Van onze verslaggever

Groot Eindhoven, het huis-aan-huisblad van nouja, Eindhoven lag ineens weer op de deurmat. Ik wist niet dat het nog bestond. Het leek me zo’n titel die na de zoveelste reorganisatie een zieltogend bestaan leidde als website voor lokaal nieuws; en websites voor lokaal nieuws zijn er al in overvloed. Dat ik het blad nu weer ontvang heeft waarschijnlijk een prozaïsche reden: ze hebben weer een bezorger voor mijn buurt gevonden.

Dat was twintig jaar geleden wel anders. Wie geen krantenabonnement had, was voor nieuws aangewezen op Groot Eindhoven (en Zondags Nieuws, dat in de hiërarchie van de huis-aan-huisbladen een treetje lager stond), dat in heel de stad werd verspreid. Dat Groot Eindhoven een belangrijke nieuwsfunctie had, werd me ingepeperd tijdens m’n studie Journalistiek. Sterker nog, een stage bij een huis-aan-huisblad was een pre, omdat je daar tenminste veel meer deed dan heel de dag koffie halen; iets waar je als stagiair bij de Volkskrant of het Eindhovens Dagblad tot was verdoemd. Al was de ideale stageplaats natuurlijk de Playboy (die iedereen toch leest voor de interviews).

Ik kwam voor mijn eerste stage dus bij Groot Eindhoven terecht. Elke ochtend fietste ik vanuit Tongelre naar de redactie op het Kastelenplein aan de andere kant van de stad. De indeling van het pand gaf een aardig beeld van wat écht belangrijk is bij een huis-aan-huisblad: op de begane grond zat de advertentieverkoop, de redactie, qua bezetting minstens de helft kleiner, had een kantoor in de kelder. En in dat pand werd niet alleen Groot Eindhoven samengesteld, maar ook de bladen uit randgemeenten: De Ahrenberger (Veldhoven), een titel waarvan mij de naam is ontschoten (Son en Breugel en omstreken) en het Valkenswaards Nieuwsblad (nouja, Valkenswaard dus).

De eerste week schreef ik stoppertjes. Van die korte berichtjes van een alinea, bedoeld als vulling. Vaak een aankondiging voor een rommelmarkt of een voorstelling in de Stadsschouwburg. (Tip: als je meer aandacht wilt voor je evenement dan een simpel stoppertje, stuur dan een foto mee. Huis-aan-huisbladen zijn dol op gratis fotomateriaal.) De eindredacteur vond dat onzin: ‘Stagiairs moeten de straat op, interviews doen. Jij vindt cultuur leuk he? Hier, een interview bij het Academisch Genootschap.’

Dat hoefde ie niet twee keer te zeggen. Een dag later nam ik een interview af over de light operas van Gilbert & Sullivan. Niet de cultuur die ik in gedachten had, maar ik moest ergens beginnen. En ik wist nu alles over The Gondoliers, The Mikado en The Pirates of Penzance. Daarna volgde een lokale schrijver van sciencefictionverhalen die zelf muziek bij z’n werk had gecomponeerd. Ik schreef, niet zonder overdrijving, dat het hier een multimediaspektakel betrof.

Ik ging uit m’n eigen netwerk putten. Een goede vriend maakte met behulp van Lego korte filmpjes. Natuurlijk kon ik die interviewen voor Groot Eindhoven. Een collega van m’n vader was een groot songfestivalfan. Kom maar op (het werd niet alleen in Groot Eindhoven, maar ook in alle andere huis-aan-huisbladen in de regio geplaatst). M’n oude middelbare school voerde een toneelstuk op dat was gebaseerd op de film Fucking Åmål, is dat iets? Ja hoor, geen probleem. M’n moeder kent iemand waarvan de dochter ontwikkelingswerk in Afghanistan doet. Is dat iets? De eindredacteur was er heel blij mee.

Het werd me snel duidelijk hoe de hazen liepen op de redactie. Elke titel had een eigen hoofdredacteur die elke dag op kantoor was. Daarnaast waren er correspondenten die op freelance basis werkten, en er was een vaste fotograaf die er bij nacht en ontij op uittrok om foto’s te maken. De redactie had overal in de regio informanten die belden als er iets in de buurt was gebeurd, zoals een opname voor In Holland Staat Een Huis. Ik werd eropaf gestuurd voor een artikel.

Soms mocht ik BN’ers interviewen. De leukste was de galapremière van de film Liever Verliefd. Die vond in Eindhoven plaats en omdat de bioscoop regelmatig vrijkaartjes aan bezorgers cadeau deed, wilde de redactie daar als tegenprestatie wel verslag van doen. Ik ben geen fan van Nederlandse romcoms, maar was toch een beetje starstruck toen ik na de film producent Johan Nijenhuis en hoofdrolspeler Miryanna van Reeden mocht spreken. Het was de eerste keer dat ik Bekende Mensen kon interviewen. Ze bleken allebei reuze sympathiek.

Na een maand had ik een gesprek met m’n stagebegeleider.
‘Wat kom je hier doen? Jij kunt alles al,’ zei ie quasi verontwaardigd.
‘Ik moest een schrijfstage doen,’ antwoordde ik schouderophalend.
‘Nouja, je kunt wat meer synoniemen gebruiken. En je koppen kunnen nog wel beter,’ gaf ie als feedback. Waar ie gelijk in had; ik heb altijd moeite gehad met het schrijven van goede koppen.

Op 1 april pakte de redactie elk jaar uit met een grap. Dit keer draaide die grap rond het fictieve bedrijf GoldVoice dat gouden bergen beloofde als je een commercieel interessante stem had. Daarvoor moesten lezers een telefoonnummer bellen en een stuk tekst naar keuze inspreken. Dat telefoonnummer was natuurlijk van de redactie zelf, maar was zo doorgeschakeld dat bellers hun boodschap op een antwoordapparaat inspraken. Door een storing in het systeem kwamen die boodschappen echter niet bij ons op de redactie binnen, maar werd de afdeling advertentieverkoop platgebeld. Toen dat euvel was verholpen, hebben wij een hilarische middag gehad met alle opnames. Sommige lezers lazen een stukje tekst voor over 1-aprilgrappen.

Niet lang daarna stond ik met m’n gezicht op de voorpagina. De redactie had achterhaald wat de politie in enkele maanden van het jaar aan verkeersboetes had opgehaald: veertigduizend euro. Dat was leuk als opener, zo was de gedachte. Maar daar moest wel een foto bij.
‘Daar gebruiken wij altijd de stagiair voor,’ zei mijn stagebegeleider grijnzend.
Het volgende moment zat ik achter het stuur van de auto van een collega en deed ik alsof ik m’n gordel omdeed. Voor de duidelijkheid: ik heb niet eens een rijbewijs. Een week later prijkte ik op de voorpagina van Groot Eindhoven met daarboven als kop ‘Veertigduizend euro aan boetes.’ Ik ben nog wekenlang op Stratumseind aangesproken door half aangeschoten stappers: ‘Jij bent die gast die veertigduizend euro aan verkeersboetes heeft!’ Ik heb toen geleerd dat mensen niet goed lezen.

Maar we brachten ook serieus nieuws. Een artikel over giftreinen die van de Rotterdamse haven door Eindhoven naar het Ruhrgebied reden deed behoorlijk wat stof opwaaien in de gemeenteraad. Toen een supermarkt afbrandde, interviewde ik gedupeerde buurtbewoners. Een paar weken later kon ik het heuglijke nieuws brengen dat er een nieuwe supermarkt zou komen. En ik deed een interview met een man die een monument wilde oprichten voor z’n zoon die was verongelukt. Ik was me er terdege van bewust dat ik als verslaggever amper ouder was dan zijn overleden zoon.

Na een maand of twee probeerde ik contact te leggen met m’n stagebegeleider bij de opleiding. Ik had elke paar weken braaf m’n nieuwsberichten uitgeknipt en opgestuurd, maar kreeg geen reactie. Mijn mailtjes bleven onbeantwoord en als ik haar probeerde te bellen, kreeg ik een voicemail. Na weer een paar weken wachten belde ze me zelf op: ‘Ik hoor maar niks van je.’
‘Ik heb u een paar keer gemaild,’ antwoordde ik.
‘O, ik lees mijn mail nooit,’ zei ze.
‘En ik heb uw voicemail ingesproken,’ legde ik uit.
‘Die luister ik nooit af,’ was het antwoord.
Hoe dacht ze dat ik dan met haar in contact zou komen? Per postduif?

Intussen schreef ik vier grote artikelen per week. Dat kon makkelijk, want ik werkte snel. En ik schreef zelfs vier weken op rij het voorpagina-artikel. Maar hoogmoed komt voor de val. Correspondenten gingen morren dat zij ook wel weer eens op de voorpagina wilden staan. En na een drukke week waarin ik weer de halve regio was door gecrost én artikelen had uitgewerkt, betrapte ik mezelf erop dat ik op vrijdagmiddag zat te knikkebollen bij een directeur die de vijf kernwaarden van z’n basisschool aan me uitlegde.
‘Schrijft u dat niet op?,’ vroeg hij verbaasd.
‘U mailt dit toch nog?,’ redde ik me eruit.

Er kwam een nieuwe hoofdredacteur die het nieuws smeuïger wilde maken. De redactie bekeek het met argusogen. Ik schreef een stukje over dierenasiels die in het voorjaar vol zitten met jonge dieren en bedacht als kop – ik had het koppensnellen inmiddels redelijk in de vingers – ‘Trieste ogen achter tralies’. Ik vond het te melodramatisch, dus ik veranderde het in ‘Droevige ogen achter tralies’. Maar toen de hoofdredacteur langskwam, veranderde die ‘droevige’ terug in ‘trieste’. Ik wist meteen wat voor vlees ik in de kuip had.

Ook organiseerde hij een schaduwburgemeesterverkiezing. Burgemeester Rein Welschen trad af en tegen de wil van de bevolking werd niet PvdA’er Rob van Gijzel, maar Alexander Sakkers van de VVD tot burgemeester benoemd. Dat zorgde voor de nodige ophef en de hoofdredacteur stookte het vuurtje graag verder op door lezers te vragen hun kandidaten in te sturen voor de titel van schaduwburgemeester. Het overgrote deel van de inzenders droeg Van Gijzel voor, verder werden wat oud-wethouders genoemd die zich vereerd voelden dat er Eindhovenaren waren die ze nog kenden. Natuurlijk won Van Gijzel de verkiezing glansrijk waarna hij, zichtbaar ongemakkelijk, langskwam op kantoor voor de huldiging. Ik mocht ‘m kort interviewen. (Ik had vooraf mogen kiezen tussen Van Gijzel en Kiki Dee (ze trad rond die tijd op in Veldhoven); de keuze was niet moeilijk.)

De nieuwe hoofdredacteur zag het wel in me zitten. Hij vond dat ik een ‘fijne pen’ had; volgens hem lag er voor mij een glorieuze carrière in de huis-aan-huisbladenmarkt in het verschiet. Hij wilde me daarbij graag begeleiden. Ik dacht daar anders over, dus ik bedankte beleefd. De boodschap kwam niet over, ook niet na meerdere subtiele hints van mijn kant. Uiteindelijk stuurde ik m’n stagebegeleider naar het kantoortje van de hoofdredacteur die lacherig terugkwam dat hij het eindelijk had begrepen. Misschien niet de beste carrièrekeuze, maar ik heb altijd aan m’n onafhankelijkheid gehecht. Bovendien lagen m’n ambities bij de radio, niet bij de schrijvende pers.

‘Wat hier gebeurt kan echt niet,’ zei m’n stagebegeleider tegen het einde van m’n stageperiode. Hij knikte naar mij: ‘Hij schrijft dat allemaal op in z’n stageverslag he.’
‘Dat verslag wil ik zeker lezen voordat ie het inlevert,’ lachte de eindredacteur.

Vanwege m’n leuke stage heb ik het nooit over m’n hart kunnen verkrijgen om een nee/nee-sticker op m’n brievenbus te plakken. Ik weet dat er een redactie achter de krant zit die het beste voor heeft met z’n lezers, ook al is het nieuws dat Groot Eindhoven brengt niet hemelbestormend: deze week gaat het voorpagina-artikel over de Old Stars van de voetbalvereniging in Gestel. Het formaat van de krant is kleiner geworden, maar de layout is er op vooruitgegaan. En er staat niet eens zoveel reclame in.

Dat eindverslag heeft de eindredacteur trouwens nooit gelezen. Maar ik denk niet dat er een onvertogen woord in is gevallen, daarvoor heb ik het te veel naar m’n zin gehad. De 9 die ik als eindcijfer kreeg heeft zeker geholpen. Ook heb ik alle artikelen die ik heb geschreven zorgvuldig bewaard. Inclusief die foto op de voorpagina.

This entry was posted in Eindhoven, Media and tagged , . Bookmark the permalink.