Berliner

Ampelmännchen. Wereldberoemd in Berlijn.

Je hebt drie soorten reizen (althans, zo deel ik het graag in, omdat ik nu eenmaal alles graag rangschik). Allereerst is er die ultieme droomreis die ik nooit zal maken, tenzij ik de Lotto of een grote televisiequiz win. Die reis zou door de Pacific voeren, met naast een bezoek aan de (al dan niet veilige) Marquesas Eilanden als hoogtepunt Pitcairn. Of – als we toch aan het dromen zijn – één van de andere eilanden uit die groep: Ducie, Oeno of Henderson. Meer geïsoleerd van de rest van de wereld kan je niet zijn. Ten tweede zijn er de reizen naar landen waarvan je denkt ‘leuk, maar dat doe ik liever niet alleen.’ En zolang ik die ultieme droomvrouw die er ook van houdt om van ‘s morgens vroeg van ‘s avonds laat musea af te struinen, foto’s te maken en boekwinkels en platenzaken uit te pluizen nog niet heb gevonden (en ook nooit zal vinden) achterwege laat. In landen als Japan, China of Peru zou de cultuurshock in m’n eentje te groot zijn; dan kan je liever met z’n tweeën alleen zijn. Tot slot zijn er die reisplannen die ik er op een heel lange lijst bij kan schrijven. Die in de categorie ‘o ja, moet ik nog een keer doen.’ Berlijn stond op die lijst met stip bovenaan. Door talloze mensen aangeraden, maar het kwam er nooit van. Omdat ik toen ineens besloot dat Stockholm ook wel leuk is. Of Lissabon. En omdat het ook niet erg is voor de derde keer in drie jaar tijd naar Londen te gaan.

Een beetje reis begint al bij de voorpret. Of beter, de voorbereiding. Want ik wilde de coole koepel naar ontwerp van architect Norman Foster, bovenop de Reichstag, bezoeken. Iets dat vanwege de al dan niet aanwezige terreurdreiging is verworden tot een ingewikkelde opgaaf. Je dient je minimaal drie weken voor je bezoek aan te melden per e-mail. Daarin geef je aan op welke drie tijdstippen je beschikbaar bent en als je dan na een paar dagen de bevestiging krijgt, print je die uit en neem je die mee als je je een kwartier voor aanvang van je bezoek meldt bij een houten barak voor de Reichstag. Eerst controleert iemand de reservering. Dan gaan je jas en tas door de metaaldetector. Dan volgt er een fouillering. Dan moet je wachten tot er nog wat andere bezoekers zijn en word je meegenomen naar de ingang van de Reichstag en daar neemt iemand je in de lift mee naar de bovenste verdieping en dan, ja dán kan het feest beginnen. Om kort te gaan: openheid en transparantie zijn mooi, maar het moet ook weer niet té open worden.

Veel licht en glas; de Reichstag staat symbool voor de open democratie. Op de derde foto van onderen kan je zelfs meekijken met de parlementsleden.

Normaliter zou ik zo’n bezoek gepland hebben op een dag met een strakblauwe lucht. Omdat foto’s tien keer leuker zijn als het goed weer is. En ik wist een week van tevoren niet dat het net deze morgen bewolkt zou zijn. Ik wist dat een half uur van tevoren trouwens ook niet want toen ik ‘s morgens uit het hostel keek, zag het er allemaal nog prachtig uit. Eenmaal bij de Reichstag gearriveerd was het echter volledig dicht getrokken. Het werd die dag niet meer zonnig; het werd een kille en grauwe dag. Die koepel van Norman Foster blijft sowieso geweldig, de audioguide (zelfs in het Nederlands) die automatisch start als je de rondgang oploopt is gaaf (al bleek ik wel te snel te lopen, de man riep geregeld vriendelijk doch gedecideerd ‘blijft u hier toch even staan’) en er is een mooie expositie te zien over de geschiedenis van de Reichstag waarin alle hoogte- en dieptepunten voorbij komen, inclusief onze Nederlandse claim to fame Marinus van der Lubbe. Op een foto in die tentoonstelling staan de fractieleden van de NSDAP afgebeeld die demonstratief met de rug naar de regering gaan zitten. Je schijnt geen vergelijkingen meer te mogen maken met een niet nader te noemen Geblondeerde Malloot in de Nederlandse Tweede Kamer, maar zoveel verschil zit er niet tussen je vol walging afwenden van een regering of met je trawanten parmantig het parlement uitmarcheren.

De foto is gemaakt door de joodse fotograaf Erich Salomon, die voor de Tweede Wereldoorlog als fotojournalist werkte en ontelbaar veel foto’s heeft gemaakt in de Reichstag. Zou hij ook maar enig moment geweten of gevoeld hebben wat z’n voorland was? Dat hij naar Nederland zou moeten vluchten maar later met z’n familie werd gedeporteerd, eerst naar Theresienstadt en later Auschwitz, waar hij in 1944 overleed?

De Hackesche Höfe werden gebouwd in 1906 en 1907 en hebben wonder boven wonder zowel de Tweede Wereldoorlog als het vooruitgangsdenken van de oude DDR overleefd. De afgelopen jaren zijn alle negen hofjes opgeknapt en nu bevinden zich er restaurantjes, designershops, speelgoedwinkels en een bioscoop en is het uitgegroeid tot het stralende middelpunt van de wijk Mitte.

Ik vroeg me af of de verschillen tussen west en oost Berlijn nog zichtbaar zouden zijn in het straatbeeld, 23 jaar na de val van de Muur. Ja, die verschillen zijn er, maar anders dan je aanvankelijk zou denken. Het zijn juist in het voormalige west-Berlijn gelegen wijken als Kreuzberg en Schöneberg die nu ogen als vergane glorie, terwijl zowel Mitte als Prenzlauer Berg inmiddels zijn uitgegroeid tot de hipste buurten van de Duitse hoofdstad. Tientallen, zo niet honderden miljoenen euro’s moeten er tegenaan gegooid zijn, maar waar Mitte met gemak kan doorgaan tot het Covent Garden van Berlijn, inclusief kleine hofjes (de Hackesche Höfe als mooiste voorbeeld) zoals in de Londense evenknie én heel veel flagstores van hippe merken, is Prenzlauer Berg het Berlijnse Notting Hill. Het is heerlijk om op zaterdagmorgen over de (grotendeels biologische) markt op de Kollwitzplatz te lopen en de sfeer (en de crêpes) te proeven, in de panden in de directe straten eromheen zijn fotografen, boetiekjes en designshops gevestigd. De gentrification heeft z’n werk zó goed gedaan dat er nu sprake is van overcompensatie.

Ik ken de mensen op de derde foto van boven niet. De kunstenaar van de vierde foto van boven heeft zich hevig laten inspireren door het artwork van Pink Floyd’s The Wall. Het onderste kunstwerk is het populairste, getuige de vele foto’s die er inmiddels van zijn gemaakt.

De beruchte Muur is vrijwel volledig uit het straatbeeld verdwenen. Er staan nog een paar stukken overeind. Het grootste deel daarvan bevindt zich langs de Spree, in de wijk Friedrichshain, de volgende buurt die de komende jaren aan een metamorfose wordt onderworpen. Wat overigens moeilijk wordt, omdat het vol staat met revolutiebouw van het oude DDR-regime: betonkolossen zover u kijken kunt. Dit stuk muur is nu voor het grootste deel volgekliederd  door kunstenaars van over heel de wereld. Het heet de East Side Gallery en de afbeeldingen zijn soms boos, soms vrolijk, soms grappig: alles zit er tussen. Een ander stukje muur is te bezichtigen op het Invalidenfriedhof. Hoe absurd wil je het hebben: de muur liep dwars over een kerkhof, met als gevolg dat indertijd diverse graven geruimd moesten worden omdat ze zich in het gezichtsveld van de grenspolitie bevonden. Wie trouwens heel cheesy wil doen kan nog een kijkje nemen bij Checkpoint Charlie, wat niet meer is dan een houten huisje midden op de Friedrichstrasse. Leuk om te zien, maar beter is het om heel snel voorbij te lopen; het is verworden tot tourist fodder.

Bizar maar waar: de muur liep ook dwars over begraafplaatsen.

Als het op toerisme aankomt, is het bezoek aan een echte bunker uit de Tweede Wereldoorlog, naast U- en S-Bahnstation Gesundbrunnen een must. Hoewel, een echte bunker is het niet, zo vertelt onze Deense gids Yvonne, want daarvoor had deze echt bombardement bestendig moeten zijn en voor dat soort details was niet voldoende budget. De officiële benaming is dan ook schuilkelder en de nazi’s hoopten op het placebo-effect: mensen zouden in ieder geval het idee hebben dat ze werden beschermd. Officieel konden er 1350 mensen plaatsnemen in deze schuilkelder, maar in de praktijk werd die regelmatig volgestouwd met drieduizend mensen. Toch was voor slechts tien procent van de Berlijnse bevolking ruimte beschikbaar, meer plek was er niet. Aanvankelijk werd nog aan selectie gedaan, maar later in de oorlog werd men minder kieskeurig.

Voor de frisse lucht waren kokers aangelegd die op het U- en S-Bahnstelsel uitkwamen. Zou er een trein voorbij rijden, dan zou er automatische verse lucht omhooggestuwd worden. Een probleem: bij een bombardement zouden er geen treinen rijden. Om in de gaten te houden hoeveel verse lucht er nog in de schuilkelder was, werden er kaarsen gebrand. En totdat het laatste kaarsje uitging zou er nog geen reden tot paniek zijn. Daarna wel. Ook mooi is de kaart die aan de muur van een van de ruimtes hangt. Daarop de namen van de diverse mogendheden en het symbool zoals dit op de onderkant van de vleugels te zien is; hieraan was te herkennen uit welk land de gevechtspiloot afkomstig was. Mooi, omdat het paranoïde karakter van de nazi’s eens te meer wordt onderstreept. Zo wordt zelfs de Irischer Freistaat apart vermeld. Yvonne heeft het nagezocht; die luchtmacht had de beschikking over welgeteld drie gevechtsvliegtuigen.

Denkmal für die ermordeten Jüden Europas: 2711 betonnen blokken, allen licht uit het lood staand.

Tachtig procent van de bunkers en schuilkelders is verloren gegaan na de Tweede Wereldoorlog. Ze werden vernietigd door de geallieerden. Dat deze bunker nog bestaat is te danken aan de ligging in de wanden van het U- en S-Bahnstelsel. Dit opblazen zou ook het netwerk voor het openbaar vervoer vernield hebben. Ook de Führerbunker, de beroemdste bunker van allemaal is verloren gegaan. Hij zou zich bevonden hebben onder de grond bij wat nu de hoek van de In Den Ministergarten en de G Kolmar Strasse is. Ironisch genoeg is dat op een steenworp afstand van het Denkmal für die ermordeten Jüden Europas: het uit 2711 betonnen blokken bestaande Holocaustmonument ontworpen door de kunstenaar Peter Eisenmann. De stelae staan schots en scheef, daarmee niet geheel toevallig verwijzend naar de grafzerken op oude joodse begraafplaatsen. Het monument beslaat in totaal een oppervlak van bijna twintigduizend vierkante meter en is vooral bij jongeren geliefd als doolhof om hard doorheen te rennen. Foto’s maken kan, maar je moet niet verbaasd zijn als er ineens iemand aan komt rennen en over je heen kukelt.

Het kunstwerk is niet onomstreden, omdat het enkel de joodse slachtoffers van de Holocaust betreft en niet andere minderheden als zigeuners en homo’s. Vertegenwoordigers van beide groepen pleiten dan ook langer voor een eigen monument. Niet ver van dit kunstwerk staat nu een aparte betonnen pilaar met daarin een beeldscherm waarop non-stop een video wordt afgespeeld van twee zoenende mannen. Toen lesbiennes daarover klaagden is besloten om elke twee jaar te wisselen met een video van twee zoenende vrouwen. Maar voor de omgebrachte zigeuners is vooralsnog geen eigen monument opgericht.

This entry was posted in Foto's, Reizen and tagged , , , , , , . Bookmark the permalink.