Nu het voorjaar is aangebroken, ga ik weer vaak naar het skateparkje in Nuenen. Het is een fijn parkje om even te rollen na het werk, al moet het dan wel mooi weer zijn. In de wintermaanden is de skatespot te nat, en dus te gevaarlijk. Daarom heb ik pas vorige week voor het eerst weer ingedropt van de hoogste ramp in het parkje, iets dat ik vorig jaar eindelijk onder de knie heb gekregen. Maar na een winterstop van enkele maanden is indroppen toch spannend.
Deze doordeweekse middag had ik net een paar keer ingedropt toen ik uit de verte een groep kinderen van een nabijgelegen kinderdagverblijf naar het skatepark hoorde komen. Voor ik het wist werd het parkje overspoeld door een mierenhoop aan klein grut: rondrennend, of vechtend om die paar beschikbare stuntstepjes. Ik ging langs de kant zitten, wachtend op een rustiger moment om nog een paar keer in te droppen.
Toen de meeste kinderen naar een nabijgelegen speeltuin waren vertrokken, reden er nog een paar jongetjes op stepjes rond. Ze waren rond de tien jaar oud.
‘Gaat u niet skaten?,’ vroeg een van de kinderen.
‘Ja, straks,’ zei ik. Kinderen op stepjes zijn onberekenbaar, en indroppen is al spannend genoeg. Bovendien genoot ik, petje op, ogen dicht, van de voorjaarszon die in m’n gezicht scheen.
‘Ik wil uw skills wel eens zien,’ zei hij.
‘Die vallen best tegen,’ antwoordde ik lachend.
Een paar minuten gingen voorbij. Een tijd die voor het jongetje dat eerder naar m’n skills had geïnformeerd aanvoelde als een eeuwigheid.
‘Gaat u nou nog skaten?,’ klonk het nu dwingender. Inmiddels reden er nog maar drie kinderen op stepjes in het park, dus ik deed m’n elleboogbeschermers om, zette m’n skatehelm op en reed een paar rondjes. Daarna klom ik op de hoogste ramp, om nog een paar keer in te droppen.
‘Kunt u daar vanaf?,’ klonk het vol ongeloof.
‘Ja hoor. Jij toch ook?’ zei ik. Ik had ‘m al een paar keer met een stepje van de ramp af zien rijden. Dat is veel makkelijker dan met een skateboard, maar hij nam het compliment dankbaar in ontvangst.
‘Dat wil ik zien,’ zei hij.
Oké dan, dacht ik. Even twijfelde ik, maar toen deed ik een solide drop-in. Daarna reed ik nog wat rondjes, en maakte een paar kickturns en halfgeslaagde manuals; meer dan genoeg voor goedkeurende blikken van de kinderen. Vooral die hoge indrop blijft een sterke troef.
Toen ik weer langs de kant zat, kwam het jongetje dat me eerder zo dwingend had verzocht te gaan skaten naast me zitten. Ik deed m’n helm af.
‘Heej, ik zie nu pas dat u kaal bent,’ riep hij verbaasd. Even was ik geschokt door z’n vrijpostigheid. Kinderen zijn direct, maar hij leek me de leeftijd dat je zó direct bent wel ontgroeid. Ik besloot dat het ook een doodnormale opmerking was. Nouja, dacht ik, ik ben kalend, niet kaal.
‘Daarom draag ik een petje. Anders wordt het hierboven rood,’ zei ik, en tikte op m’n hoofd. ‘En zo knijp ik niet in m’n ogen als ik tegen de zon in kijk.’
Dat antwoord bleek afdoende. Toen de groep even later vertrok, bedacht ik dat ik dan wel kalend ben, maar dat m’n skills vooralsnog zijn goedgekeurd.
Goed gedaan!
Zou er een omgekeerde evenredigheid bestaan tussen die beide genoemde fenomenen? Minder …. meer skills….
Dat zou pas echt leuk zijn… 😉