Leeuwin

Al maandenlang zie ik bijna dagelijks een meisje voor het huis voetballen. Ze is hooguit elf jaar oud, lichtgetint met lang haar dat ze vaak in een paardenstaart draagt. Ze is klein en razendsnel. Ik vind haar, voor zover ik daar kijk op heb, steengoed; een Vivian Miedema of Lineth Beerensteyn in de dop. Alle jongetjes in de buurt willen met én tegen haar spelen. Ik voorzie een toekomst bij de Oranje Leeuwinnen voor haar. Als ze niet voetbalt speelt ze basketbal en vorige maand zag ik haar zelfs met een skateboard aanklooien bij een kuil verderop in de straat. Sindsdien heb ik een zwak voor haar. Een tomboy.

Op deze ijskoude dag speelt ze weer heel de middag op het veldje voor m’n huis. Ze speelt basketbal tegen een oudere knul uit de buurt die ik ken uit de skatehal. Ik rommel wat in huis, werk de afwas weg en piel op m’n elektrische gitaar. Af en toe kijk ik naar buiten.

Rond kwart over vijf gaat de deurbel. Tot mijn verbazing staat mijn Oranje Leeuwin van de toekomst voor de deur.
‘Weet u hoe laat het is?,’ is het beleefde verzoek.
Ik geef haar de tijd. Ze blijft staan en taxeert me. Dan vraagt ze: ‘Wilt u met mij spelen? Alle kinderen zijn naar huis.’
‘Euh… dat kan wel,’ stamel ik, al vind ik het vooruitzicht om in het donker in de vrieskou te sporten weinig aanlokkelijk. Aan de andere kant: haar lef bevalt me wel.

‘Voetbal of basketbal?,’ vraagt ze terwijl ik met haar meeloop.
‘Basketbal,’ antwoord ik.
‘Gelukkig. Ik vind basketbal het állerleukste,’ zegt ze.
‘Ik ook,’ zeg ik. Ik was nooit goed in gym op de middelbare school, maar met basketbal kon ik nog redelijk mee. Vooral omdat de tegenpartij het niet nodig vond om me te dekken; onderschatting was mijn sterkste wapen. Helaas was ik ook m’n eigen ergste vijand en verloor ik door gestuntel net zo snel weer de bal. Desondanks had ik een redelijk schot en scoorde ik zowaar af en toe een punt. Mijn lengte hielp mee.

Vandaag is m’n vorm behoorlijk. Ik maak enkele mooie punten en weet haar soms de bal afhandig te maken. Bij een schot van afstand dat ik perfect in de basket mik hoor ik een welgemeend wow van mijn tegenspeelster, gevolgd door een high five. Er volgt een verhandeling over kinderen uit de buurt die niet zo goed zijn, om daar snel aan toe te voegen: ‘Maar u bent wel goed hoor.’
Die kan ik in m’n zak steken.

Zelf kan ze er ook wat van. Ze maakt schijnbewegingen, pivoteert en speelt regelmatig de bal onder haar eigen benen door. Als een trucje mislukt zucht ze diep en roept boos ‘ah nee!’.
‘Speel je in een team?,’ vraag ik.
Het antwoord is ontkennend.
‘Maar als ik bij een team ga, dan wil ik bij een heel slecht team,’ zegt ze. ‘Want dan ben ik de beste.’
Een redenering waar niks tegen in te brengen is.

‘Wie is je favoriete speler?,’ probeer ik.
‘Ja Morant,’ zegt ze.
‘Wie?,’ vraag ik. Ik had een naam als Brittney Griner verwacht.
‘Ken je hem niet? Zoek maar eens op,’ zegt ze en begint de naam te spellen.
Ik kijk op m’n telefoon. ‘Google maar ‘Ja Morant windmill dunk’,’ zegt ze.
Ik zie een filmpje waarin Morant, speler bij de Memphis Grizzlies, een prachtig punt scoort.
‘Mooi he? Zo’n dunk? En dan ook nog aan de basket hangen,’ zeg ik.
‘Ik vind Michael Jordan, Stephen Curry en LeBron James ook goed,’ zegt ze.
Dat kan ik beamen.
‘Ken je Rik Smits?,’ probeer ik.
Die kent ze niet. Smits was mijn sportheld. Studio Sport zond in de jaren negentig samenvattingen uit van NBA-wedstrijden met The Dunking Dutchman. Mart Smeets verzorgde het commentaar. Dat was genieten.
‘Die komt uit Eindhoven. Hij speelde in de jaren negentig voor de Indiana Pacers. Hij is 2 meter 24,’ leg ik uit.
‘Wow,’ is het enige antwoord. Het klinkt weinig overtuigend. Ik vrees dat hier een generatiekloof gaapt.

Dan komen twee jongens uit de buurt die met haar willen basketballen.
‘Ik ben beter dan jou,’ zegt ze uitdagend tegen een jongen die een kop groter is dan zij. Ze staat met haar borst tegen hem aan. Hij lijkt niet onder de indruk.
‘Beter dan jij,’ verbeter ik haar. Ik ben toch eindredacteur.
‘Beter dan jij,’ herhaalt ze. Een snelle leerling.
‘Ze is goed hoor,’ zeg ik tegen de knul, want ik voel me een beetje schuldig dat ik haar net heb gecorrigeerd.
‘Zé? Ik ben een jongen hoor,’ zegt ze, ik bedoel híj, tegen me. Dan krijg ik weer een high five. Hij is niet boos en moet zelf het hardste lachen om het misverstand. De corrector gecorrigeerd.

‘Het is zes uur. Moet je niet naar huis?,’ vraag ik als ik wegga.
‘Jawel, maar ik verzin wel een smoesje,’ antwoordt hij schouderophalend.
Dan krijg ik nog een laatste high five.

Als ik een half uur later uit het raam kijk, is hij nog steeds aan het basketballen.

De Oranje Leeuwinnen kan ik na vanmiddag definitief afschrijven. Maar als de Nederlandse basketbalbond nog jong talent zoekt, dan weet ik er eentje voor ze.

This entry was posted in Eindhoven and tagged , , . Bookmark the permalink.