige plaat. Het was het meest gitaargerichte album van de band, met single Long Distance Call als bescheiden radiohitje. Phoenix raakte hun platencontract kwijt; menig muziekjournalist schreef ze af.
Maar Phoenix deed z’n naam eer aan en herrees uit z’n as. Die synthesizer die op eerdere platen slechts een bijrol vervulde, werd flink naar voren gehaald in het bandgeluid op hun vierde album Wolfgang Amadeus Phoenix. Hierdoor paste Phoenix perfect in de hausse van synthpop die eind jaren nul populair werd: minder gitaren, meer zware bassynths, en dansbaar als altijd. Zoals Stereogum schreef: ‘a sound composed of guitars that feel like synths and synths that feel like strobe lights.’
Phoenix maakte een enorme comeback. Niet in Europa, daar bleef de populariteit aanvankelijk sluimeren zoals het die al een jaartje of tien deed. Nee, de groep brak nu groot door in Amerika, waar singles als Lasso, Fences, 1901 en Lisztomania (goede titel) grote alternatieve hits werden. Zo groot zelfs, dat toen regisseur Richard Linklater voor z’n film Boyhood muziek nodig had om het jaar 2009 te illustreren, hij voor 1901 van Phoenix koos.
Ineens was Phoenix de hipste band van Amerika (en dus van de wereld): twee liedjes van Wolfgang Amadeus Phoenix (het prachtig melancholieke, soundscape-achtige Love Like A Sunset Part 1 en 2, de twee tracks van Phoenix die ik by far het meest heb gedraaid) werden gebruikt in de film Somewhere, geregisseerd door Sofia Coppola, al sinds jaren het liefje van Thomas Mars (het verhaal gaat ze elkaar hebben leren kennen ten tijde van Coppola’s debuut The Virgin Suicides. Air maakte voor die groep de soundtrack en de vocalen op Playground Love zijn van Mars).
Een naar stemmetje in m’n achterhoofd zegt dat die relatie de belangrijkste reden voor het succes van de groep in Amerika was. Omdat het er in de States namelijk niet om gaat wie je bent, maar om wie je ként. Eega van Coppola zijn staat goed, zeker als je partner regelmatig de muziek van je band in haar films gebruikt (ook in Lost in Translation, The Bling Ring en On The Rocks (de enige film waarbij ik in de bioscoop in slaap ben gevallen), maar vreemd genoeg niet in Coppola’s meest Franse film, Marie Antoinette).
Phoenix speelde nu op grote festivals wereldwijd: headliner op Coachella en Lollapalooza in Amerika, en vanwege dat grote succes in Amerika groeide ook de populariteit in Europa weer, met spots op Reading en Leeds in Engeland, Hurricane in Duitsland en Rock Werchter in België als gevolg. Tijdens hun tournees vulde de groep zalen van het formaat Heineken Music Hall. Nederland bleef terra incognita voor de band.
In 2013 kwam vijfde album Bankrupt! uit, door Stereogum omschreven als het album dat een groep uitbrengt ná de grote doorbraak, wat vrij ironisch was voor een groep die op dat moment al ruim een decennium eerder (soort van) was doorgebroken in Europa. Solide, maar veilig, met opnieuw een paar sterke singles (Entertainment, Trying To Be Cool en S.O.S. In Bel Air), en voor de rest een stel minder interessante albumtracks. Eigenlijk zoals de groep ze al jaren maakte (al had het fruit uit de soundcheck op Haldern inmiddels z’n plek gevonden als artwork van de lp en singles). Tien liedjes, met nóg meer plaats voor de synthesizer, tailor made voor de grootste poppodia. En voer voor discussies op internet: want is Bankrupt! nou Phoenix’ J-Pop- of K-Pop-album?
Was er nog discussie of Bankrupt! Phoenix’ ode aan de Japanse of de Koreaanse popmuziek, bij Ti Amo uit 2017 was daar geen twijfel meer over. Een onverbloemde liefdesverklaring aan de Italo disco van de jaren tachtig. Albumopener J-Boy (pas na een paar keer draaien viel me op dat die titel een afkorting is van ‘Just Because Of You’) begint al met een analoog klinkende, ouderwetse synthesizerbas. De gitaren, voor zover nog aanwezig, klinken vervormd als wazige synths, de teksten staan vol verwijzingen naar Italië: Tuttifrutti, Fior Di Latte, Via Veneto en Telefono. Die stijl was zelfs doorgetrokken in de briljante videoclips; in J-Boy lijkt het alsof Phoenix een optreden verzorgt in een Italiaanse talkshow in de jaren tachtig, en in de titelsong kijken de bandleden in een bioscoop naar La Dolce Vita.
Ti Amo was een conceptalbum. Zoals Wolfgang Amadeus Phoenix en Bankrupt! hun J-Pop/K-Pop-albums waren, zo is Ti Amo een ode aan die zwoele, hete zomeravonden aan de Italiaanse kust. Bezoekjes aan de disco, eerste vriendinnetjes.
Dat een groep goed nadenkt over een concept en dit vervolgens perfect uitvoert in tekst, muziek én beeld, maakt dat ik Phoenix zo leuk vind. Voor elke nieuwe plaat passen ze het bandgeluid een klein beetje aan, maar tóch klinkt het als Phoenix. Want de liedjes van Ti Amo hadden ook best op United kunnen staan, maar dan in een ander arrangement.
Eerder deze maand verscheen Alpha Zulu. Het concept is diffuus, behalve dan dat de band het album opnam tijdens de coronacrisis en als studio het Musée des Arts décoratifs in Parijs had gekozen. Volgens de band zijn ze daardoor bij het schrijven beïnvloed door alle mooie kunst. Wel heeft het album weer een unieke sound (die lekker dof galmende drums) en, inmiddels net zo’n trade mark voor de band: exact tien songs.
Alpha Zulu telt tien tracks, zoals elk album van Phoenix exact tien liedjes telt (ik vermoed dat de band daarom Love Like A Sunset op Wolfgang Amadeus Phoenix in tweeën heeft gehakt), en daardoor ook altijd een aangename lengte heeft van nog geen veertig minuten. Aan unieke b-kantjes heeft de groep dus nooit gedaan (al was er wel voor Record Store Day in 2018 een shaped vinyl, Monologue, wat een outtake van de opnamesessies van Ti Amo moet zijn geweest; ik heb ‘m uiteraard aangeschaft). En ondanks dat de albums nooit helemaal geslaagd zijn (de eerste helft is sterk, de tweede helft is veel minder) blijf ik ze kopen én draaien. En, laten we wel wezen, met vijf geslaagde tracks per album en zeven albums in je catalogus, heb je nog altijd 35 bangers waarmee je een heel goede clubshow kunt spelen.
Doordat de band zo weinig uitbrengt (tussen Ti Amo en Alpha Zulu zat ruim vijf jaar) heb ik lang gedacht dat Phoenix albums maakte zoals het Canadese rockduo Japandroids. Zij vertelden ooit in een interview dat ze vijf jaar aan een nieuw album werken, een plaat die vervolgens slechts acht tracks telt. Maar ze werken twee à drie jaar aan die acht liedjes, en blijven er net zo lang aan schaven tot ze naar hun idee perfect zijn.
Mijn verbazing was dus groot toen bleek dat Phoenix de liedjes voor Alpha Zulu grotendeels in de studio heeft geschreven, of nouja, in het museum in Parijs, ‘omdat het ze een fantastisch avontuur leek om in een leeg museum iets uit niets te creëren’. Het grootste deel van het album was zelfs in de eerste tien dagen geschreven (het zijn dus gewoon luie donders die tussen de albums en tours door geen zak uitvoeren). Die schilderkunst is terug te vinden in de videoclip van eerste single Alpha Zulu (met schilderijen van Frans Hals, Rembrandt en Judith Leyster, to name a few). Nouja, een állereerste single was al in 2020 uitgebracht, Identical was de soundtrack van de Sofia Coppolafilm On The Rocks. Die single op vinyl is een must have.
De stofwolken van de Franse dancehype van eind jaren negentig zijn inmiddels allang opgetrokken. En dan blijkt dat juist Phoenix, dat zo bescheiden debuteerde met dat leuke popfunkalbum United, de langste adem heeft. Modjo stopte al in 2003, Daft Punk gaf er vorig jaar de brui aan en aan Cassius kwam een tragisch einde toen Philippe Zdar (hij produceerde drie albums van Phoenix) in 2019 uit een raam viel. Van Dimitri from Paris is niet veel meer vernomen, Air was al snel na debuut Moon Safari opgebrand en Mr. Oizo is (onder z’n echte naam Quentin Dupieux) vooral druk als filmmaker.
Morgenavond ga ik Phoenix eindelijk weer live zien. Populair zijn ze in Nederland nooit echt meer geworden, ook niet na de comeback/doorbraak met Wolfgang Amadeus Phoenix. Ik moest de afgelopen weken heel vaak aan vrienden uitleggen wat voor band Phoenix is. Ze staan dan ook niet in de Afas Live of de Ziggo Dome, maar ‘gewoon’ in Paradiso. Wel in een uitverkochte zaal, met vanavond nog een tweede, extra concert.
Waarschijnlijk kan ik op Setlist.fm al zien wat ze gaan spelen, maar ik wil het niet weten. Afgezien van veel nieuw werk is er ongetwijfeld ruimte voor al die knallers uit het rijke oeuvre. Maar het meest hoop ik op die liedjes van United, 22 jaar oud, en nog even gaaf als in 2000: If I Ever Feel Beter, Too Young, Summer Days, Honeymoon. Ik zal ernaar luisteren en erin zwelgen, in het besef dat die liedjes nog steeds puntgaaf zijn, maar dat band én ondergetekende wel 22 jaar ouder zijn geworden.
Ik ga er min of meer voetstoots van uit dat je weet dat “Lisztomania” óók een film van Ken Russell (enfant terrible) uit 1975 is?… Met o.a. Ringo Starr en Roger Daltrey. En Rick Wakeman en Oliver Reed (ook een enfant terrible – werkte uiteraard vaker samen met Russell…).
En veel plezier morgenavond in Paradiso. Maar dat zit wel goed… 😉