Tien keer New York

Platenzaak in East Village, foto gemaakt tijdens m’n bezoek aan New York in 2012.

Deze week ga ik voor de derde keer naar New York. Dat is niet erg. Toch waren die vorige twee keren me niet even goed bevallen. De eerste keer dat ik The Big Apple bezocht was in 2009 en moest ik enorm wennen. Ik liep over alle platgetreden paden: The Metropolitan Museum of Art, het MoMA, het Empire State Building, Central Park, Ellis Island. De stad was overweldigend groot en dreigde me te verzwelgen. Alleen in Brooklyn voelde ik me weer even de normale Guido. Maar zoals m’n tekenleraar op de middelbare school zei over kunst: een schilderij dat je al meteen mooi vindt, daar ben je snel op uitgekeken.

En dus ging ik drie jaar later terug, en nam ik een bezoek aan de stad op in m’n reis langs de noordoostkust van de VS; ik deed toen ook Boston, Philadelphia en Washington DC aan. Een vriend gaf les in Princeton, op ongeveer anderhalf uur van New York, en z’n vriendin woonde in New York. Het leuke van een tweede bezoek aan wereldstad is dat je meer ‘off the beaten track’ kunt gaan. We gingen fietsen op Staten Island, bezochten een ‘Off-Broadway’ voorstelling, die net wat minder gelikt is dan het grote werk, betoonden onze eer aan Pieter Stuyvesant en gingen eten in een pop-up restaurant dat in geen enkele reisgids te vinden was. Het alternatieve New York beviel me goed.

Dit keer ga ik met m’n vader. Het is z’n eerste bezoek aan New York sinds 1992, en hij had gezworen ooit terug te gaan. Ik stelde voor samen te gaan, en zo ben ik deze week voor de derde keer in New York. Natuurlijk kan ik niet om enkele toeristische trekpleisters heen, maar er is in elf jaar tijd ook veel bijgekomen: One World Trade Center is open, net als de Vessel en het High Line Park. En tegenwoordig doe ik aan skateboarden én hardlopen, dus skateboard en hardloopschoenen gaan mee. Weer een nieuwe manier om de stad te leren kennen.

Natuurlijk gaat er geshopt worden: kleding, boeken, skatedeck én lp’s. Maar platenzaken zijn een zeldzaamheid geworden in een stad waar de huren onbetaalbaar zijn geworden. Wat er zit is onderdeel van een grotere keten en heeft enkel uit prestige een filiaal op een dure locatie (Rough Trade), of zit weggestopt in kelders of achterafstraatjes.

Dat is jammer voor een stad waar muziek in het DNA zit. Zoek op Wikipedia en je vindt dat New York honderden keren is bezongen. Letterlijk (en dat bedoel ik letterlijk). Honderden liedjes is wat veel om te bespreken, maar in navolging van m’n lijstjes over Londen, Parijs, het strand en de Pacific stelde ik een top-10 samen met de beste songs over The Big Apple.

Ik heb er ook een playlist op Deezer bij gemaakt, met bonustracks die de lijst net niet hebben gehaald.

En toevallig heeft Ondergewaardeerde Liedjes deze week een battle over New York. Ik schreef over The Only Living Boy In New York. Die was bij de samenstelling van mijn top-10 op nr. 11 geëindigd.

10. Ryan Adams – New York, New York (2001)

Lived in an apartment out on Avenue A
I had a tar-hut on the corner of 10th

Ryan Adams, dus niet Bryan. Dat het sappelen is om als muzikant te leven in New York is een terugkerend thema (zie ook nr. 8). En net als Dylan kan Adams het niet laten om z’n gal te spuien over de grote stad; met gevoel voor overdrijving noemt hij z’n stulpje een plaggenhut. Hij noemt Avenue A, 10th Street, Houston Street en Avenue B in Alphabet City. Tot begin jaren tachtig een gribusbuurt, tegenwoordig überhip en onbetaalbaar. Maar New York, New York, gaat ook over een vriendin. Of is die vriendin The Big Apple?

Nee, de reden dat Ryan Adams wel in deze top-10 móet, is een lugubere. Op 7 september 2001 nam de zanger een videoclip op met op de achtergrond de skyline van Manhattan. Met name de Twin Towers wilde hij groot in beeld hebben, omdat de videoclip een eerbetoon moest worden aan de stad waar hij, ondanks alles, z’n hart aan had verpand. De rest is geschiedenis.

9. Interpol – NYC (2003)

The subway is a porno
The pavements they are a mess

Rond 2003 was Interpol het hipste jongetje van de klas. Vier jongens, strak in het pak, die ultradepressieve, hevig door de new wave geïnspireerde muziek schreven. Het waren de jaren na 9/11. Duistere gitaarmuziek paste het beste bij de algehele sfeer in een stad die op zoek was naar licht aan het einde van die gitzwarte periode. Debuutplaat Turn On The Bright Lights kreeg een 9,5 van de überhipsters van Pitchfork. Van de weeromstuit kreeg ik een hekel aan ze.

Maar dat is niet eerlijk. Turn On The Bright Lights is een prachtig album. Duister als een metrogang. Smerig als een wereldstad waar miljoenen mensen op een kluitje wonen. De ranzigheid druipt van de muren. Dat komt samen in Interpols gemankeerde lofzang NYC op hun thuisstad. Het refrein ‘New York cares’ klinkt wrang. Wie geeft er iets om je in een stad waar iedereen alleen maar bezig is het eigen geluk na te jagen? Dat erkent de zanger ook getuige de slotregels ‘It’s up to me now, turn on the bright lights’, een sluwe verwijzing naar Theme From New York, New York.

8. Bob Dylan – Talkin’ New York (1962)

I get on the stage to sing and play
Man there said, “Come back some other day
You sound like a hillbilly
We want folksingers here”

Greenwich Village werd in de jaren vijftig de thuishaven van de Beat Generation, als een soort tegenhanger van Haight Ashbury in San Francisco aan de westkust. Of, zoals New Yorkers het bescheiden noemden, ‘the capital of American counterculture’.

Nouja, ze hebben een punt. William S. Burroughs, Allen Ginsburg en Jack Kerouac woonden in The Village, Dylan Thomas viel er om van de drank en overleed. Na de literatuur volgde de muziek: Peter, Paul & Mary waren de grote sterren van de folkscene die een hit scoorden met If I Had A Hammer (en waar vervolgens op werd neergekeken), The Mamas and The Papas schreven op een koude winterdag California Dreamin’ en Jimi Hendrix werd er ontdekt. Maar voor de meest folkzangers was het geen vetpot. Kijk de op de memoires van Dave Van Ronk gebaseerde prachtfilm Inside Llewyn Davis van de broertjes Coen er maar op na.

Aan het einde van die film klimt een op dat moment nog onbekende zanger het podium op: Bob Dylan, de aankondiging van een nieuw tijdperk. Dylan vertrok in 1960 naar New York om z’n idool Woody Guthrie te ontmoeten. Bij aankomst ontfermde Joan Baez zich over hem. Dylan bleef, en nam in 1962 z’n titelloze debuutplaat op. Op dat album staan elf covers en twee eigen songs. Talkin’ New York is één van die twee eigen composities. Hij is niet positief over de stad. Hij verhaalt hoe hij wordt uitgejoeld door het publiek en wordt opgelicht, en hoe hij de stad ontvlucht.

Zoals altijd speelt Bob Dylan een loopje met de waarheid. Want de hoesfoto van Dylans album, The Freewheelin’ Bob Dylan, werd geschoten op Jones Street in Greenwich Village. Tegen die tijd leefde de zanger met z’n toenmalige vriendin al een paar jaar in de buurt.

7. Sting – Englishman In New York (1988)

I don’t drink coffee, I take tea, my dear
I like my toast done on one side

Misschien wel het bekendste eerbetoon aan een New Yorker, in dit geval Quentin Crisp, die als ‘a legal alien’ door The Bowery flaneerde. Crisp vertrok eind jaren zeventig naar The Big Apple, woonde eerst in het roemruchte Chelsea Hotel, maar ging er later permanent wonen. Weg uit het verstikkende Engeland, waar homoseksualiteit decennialang strafbaar was en werd neergekeken op de man: ‘It takes a man to suffer ignorance and smile’. Vlak voor z’n dood in 1999 zou hij uit de kast komen als transgender.

Sting leerde de excentrieke Crisp halverwege jaren tachtig kennen en raakte gefascineerd door diens verhalen. Een man die altijd zichzelf was, maar zich in het kosmopolitische New York pas echt thuis voelde. Hij stond met naam en toenaam in het telefoonboek en zag het als z’n taak om met iedereen te praten: ‘How will you ever enlarge your horizons?’ Wie ‘m mee uit eten nam, werd geacht de rekening te betalen. In ruil vertelde Crisp anekdotes over z’n bijzondere leven.

Geen wonder dat Sting daar een liedje in zag. Het werd niet alleen een liefdevol eerbetoon aan Crisp, maar aan iedere excentriekeling die zichzelf wil zijn in New York. Een grote hit werd het niet, maar tegenwoordig is het één van Stings meest gestreamde songs. Niet zo gek; die sopraansaxofoon van Branford Marsalis is onweerstaanbaar.

6. Bill Withers – Harlem (1971)

Summer night in Harlem
Man it’s really hot
Well it’s too hot to sleep and too cold to eat

De bekendste songs van Bill Withers staan op z’n debuutplaat: Ain’t No Sunshine, Grandma’s Hands en Harlem. Van die drie is die laatste in Nederland het onbekendst. Dat is jammer. Geen liedje beschrijft zo goed het leven in de wijk in Manhattan. De zwoele zomernachten, zoals hierboven beschreven, maar ook die bitter koude winters (‘That mean old landlord, he don’t care if I freeze to death or not’) en de zondagochtend (‘The heathen folk just gettin’ home from the party, and the good folk just get up’).

Harlem is vooral bekend als wijk voor zwarte Amerikanen. Het was in de jaren twintig de bakermat van de Harlem Renaissance. Billie Holiday, Duke Ellington, Ella Fitzgerald, en Louis Armstrong traden er op, theaters en nachtclubs als het Harlem Theater en The Cotton Club wisten het welgestelde blanke New Yorkse publiek naar de buurt te trekken. Aan die weelde kwam met de Great Depression een einde, en in de decennia die daarop volgden raakte de buurt in verval.

Tegenwoordig is de buurt zoals zoveel New Yorkse wijken ten prooi gevallen aan gentrification. Maar begin jaren zeventig, toen Bill Withers Harlem schreef, was het er in de winter nog bitter koud, met een verhuurder die je het liefst dood zou laten vriezen.

5. The Strokes – New York City Cops (2001)

New York City cops, but they ain’t too smart

Waar Interpol het New York van na 9/11 bezingt, vertegenwoordigt het debuut van The Strokes het geluid van de stad voor die datum. The Strokes is de ultieme New Yorkse band. Van die types die de coolheid aan hun kont hebben hangen. Het hipste jongetje van de klas. Althans, begin deze eeuw. Goede credentials ook; de leden kenden elkaar van een sjieke privéschool, de vader van Albert Hammond Jr. is nouja, Albert Hammond. Tegenwoordig zou je ze nepobaby’s noemen: geprivilegieerde jongetjes die door hun connecties alles voor elkaar krijgen.

Ze zijn niet eens echt rock ‘n roll. Iedereen die een beetje streetwise is, weet dat politieagenten niet bepaald snugger zijn. Dat is in Nederland al niet zo, maar in Amerika zijn ze nog dommer. Daar gaat New York City Cops natuurlijk over, maar na de aanslagen van 11 september besloot de band het liedje uit piëteit van het album te halen. Bah. Op vakantie in Dublin vond ik een eerste persing van Is This It. Mét New York City Cops er nog op. Heerlijk nummer trouwens, fijn refrein ook; om lekker hard mee te blèren.

4. Beastie Boys – An Open Letter To NYC (2004)

Dear New York, I hope you’re doing well
I know a lot’s happened and you’ve been through hell

Eigenlijk zijn ze net zo onuitstaanbaar als The Strokes. Drie rijkeluiszoontjes van de poepsjieke Upper East Side die begonnen als punkrockers, maar in 1986 opportunistisch op de hiphoptrein sprongen en megahits scoorden met (You Gotta) Fight For Your Right (To Party!) en No Sleep Till Brooklyn. Licensed To Ill werd de eerste hiphopplaat die de eerste plek in de Billboard Hot 100 haalde. Zoals Elvis Presley rock ‘n roll acceptabel maakte voor een breed (lees: wit) publiek, deden de Beastie Boys dat voor de hiphop.

Dat leek het trio zich aan te trekken. Ze namen de tijd voor het vervolg. Dat werd Paul’s Boutique, dat met z’n brede scala aan maffe samples algemeen werd geroemd als meesterwerk. Op de hoes een foto van Ludlow Street in de Lower East Side van Manhattan. Het verkocht voor geen meter, maar het leverde de Beastie Boys iets veel belangrijkers op: geloofwaardigheid. Vervolgens maakte de groep ook nog het geweldige Ill Communication (met Sabotage én Sure Shot). Hun reputatie was gered.

An Open Letter To NYC stamt uit 2004 en staat op To The 5 Boroughs. Een ode aan New York, opgenomen na de aanslagen van 9/11. Een ontroerende oproep aan de inwoners om samen te komen en de stad te herbouwen. De Beastie Boys sloten New York in het hart, en vice versa.

3. LCD Soundsystem – New York, I Love You But You’re Bringing Me Down (2007)

Like a rat in a cage
Pulling minimum wage

LCD Soundsystem is James Murphy. Of andersom. Een muzikale veelvraat die jarenlang platen verzamelde en alle muziek die hij hoorde als een spons absorbeerde. Hij merkte eens in een interview op dat er maar een paar platen in de muziekgeschiedenis zijn die van begin tot eind perfect zijn. Dat gold wat hem betreft ook voor z’n eigen platen. Het dichtste bij een ultiem meesterwerk kwam Murphy met z’n tweede langspeler Sound Of Silver. Met All My Friends, over een groepje vrienden dat for old times’ sake nog een feestje wil vieren maar beseft dat hun tijd is geweest. Het is in al z’n tragiek één van de beste tracks van de jaren nul.

Alleen New York, I Love You But You’re Bringing Me Down kan qua treurigheid aan All My Friends tippen. Over een gammel klinkende piano bezingt Murphy z’n haat-liefdeverhouding met de stad. Geweldig dat New York veiliger dan ooit is, maar waar is het ruwe randje gebleven? Waar zijn die unieke winkels en nachtclubs heen? Verdwenen omdat de huren onbetaalbaar zijn geworden? De helft van de inwoners van New York kan het zich niet eens veroorloven om in de stad te wonen. Oud-burgemeester Michael Bloomberg krijgt er in een bijzin van langs: ‘Now convinced he’s king’. Terwijl de muziek ontspoort vraagt Murphy zich af: ben ik veranderd? Of is New York dat?

LCD Soundsystem speelde New York, I Love You But You’re Bringing Me Down als laatste song van het afscheidsconcert in Madison Square Garden in 2011. Een betere afsluiter van deze thuiswedstrijd was niet denkbaar.

2. Frank Sinatra – Theme From New York, New York (1980)

If I can make it there
I’ll make it anywhere

Iedereen kan het maken in New York, als je maar je best doet. En nouja, in het geval van Frank Sinatra met een beetje hulp van The Mob. Al was hij niet de eerste die Theme From New York, New York opnam. Die eer gaat naar Liza Minnelli, die de door songschrijversduo John Kander en Fred Ebb gecomponeerde ode aan de stad die nooit slaapt opnam voor de Martin Scorsese film New York, New York.

Dat ging niet van een leien dakje. Robert de Niro, Minnelli’s tegenspeler in de film was niet onder de indruk toen Kander en Ebb een eerste versie van het liedje lieten horen. Een affront, zo vond het duo. Wat wist die acteur nu van muziek? Maar ze moesten ‘m gelijk geven. Boos herschreef het tweetal Theme From New York, New York, inclusief die uitdagende blazers en de iconische beginregel ‘start spreading the news’.

Maar de film New York, New York flopte. En Theme From New York, New York werd niet eens genomineerd voor een Oscar. Dat we het nu nog kennen als ultiem volkslied van de stad is te danken aan Minnelli. Ze bleef het zingen tijdens concerten en het groeide uit tot publieksfavoriet. En uiteindelijk aan Sinatra, die in 1980 een eigen versie opnam. Hij klopt zichzelf nog wat meer op de borst; in zijn versie is hij niet alleen ‘top of the list, king of the hill’, maar ook nog een nr. 1 hit. Een eigen toevoeging die hij niet één, maar zelfs twee keer zingt. Tot chagrijn van tekschrijver Ebb.

1. Jay-Z ft. Alicia Keys – Empire State Of Mind (2009)

In New York
Concrete jungle where dreams are made of

New York spreekt zo tot de verbeelding dat het niet één, maar twee anthems heeft. Want is er een song die nóg meer bij The Big Apple past dan Theme From New York, New York? Eigenlijk wel. Al zag het daar aanvankelijk helemaal niet naar uit. Angela Hunte schreef Empire State Of Mind bijna als een parodie op een Broadwayliedje en bood het aan bij Jay-Z. Die wees het aanvankelijk af. Maar bijna een jaar later hapte hij toch toe en gebruikt de song als basis voor een hiphoptrack. In z’n rap knipoogt hij naar Frank Sinatra: ‘I’m the new Sinatra, and since I made it here, I can make it anywhere’.

Daarin gooit Jay-Z het perspectief radicaal om. In de versie van Hunte gaat Empire State Of Mind over een zangeres die het succes nog niet heeft gehaald. Maar de rapper vertelt vol bravoure over z’n leven als gearriveerd artiest bovenaan de voedselketen: over opgroeien in Bedford-Stuyvesant (‘home of that boy Biggie’) en dat z’n gezicht overal te zien is; op gevels en in de hitlijsten (‘Now I live on Billboard’). Van de oorspronkelijke versie blijft ‘concrete jungle where dreams are made of’ overeind staan (ook al is het verworden tot een heerlijke mama appelsap: ‘concrete jungle wet dreams tomato’). De videoclip werd opgenomen op Times Square. Ironisch, voor een song die begon als broadwayparodie.

Na het grote succes nam Keys, afkomstig uit Hell’s Kitchen, nog ‘Part 2’ op, een pianoversie van Empire State Of Mind. Daarbij liet ze zich inspireren door de tekst van Jay-Z, waarmee de cirkel rond was, maar ook niet helemaal.

Waar Theme From New York, New York Broadway gevangen is in één song, is Empire State Of Mind het anthem van de stad van de éénentwintigste eeuw; probeer maar eens een filmpje op Instagram of TikTok over New York te vinden waar het níet als soundtrack onder staat). Het staat voor het kosmopolitische New York, een stad die zichzelf opnieuw heeft uitgevonden na 9/11 en een onweerstaanbare aantrekkingskracht blijft houden op mensen van over heel de wereld.

This entry was posted in Lijstjes, Muziek and tagged , , . Bookmark the permalink.